
In zijn boek De passage naar Europa karakteriseert historicus en filosoof Luuk van Middelaar de politicus die het verschil kan maken als een ‘tijdkunstenaar’. Dankzij zijn gevoel voor het cruciale moment weet de politicus die deze kunst meester is wanneer hij de geschiedenis een beslissende draai kan geven en een doorbraak naar nieuwe verhoudingen kan forceren. Kortom, aldus Van Middelaar: ‘Hij schept feiten op de drempel van het ogenblik.’
In dat licht gezien, ontgaat je iets als je het Europese initiatief van Angela Merkel en Emmanuel Macron droogjes als een ‘herstelfonds’ betitelt of, dramatischer, als een ‘reddingsplan’. Met die termen uit het economische jargon mis je de politieke crux van hun plan voor een fonds van de gezamenlijke EU-lidstaten, bedoeld om het leed te verzachten in de landen die de coronacrisis het hardst treft.
In een hachelijke fase in het bestaan van Europa zetten de leiders van Duitsland en Frankrijk hun volle politieke gewicht achter een actie om de Europese Unie hechter aaneen te smeden, dwingen ze andere lidstaten te tonen hoe ver hun Europese engagement daadwerkelijk gaat en leggen ze de verlakkerij van de nationaal-populisten bloot. Hun drijfveer is het besef dat de EU in crisistijd onmisbaar is om Europa te behoeden voor economische chaos en vredesbedreigende conflicten tussen landen.
In een gezamenlijke persconferentie met de Franse president, op de avond van de achttiende mei, liet bondskanselier Merkel zien wat Van Middelaar bedoelt met politiek leiderschap dat het ogenblik benut. In minder dan twee minuten schetste zij de onontkoombaarheid van een koerswending in de EU waarbij de lidstaten meer gezamenlijke verantwoordelijkheid voor elkaar nemen. De coronacrisis is daar het moment voor, betoogde zij: ‘Crisistijden zijn ook altijd tijden om te strijden voor een idee. Frankrijk en Duitsland treden hier voor het Europese idee in het strijdperk.’
Om de aard van dat Europese idee te schetsen, herinnerde ze aan de complottheorieën die tijdens een crisis in vruchtbare aarde vallen, aan het politiek extremisme, de opspelende haatgevoelens tussen volkeren en groepen, het antisemitisme. Merkel: ‘Op dat alles luidt het antwoord: Europa moet gezamenlijk handelen. In zijn eentje heeft de nationale staat geen toekomst. En als ik voor Duitsland spreek: met Duitsland zal het op den duur alleen goed gaan als het met Europa goed gaat. Dat is zo helder als wat. Dat geldt zowel voor de vrede en vrijheid, als voor het welzijn en de welvaart.’
Merkel voegde zich met deze woorden naar de continuïteit van de Duitse naoorlogse geschiedenis. Sinds 1945 is het axioma van de Duitse politiek dat het land in Europa moet zijn verankerd. Acht jaar na Hitlers veroveringsoorlog deed de schrijver Thomas Mann de befaamde uitspraak waarin die stelregel is vervat: zijn land moet ‘geen Duits Europa maar een Europees Duitsland’ nastreven.
Des te krachtiger was het signaal dat Merkel gaf met haar breuk met de historische continuïteit: zij is bereid een taboe in de Duitse monetaire orthodoxie te slechten. Dat deed ze door akkoord te gaan met de primeur van collectieve Europese leningen. In het reddingsplan mag de Europese Commissie voor het eerst namens de lidstaten geld ophalen op de internationale kapitaalmarkt, om dat als giften door te sluizen naar de landen die in hun economie het hardst worden getroffen. Zo breekt Merkel met het leerstuk uit de eigen financiële rechtzinnigheid dat Europa geen ‘transferunie’ mag worden, een tussenstation om geld van goed presterende economieën zoals de Duitse en de Nederlandse over te hevelen naar de armere zuidelijke lidstaten.
Uitzonderlijke tijden vragen om uitzonderlijke maatregelen, luidde het argument van Merkel: ‘Als we nu geen moedig voorstel zouden doen, dan laten we de gebeurtenissen op hun beloop.’ Ook al is het dan nu bij wijze van uitzondering, uit de primeur van de gemeenschappelijke Europese lening kan een nieuwe financiële architectuur van de Unie voortkomen waarin Noord- en Zuid-Europa vaster aan elkaar zijn geklonken.
Dat is een keuze voor realistische belangenpolitiek, want de noordelijke landen zijn erbij gebaat dat Zuid-Europa niet wegzakt in een poel van economische en sociale ellende. Daar zijn ook politieke redenen voor: de dreiging van een populistische reactie of zelfs een terugkeer van het fascisme. Al vóór de coronacrisis manifesteerde zich dat, verhuld of openlijk, in politieke groeperingen als Lega (Italië), Vox (Spanje) en Gouden Dageraad (Griekenland).
Extremistische bewegingen gedijen op vijandbeelden. Europa heeft daarvoor leergeld betaald in de eurocrisis van tien jaar geleden, toen Noord- en Zuid-Europeanen in elkaar de bron van de eigen tegenspoed gingen zien. Noord-Europeanen kregen het idee dat zij moesten bloeden voor laks economisch beleid van de zuidelijke lidstaten; Zuid-Europeanen waren geneigd hun bedreigde bestaanszekerheid toe te schrijven aan de saneringseisen die noordelijke EU-leden aan hun economieën stelden. Zij ervoeren die bejegening als een vorm van ‘economische heropvoeding’, in de woorden van de groene politicus Joschka Fischer.
Daarom is Merkel er alles aan gelegen de indruk weg te nemen dat met het herstelfonds van haar en Macron goed geld naar kwaad geld wordt gesmeten. Concreet gaat het bij de Europese lening om een bedrag van vijfhonderd miljard euro. De lidstaten lossen die schuld in vijftien jaar af, naar rato van de gebruikelijke verdeelsleutel waarbij de grootte van hun economie bepalend is voor hun bijdrage. Uitgesmeerd over vijftien jaar zal dat voor geen enkel land een grote last zijn, zeker niet voor de noordelijke lidstaten. Sterker nog: het is naar alle waarschijnlijkheid een investering in de Zuid-Europese afzetmarkt die zich ruimschoots laat terugverdienen, in de vorm van export naar de landen rond de Middellandse Zee.
Heel Europa profiteert dus van het herstelfonds, ook al gaat het grootste deel van het geld naar de zuidelijke lidstaten. De Duitse oud-Europarlementariër Daniel Cohn-Bendit had de meest beeldende formulering voor de aaneengeklonken belangen van zijn land en die van Europa: ‘Als Europa ineenstort’, zei hij in Libération, ‘zal dat de zelfmoord van Duitsland zijn.’
Een andere les die Merkel en Macron uit de eurocrisis van 2010-2015 hebben getrokken, is dat het aandrijvingsmechanisme van de EU niet mag breken – de Frans-D uitse as. In de eerste weken van de coronapandemie kozen de lidstaten voor eigen land eerst en leek de EU weg te zinken in beleidsmatige lethargie, zozeer zelfs dat de oude EU-coryfee Jacques Delors (94) voor het voortbestaan van de Unie zei te vrezen. De EU kan niet, zo blijkt opnieuw, zonder de kritische massa die Duitsland en Frankrijk samen vormen in de koersbepaling van Europa.
Merkel en Macron treden in de voetsporen van hun voorgangers Helmut Kohl en François Mitterrand. Zij hielden begin jaren negentig Europa bij elkaar met de belangenruil die uiteindelijk resulteerde in de invoering van de euro. Op voorwaarde van de komst van een gezamenlijke Europese munt stemde Mitterrand destijds in met de hereniging van West- met Oost-Duitsland, het doel waarnaar Kohl streefde. De Franse president had met die monetaire inkapseling van Duitsland de verzekering dat dat machtige land niet van Europa zou wegdrijven.
Volgens Luuk van Middelaar verheft een politicus zich tot de status van tijdkunstenaar als hij het juiste moment afwacht om een nieuwe politieke constellatie te scheppen. Slaagt hij daarin, schrijft Van Middelaar, dan maakt hij van het moment een ‘passage’ tussen het verleden en de toekomst – vandaar de titel van zijn boek: De passage naar Europa.
Het is nog afwachten of het Europese initiatief van Merkel en Macron zo’n passage naar een nieuwe, hechtere vorm van Europese samenwerking zal zijn. Met hun plan om het lot van Noord-Europa nauwer te verknopen met dat van Zuid-Europa laten de beide regeringsleiders zien dat zij de dynamiek van het Europese eenwordingsproces aanvoelen. Bij eerdere grote crises koos Europa telkens voor een nieuwe stap in dat proces. Op de Suezcrisis van 1956 bijvoorbeeld, die de tanende macht van Europa in de wereld openbaarde, volgde een jaar later de vorming van de Europese Economische Gemeenschap (eeg), de voorloper van de EU. Na de val van de Muur in 1989 kreeg de eenwording een nieuwe impuls, onder meer met de vorming van de interne markt, de aansluiting van de voormalige sovjet-satellietstaten bij de Unie en de uitbreiding van de bevoegdheden van de Europese instellingen.
Het is nog te vroeg om te concluderen dat de coronacrisis ook zo’n stimulerend effect op het Europese project zal hebben. Met elke stap in de eenwording neemt de spanning tussen de noodzaak van een hechter Europa en nationale gevoelens van weerstand tegen dat proces toe. De populisten bespelen die gevoelens met hun beeldvorming van de EU als een ‘superstaat’ of een ‘Brusselse moloch’. Reëel is dat beeld niet – gerelateerd aan het aantal inwoners heeft de Nederlandse overheid bijna tachtig keer zoveel ambtenaren als de EU – maar krachtig in zijn appèl aan anti-Europese sentimenten is het wel.
In dat spanningsveld tussen verstand en gevoel, tussen realistische belangenpolitiek en populistisch schimmenspel, moeten de Europese regeringsleiders opereren. Hun top in juni wordt beslissend voor het Frans-Duitse initiatief. De regeringsleiders buigen zich daar over de voorstellen die de Europese Commissie deze week heeft gedaan om Europa door de crisis te helpen. Met hun initiatief hebben Merkel en Macron daarop een voorschot genomen. Nederland is op de top ‘hét land om in de gaten te houden’, zoals de Brusselse correspondent van de Financial Times schreef: op de top is premier Mark Rutte de officieuze leider van de ‘vrekkige vier’. Dat is de bijnaam die Nederland, Denemarken, Zweden en Oostenrijk in Brussel hebben verworven met hun verzet tegen tegemoetkomingen aan de mediterrane landen zolang zij jaar na jaar de maximumgrenzen overschrijden die de EU stelt aan staatsschuld en overheidstekort.
Vooralsnog zijn Rutte en zijn medestanders stellig in hun afwijzing van het Frans-Duitse plan. Hoewel zij uit louter economisch oogpunt argumenten aan hun zijde hebben, zouden ze met een onvoorwaardelijk ‘nee’ de politieke crux van het initiatief van Merkel en Macron negeren: nu gaat het erom de EU bijeen te houden. Anders kan de coronacrisis een passage naar Europese chaos en conflicten worden en dreigen de nationaal-populisten, niet de EU, een beslissende draai aan de geschiedenis te geven. De vraag na de top zal dan zijn wie in de coronacrisis de tijd het best heeft verstaan.