Arthur Badaljan van buurtwinkel Priwet, 7 juni 2022 © beeld Roger Cremers

Arthur Badaljan dacht precies te weten wie er in de nacht van 7 maart een steen door de ruit van zijn winkeltje Priwet Rossia (‘Hallo Rusland’) had gegooid. Sinds Vladimir Poetin twee weken daarvoor zijn ‘speciale militaire operatie’ aankondigde, gebeurden er rare dingen in Arthurs zaak aan de Amsterdamse Vijzelstraat. Een jongeman stormde meermaals zijn winkel in. Hij slingerde dan dreigementen naar Arthurs hoofd. En er werden handgeschreven brieven onder de deur door geschoven. ‘Beware of your windows’, had iemand er in blokletters met blauwe stift op gekrast. ‘The Ukranians will come. Slava Ukraini.’

Praten had geen enkele zin. De man was steeds de winkel uitgerend voordat Arthur het had kunnen uitleggen. Dat hij helemaal geen Rus is, maar een Armeniër. Dat de naam op de gevel gewoon een vrolijke knipoog is. En dat zijn zaak geen Russische winkel is, maar een Oost-Europese supermarkt met Tsjechisch gebak, Roemeense worstjes en Poolse bietensoep.

Toen Arthur (51) het winkeltje in januari overnam van een vriend, was de spanning al om te snijden aan de Russisch-Oekraïense grens. Zijn zaak lijkt niet meer op hoe zijn voorganger het aan hem overdroeg. In Arthurs vitrine geen poppetjes beschilderd met Poetin, Jeltsin, Gorbatsjov en Stalin. Geen rode sterren, dozen met sovjetspeldjes, kanten kleedjes met Cyrillische borduursels en koperkleurige kitsch. Het woord Rossia heeft Arthur na het incident van zijn gevel gesloopt. Met kinderlijke eenvoud trok hij de letters een voor een uit de houten plank boven de voordeur. Nu liggen de zeven rode tekens op een kast achter in de zaak, alsof ze elk moment weer van stal kunnen worden gehaald. Maar Arthur schudt zijn hoofd. Hij wil niemand kwetsen. Het is beter zo.

Met de invasie in Oekraïne heeft de sovjetnostalgie voor onbepaalde tijd haar onschuld verloren. Alleen de traditionele matroesjkapoppetjes hebben de overname doorstaan, als lokaas voor de Amerikaanse en Australische toeristen die er dol op zijn. Die arme matroesjka’s hebben volgens Arthur niets verkeerd gedaan.

Op 28-jarige leeftijd vluchtte Arthur met zijn vrouw naar Nederland, als slachtoffer van het conflict om Nagorno-Karabach. Als kind van een land in oorlog kan hij niet anders dan 22 jaar later zijn hand uitsteken naar de nieuwe vluchtelingen uit het Oosten. Toen er gedemonstreerd werd op de Dam deelden hij en zijn vrouw gratis Oekraïense vlaggetjes uit en hij zamelden geld in voor de vluchtelingen. Als hij iets voor ze kan doen, het maakt niet uit wat, dan doet hij het.

Keerpunt Oekraïne

Sinds der eerste Russische kruisraketten op 24 februari 2022 neerdaalden op Kiev wordt de aanval op Oekraïne een historisch keerpunt genoemd. Maar wat er dan veranderd is? Aan de hand van tien grote en kleine hoofdrolspelers (plus één Risk spelende ex-generaal) maakt De Groene Amsterdammer voor het eerste de balans op.

In een nabij verleden was Arthurs winkel nog een sovjet-meltingpot. Stapte je vanaf de drukke Amsterdamse straat de drempel over, dan waande je je in een wereld van gedeelde geuren, tradities en gerechten. Nog steeds liggen achter de kassa de Oekraïense snoepjes naast de Russische zoetigheid. Uit elk voormalig sovjetland heeft Arthur een eigen jam, een speciaal koekje of een authentiek stuk kaas. Zijn klanten kwamen uit alle Oost-Europese windstreken. Russische mannen die trouwden met Oekraïense vrouwen en zelf het product zijn van een Moldavische moeder en een Poolse vader. Ze koesterden vriendschappen door het hele Oostblok.

Tot 24 februari. Oekraïners wílden niet meer komen, Russen durfden niet meer, en iedereen die daartussenin zit vond het maar ingewikkeld. Arthur zag dertig jaar oude vriendschappen voor zijn neus verdampen. De klanten bleven weg, de bestellingen bleven uit. Zijn winkel viel stil, met de ingeslagen ruit als dieptepunt. Politie en wijkagenten rijden sindsdien dagelijks langs de zaak.

Zijn Oekraïense klanten keren inmiddels terug, maar Arthur ziet nog weinig Russen de moed verzamelen om zijn drempel over te stappen. Het is schaamte, ongemak, het gevoel ongewenst of niet welkom te zijn. Ze hebben tijd nodig. Arthur blijft neutraal, wil beide kampen begrijpen. Wat voor zin heeft het om een kant te kiezen, alsof het een voetbalwedstrijd is? Oorlog kent alleen maar verliezers, dat weet hij als geen ander. En hij is ook maar gewoon een zakenman die zijn geld moet verdienen. Als de oorlog voorbij is, moet iedereen weer door zijn deur kunnen.

Voor de stenengooier was het niet genoeg, maar Arthur deed geen aangifte. Het is oorlog in het vaderland van die arme jongen. Hij snapt dat.