Maar nog voor de geallieerden hun tri omfantelijke intocht hielden, waren de BS'ers er: de Binnenlandse Strijdkrachten, die onmiddellijk begonnen met het gevan gen nemen van NSB'ers en andere collabo rateurs.
Op een onwaarschijnlijk duidelijke foto van Ad Windig zie je hoe ordelijk en keurig dat toeging. Een kleine parade loopt in rus tige pas over het zachtglooiende plaveisel van de Oudezijds Achterburgwal. In het midden twee gevangenen, door vier gewe ren en een pistool gei"soleerd van de nieuwe bevrijde buitenwereld. Verderop bij het Rusland dralen nog de belangstellenden die getuige zijn geweest van het kernmoment: arrestatie en fouillering. Er zijn vrij veel mensen te zien, maar toch hangt er, wellicht door het bijna rimpelloze water, stilte op de gracht. In het kielzog van de processie zwermen als bromvliegen nog twee schriele padvinders en, aan de wallekant uiteraard, een afschuwelijk zeeverkennertje.
Een pagina in het boek Amsterdam, van bezet naar bevrijd, waarin een keuze uit de foto’s die Windig in het laatste oorlogsjaar en na de bevrijding maakte.
‘Op initiatief van Fritz Kahlenberg vormde zich in het laatste jaar van de oorlog een groep van fotografen, vaklieden en amateurs, met het doel de gevolgen van de bezetting fotografisch vast te leggen. Daar fotograferen door den be zetter verboden was, werkten de leden van de ze groep, 'De Ondergedoken Camera’ geheten, onder de moeilijkst denkbare omstandigheden zonder elkaar te kennen. (…) De medewerkers hadden hun toestel in boodschappen- of acte tassen of onder hun jas verborgen, maar ergens bevond zich wel een gaatje waar de lens door heen kon gluren. Vooral de vrouwen, schijnbaar slechts met hun gedachten bij voedselproble men, bewezen hierbij onschatbare diensten. De resultaten van hun werk, enige duizenden foto grafische documenten, werden reeds twee we ken na de bevrijding voor het Nederlandse pu bliek tentoongesteld.‘
Deze tekst staat voor in het boek Am sterdam tijdens de hongerwinter, direct na de oorlog verschenen bij uitgeverij Contact in samenwerking met De Bezige Bij. Het is een prachtig en gruwelijk boek. In ongeveer honderd foto’s, met een begeleidende tekst van Max Nord, wordt de meest ellendige periode in de geschiedenis van de stad en het afschuwelijke lot van de geteisterde be volking getoond. De meeste beelden in het grauwe gamma van het mooie oude koper diepdrukprocede zijn van Emmy Andriesse, Charles Breyer, Marius Meyboom, Cas Oorthuys, Krijn Taconis en Ad Windig. Sa men vervaardigden ze een indrukwekkend document. Of hoe je het verder ook wilt noemen: getuigenis, bewijsstuk of visueel monument.
Veel foto’s in het boek van Windig geven het oudste deel van de stad weer, de omge ving niet ver van het Waterlooplein zowel als de Burgwallen. Dimensies en details, licht en schaduw daarvan, behoren tot mijn eerste indrukken. Bij het bekijken van de wrange voorstellingen uit de omgeving van mijn vroegste jeugd kreeg ik de neiging om met het boek onder de arm diezelfde plaat sen weer op te zoeken om te kijken hoe de puien en winkelramen er nu uitzien, of je de blauwe stoepen en straatstenen nog terug kan vinden. Maar ook om een foto van de voedseluitreiking bij de gaarkeuken af te speuren of er grote mensen of kinderen op voorkomen die je misschien hebt gekend. Mijnheer Walvis van de Raamgracht, of klas genoot Wolly Korper, die naar vanille rook omdat zijn vader daarmee de geur van de zuurkraam en pekelaugurken in het pakhuis maskeerde. Ten slotte dacht ik werkelijk tussen een dichte rij wachtenden voor bak kerij Niemo"ller in de Damstraat het gezicht van mijn moeder tegen te komen. Het zou best kunnen, net zoals ik op foto’s van de onschuldige kleine 'zwarthandelaars’ op de Zeedijk een zoon en dochter herkende van de Zaanse vrouw die op nummer 52 woon de. Haar Chinese minnaar fabriceerde uit puistige suikerbieten op onnavolgbare ma nier de lekkerste ‘stroopballen’, die door de kinderen werden uitgevent.
Een foto waarop de oorlogszon bijna voelbaar is, laat twee huisnummers zien: 130 en 132. Daaraan is de plek zonder moeite te determineren, al is het bijna vijftig jaar geleden. De geveldecoraties naast de deur zitten er nog, maar dat is dan ook het enige, nu van het smerigste bruin dat je je kunt voorstellen; de tegels in het portiek zijn nog dezelfde.
De foto’s geven, ondanks het zonlicht, een tragische stad en de ontluisterde inwoners daarvan weer. Een essentieel beeld is dat van een eenza me, uitgemergelde man met aan zijn voeten de deerniswekkende fluistering om hulp: ‘HOngER En SwaK’.
Bijna honderd alleszeggende beelden, het assortiment strekt zich uit tot na de bevrij ding. Montgomery en Eisenhower zijn vast gelegd, en de imposante herbegrafenis van Hannie Schaft.
Hoewel het onzin is om de ene foto ‘mooier’ of ‘beter’ te vinden dan de andere, blijf je toch om enkele ervan langer rondcir kelen. Is er toch esthetica in geslopen, of is er slechts sprake van een natuurlijk over wicht van vlakverdeling en moment? Deze nog maar in een korte traditie werkende fo tografen van de geheime groep waren dank zij hun beperkingen de tijd eigenlijk ver vooruit.
De laatste foto in het boek is gemaakt gedurende de twee minuten stilte bij de eerste dodenherdenking op de Dam op 4 mei 1946. De meest bekende foto van Ad Windig: veel tasjes, hoedjes, brilletjes en handschoentjes, bijeengehouden door vier vrouwen daaronder. Fossielen van Holland se stijf- en saaiheid, die niettemin ook net een oorlog achter de rug hadden. Hun ui terlijk suggereert dat ze daar ongeschonden uit te voorschijn zijn gekomen. Voor de rest: mondje toe.
Wie schreef ook alweer, of zei of dacht alleen maar, en laat ik het voorzichtig her halen: ‘The past is another country, they do things different there.’
Dichters & Denkers
Oorlogszon het verleden is elders
Ad Windig: Amsterdam, van bezet naar bevrijd: From Occupation to Liberation. Kempen Publishers, 100 blz., f79,50
Wacht maar, na de oorlog komen de Russen. Die zijn nog erger dan de Moffen, ze slaan een ijzeren haak door je nek en daar word je aan opgehangen!‘ Een ontstellende tijding, zo maar onder het spe len door een vriendje gebracht. Mijn eerste 'waar ik was’-herinnering, op de even zijde van de Zwanenburgwal, uitzicht biedend op Waterlooplein en Lange Houtstraat. Die Russen waren dus niet iets om op te gaan zitten wachten, maar gelukkig bleek het ventje verkeerd ingelicht en kregen we in plaats daarvan Canadezen. Die hadden wel wat anders aan hun hoofd.
www.groene.nl/1994/9