SUCRE – ‘Morir antes que esclavos vivir’, galmt het Boliviaanse volkslied over de plaza van Sucre. ‘Liever sterven dan als slaven leven.’ De plaatselijke politici trekken er een ernstig gezicht bij en leggen hun vuist op het hart. Zij grijpen de Asamblea Constituyente aan om hun claim kracht bij te zetten dat het parlement, de senaat en het ambtenarenapparaat weer hun grondwettelijke plaats krijgen in Sucre, de officiële hoofdstad. Weg uit La Paz, de feitelijke hoofdstad. De claim lijkt kansloos, want in het koloniale Sucre is nergens een modern kantoorgebouw te vinden dat zelfs ook maar het allerkleinste ministerie zou kunnen huisvesten.
Tijdens deze grondwetgevende vergadering is er iedere dag weer een andere groep die de aandacht opeist. Meestal betreft het een afvaardiging van een indiaans volk, maar ook de rijke inwoners van Santa Cruz laten zich horen. Zij willen dat hun provincie autonoom wordt, zodat ze de aardolie- en aardgasopbrengsten niet hoeven te delen.
Ook is er een groep jongeren uit Santa Cruz ingevlogen om zich te manifesteren en liefst een relletje te organiseren. Met hun groenwitte vlaggen zijn ze gemakkelijk te herkennen. De oproerpolitie neemt al strategische posities in, maar er gebeurt niets. De jonge Cruceños vergapen zich vooral aan de overal aanwezige indiaanse afvaardigingen en het plaatselijke vrouwelijk schoon.
De vergadering vindt plaats in het Colegio Junin, een voormalige school. De verschillende commissies vergaderen dagelijks in de omgebouwde klaslokalen. Een peloton oproerpolitie staat gereed op de binnenplaats. Op een muurkrant staat het grondwetsvoorstel van de regeringspartij van Evo Morales. Er worden een stuk of veertig officiële talen voorgesteld. Sommige van die talen worden slechts door vijfhonderd mensen gesproken.
Een jongetje in indiaanse klederdracht loopt rond op voetbalschoenen met noppen, waarschijnlijk zijn enige paar schoenen. Hij hoort bij een groepje afkomstig uit de hoogvlakte dat in autochtone kledij naar Sucre is afgereisd om hun eisen te verwoorden. Dat blijken voornamelijk de cultivering van de eigen taal en cultuur te zijn, traditionele rechtspraak en eigendomspapieren van hun grond. Dat maken ze een afvaardiging van de Asamblea duidelijk. Als dat gebeurd is, maken ze een ronde door het hele gebouw terwijl ze op hun traditionele muziekinstrumenten spelen. Het belangrijkste instrument is een kruising tussen een fietspomp en een totempaal en het geluid dat het voortbrengt is nogal karakteristiek. Niet iets waar je bussen vol toeristen mee trekt.
De man met de mooiste muts is Froilan Arce. Hij is assistent van een gekozen grondwetmaker en hoort tot de stamraad van de Aylus y Marcas uit Cochabamba. In zijn gemeenschap spreken de mensen Quechua en Aymara. Spaans is niet zijn moedertaal. Toch weet hij duidelijk te maken dat zijn gemeenschap arm is. Zijn mensen, vertelt hij, verbouwen aardappels en quinua. Ze steunen president Morales, maar zijn het lang niet altijd met hem eens. Ze willen dat hun grondgebied min of meer de status van een reservaat krijgt waar hun eigen traditionele recht geldt. Het gaat vooral om onderlinge geschillen waarvoor ze nu een dure advocaat uit de stad moeten inhuren en waarbij ze vervolgens jaren moeten wachten op een gerechtelijke uitspraak. Als een westerling per ongeluk iemand dood rijdt op hun grondgebied, zouden ze hem uitleveren aan een nationale rechtbank.
Er wonen in Bolivia, in de Yungas, ook dertigduizend zwarten, die Afro-Bolivianen worden genoemd. Het is geen aanbeveling voor het democratische gehalte van de Asamblea dat er niet één Afro-Boliviaan tot grondwetmaker is gekozen. Wel is de struise Marfa Inofuentes naar Sucre afgereisd om hun belangen te vertegenwoordigen. Ook bij haar draait het om erkenning van het bestaan. Haar gemeenschap zou graag een officiële volkstelling van hun woongebied zien en apart worden vermeld in de grondwet.
Is de bestaande grondwet dan zo slecht? Nergens staat dat indianen of Afro-Bolivianen minder rechten hebben dan blanken. Of dat indiaanse talen verboden zijn. Er staat dat martelen verboden is, dat staatsgrepen niet kunnen en dat Bolivianen elkaar niet mogen discrimineren. Kortom, de gangbare bepalingen van een hedendaagse grondwet van een westerse natie. Maar daar zit ’m juist het probleem. De grondwet benoemt de katholieke godsdienst tot staatsgodsdienst, het Spaans tot officiële taal en heeft het nergens over rechten van indianen op hun eigen territorium, rechtspraak, cultuur, godsdienst of taal. En dat terwijl volgens officiële schattingen 85 procent van de Bolivianen van indiaans of gemengd bloed is.
Salvador Schavelzon is in elk geval geen Boliviaan. Hij is een Argentijnse antropologiestudent die de Asamblea bestudeert om er zijn doctoraalscriptie over te schrijven. ‘Bolivia is een fraaie combinatie van een westerse samenleving en traditionele samenlevingen’, zegt hij. ‘Op deze Asamblea wordt het onzichtbare zichtbaar gemaakt. De mensen in de steden zien nu pas hoeveel volkeren er in hun land leven. Dit is het tegenovergestelde van een gewelddadige revolutie. Als het de mensen lukt om een nieuwe grondwet op te stellen en aan te nemen, kunnen we spreken van een democratische revolutie.’
In het monumentale theater van de Asamblea is de perstribune afgeladen met vooral veel cameraploegen. Er is een plenaire zitting gaande. Er gebeurt niets, behalve dat er in de constitutionele wandelgangen veel vrouwen met bolhoedjes en mannen met felgekleurde poncho’s rondlopen.
Onder de schaarse grondwetgevers met stropdas bevinden zich Hormando Vaca Diez, een politicus die een aantal jaren in de gevangenis heeft gezeten wegens narco-activiteiten, en Samuel Doria Medina, een van de rijkste zakenmannen van het land. De voorzitter van de vergadering, Silvia Lazarte, legt uit dat de Asamblea meer tijd gaat vragen aan het nationale parlement. In elk geval tot half december. Daar is vrijwel iedereen het mee eens. Dan krijgt de eerste grondwetgever het woord. Hij praat een kwartier vol met dankbetuigingen en andere gemeenplaatsen. Ook de tweede en derde spreker nemen twintig minuten de tijd om uit te leggen dat het uitstel zeker nodig is en dat ze hopen dat er snel een nieuwe grondwet komt. De zestig sprekers hebben tot ruim na middernacht nodig om hun zegje te doen. En alles moet op video.
Een paar dagen later vindt er op het vliegveld een incident plaats. Adolfo Chávez, een jonge indiaanse leider uit Santa Cruz, is naar Sucre gevlogen om zijn zegje te doen. Zijn achterban is te voet op weg naar de stad. Fernando Morales, een dikbuikige, min of meer blanke grondwetgever uit Santa Cruz vindt dit verraad. Aan wie is niet duidelijk. Een televisieploeg wil de jongeman interviewen, maar Morales staat dat niet toe: die scheldt hem de huid vol. Hij geeft hem zelfs een oorvijg en daarna een punter (met cowboylaars) onder zijn achterwerk. De camera draait intussen door en dat levert een staaltje onvergetelijke televisie op. Het fragment wordt eindeloos herhaald op alle zenders. De indiaanse leider is een nationale held geworden en de partijleiders van de dikbuikige laten hem zijn zetel inleveren. Ze rollen over elkaar heen om aan te geven dat ze he-le-maal niet racistisch zijn.
En zo zullen er nog heel wat incidentjes plaatsvinden voor de Asamblea Constituyente het Boliviaanse volk een nieuwe grondwet kan voorleggen. Die moet daarna ook nog per referendum worden goedgekeurd.
Veel Bolivianen zijn het met elkaar eens: als je binnen een redelijke termijn een nieuwe grondwet wilt hebben, dan is dit circus geen goed plan. Maar misschien gaat het niet om snel een nieuwe grondwet. ‘Liever sterven dan als slaven leven’ is een mooie zin, maar werd gek genoeg in 1845 door een blanke bovenklasse geschreven toen het lijfeigenschap nog bestond. Met de verkiezing van Evo Morales wil nu ook de allerlaatste indiaan zijn ketenen afwerpen. Daar wil hij best even de tijd voor nemen. En wellicht dat het land dan eindelijk ook de politieke stabiliteit krijgt waar het al sinds de onafhankelijkheid in 1825 naar smacht.