«Opnieuw vecht het joodse volk een eenzame strijd. Zoals na de Tweede Wereldoorlog kampbeulen en andere jodenmoordenaars met steun van velen in Europa — en nadrukkelijk met de hulp van de roomse kerk — veilige heenkomens vonden in Latijns-Amerika (Eichmann in Argentinië bijvoorbeeld), in Egypte en Syrië (Alois Brunner, Eichmanns rechterhand bijvoorbeeld), zo koesteren Amerika, dat na ’45 Hitlers V2-raketbouwer Werner von Braun als een held binnenhaalde, en Europa voornoemd, Arafats Palestijnse Autoriteit als vrijhaven en schuilplaatsen van nieuwe notoire beulen.»
Was getekend G. Philip Mok, onafhankelijk denker en hardliner. De passage is afkomstig uit zijn vaste column in het Nieuw Israelitisch Weekblad. Zijn op één na laatste. Ze waren onverbiddelijk bij het NIW, ook al was hij reeds meer dan dertig jaar columnist. De vredesakkoorden van Oslo noemt hij geen knip voor de neus waard, de Verenigde Naties zijn een verdorven organisatie die hand-en-spandiensten verleent aan Hezbollah, en Israël dient geen millimeter grondgebied van Erets Jisraeel (Israël en de Palestijnse gebieden) te ontruimen. «Die mevrouw zei niets over mijn visies toen ze me de laan uitstuurde», zegt Mok, doelend op hoofdredacteur Carine Cassuto. «Ik mocht blijven als ik afstapte van de politiek. ‹U schrijft zo mooi over het verdwenen joodse leven›, zei ze. Ja, dank je de koekoek. Buitenlandpolitiek is mijn specialisme. Ik wil geen zielepiet worden. En toen lag ik eruit.»
Volgens Mok (64) is het tekenend voor de sfeer in Nederland. Zelfs het NIW durft geen potje meer voor Israël te breken. «We zijn weer terug bij af. Nederland bouwt een Palestijnse haven en een Palestijnse politieacademie. Nederland leidde Palestijnse ordetroepen op. Daarvan werd de eerste lichting in 1995 gefotografeerd terwijl ze de Hitlergroet brachten. Ik heb die foto hier nog ergens liggen. Die haven kun je al met kleine bootjes binnenvaren, al is hij nog lang niet klaar. Waarschijnlijk heeft Arafat hem gebruikt om mortieren aan land te brengen, waarmee hij joodse nederzettingen laat beschieten. Een flagrante schending van de Oslo-akkoorden. Dergelijke zaken verneem ik via de Israëlische pers. Hier lees je d’r niks over.»
Nederland — Israël, het botert een stuk minder dan vroeger. Althans, op het eerste gezicht. Israëls militaire optreden in Libanon en de keiharde repressie van twee Palestijnse intifada’s hebben het stereotiepe beeld van Israël op zijn kop gezet. Werden de Israëli’s vroeger vooral gezien als degenen die vochten voor hun bestaansrecht en de dorre woestijn en passant tot leven brachten; nu worden ze veeleer beschouwd als wrede bezetters die op Palestijnse kinderen schieten. Vreemd genoeg is dát wat beklijft. Het beeld van uiteengereten jongeren voor een disco in Tel Aviv, opgeblazen door een Palestijnse leeftijdgenoot van Hamas omhangen met explosieven, nestelt zich minder makkelijk in het geheugen. Zou dat zijn omdat het zo gruwelijk is?
Nederlandse internationale beleidsmakers trekken zich doorgaans weinig aan van de binnenlandse publieke opinie. Toch lijkt ook de politieke lijn van Nederland ten opzichte van Israël veranderd. Nederlandse steun is minder vanzelfsprekend, zo schijnt het, dan vroeger. Half oktober ontving premier Kok Yasser Arafat hartelijk en sprak zich in navolging van de Britten en Amerikanen uitdrukkelijk uit voor de stichting van een Palestijnse staat. In deze tijden van zelfmoordaanslagen door terreurgroepen als Hamas en Islamitische Jihad was dat flink tegen de schenen van de Israëlische premier Sharon.
Eerder al koerste minister Herfkens van Ontwikkelingssamenwerking woest aan op een diplomatieke rel nadat eind september Israëlische tanks en bulldozers het bouwterrein van de Gaza-haven met de grond gelijkmaakten. Herfkens beschouwde de actie als een «provocatie». «Er wordt hier even elf miljoen gulden Nederlands belastinggeld en ontwikkelingshulp met de grond gelijk gemaakt. Ik vind dat nogal een slag, een beetje in mijn gezicht zelfs», sprak ze indertijd op Radio 1. Dat de schade beperkt bleef, de haven nog lang niet afgebouwd was en dat de Israëli’s grondige vermoedens hadden dat de Palestijnen vanaf het haventerrein mortieren afvuurden, deed minder ter zake.
Mok: «Ik identificeer mij volledig met de staat Israël. Israël vult voor mij de holle kies van de Amsterdamse jodenbuurt, waar sinds de oorlog niets meer van over is. Je kunt altijd naar Israël vluchten, mocht dat nodig zijn. Je hebt het recht daar te leven. Maar dat betekent niet dat ik het als vanzelf eens ben met de Israëlische politiek. Ik kan mij niet verenigen met de compromissen zoals die zijn gesloten in de akkoorden van Oslo. Kijk maar waar die zogenaamde poging tot vrede ons heeft gebracht. En Sharon vind ik soms te wankelmoedig.»
Sinds de aanslagen van 11 september is het bon ton te beweren dat het Israëlisch-Palestijnse conflict aan de basis ligt van al-Qaeda’s terreur. In die visie zou het vooral de Israëlische halsstarrigheid zijn die het conflict in stand houdt. Bin Laden refereert daar voortdurend aan: de Pales tijnen moeten terug naar huis en de joden weg uit Jeruzalem. In een emotionele toespraak waarschuwde Sharon ervoor Israël niet te offeren aan het kwaad, zoals de Britse premier Chamberlain in 1938 in München deed met Tsjechoslowakije. «Israël is de jood onder de staten», zegt Mok. «Je ziet nu al waar het heen gaat. Arafat, de grootste terrorist van allemaal, wordt in de coalitie tegen het terrorisme opgenomen, maar Israël moet daarbuiten blijven. Het wordt tijd dat Nederland eens stopt met dat kwezelige achter de Palestijnen aanrennen. Nederland moet zich realiseren waarom het ooit pal achter Israël stond.»
Zo pal was dat niet, meent dr. Fred Grunfeld, politicoloog aan de universiteit van Maastricht. Hij onderzocht uitvoerig de Nederlands-Israëlische verhoudingen, met name in de periode 1973-1982. «Nederland was een van de laatste landen ter wereld die Israël erkende.» Binnen de Nederlandse bevolking hielden de denkbeelden over Israël in de jaren vijftig verband met de zuil waartoe men behoorde. De socialisten waren pro-Israël wegens de kibboetsbeweging en de gelijkwaardigheid die er werd gepredikt. De liberalen steunden Israël als de enige democratie in het Midden-Oosten. De calvinisten voelden zich verbonden met het oudtestamentische land. De katholieken waren juist pro-Arabisch. Zij dachten erg aan de oliebelangen en zagen het bovendien niet zitten dat de joden de dienst zouden uitmaken in Jeruzalem. Volgens Grunfeld is dat een lijn die binnen de publieke opinie nog steeds geldt.
In de politiek lagen de verhoudingen echter anders. Daar was men bijna zonder uitzondering pro-Israëlisch. Grunfeld: «Na de oorlog waren er vrijwel altijd pro-Israëlische ministers aan het bewind op Buitenlandse Zaken en Defensie. Hun houding werd mijns inziens beïnvloed door de oorlog. Lubbers refereerde in een toespraak aan de angst die hij als jongetje had om opgepakt te worden wegens zijn zwarte haar. En Vredeling was nog duidelijker toen hij zei: ‹Een keer heb ik machteloos moeten toezien wat de joden werd aangedaan. Nu ik macht bezit, zal ik dat ten koste van alles tegengaan.›» Vredeling werd gesteund door de top van de krijgsmacht en liet in het geheim wapens overvliegen naar Tel Aviv.
Tijdens de oorlogen van 1967 en 1973 steunde Nederland Israël actief. In 1973 bezetten voor het eerst socialisten de posten van Defensie en Buitenlandse Zaken. Toen duidelijk werd dat hun pro-Israëlische houding economische repercussies had in de Arabische wereld, hieven de liberalen het vingertje. «Ook in de pers werd toen eigenlijk voor het eerst de pro-Israëlische politiek bekritiseerd. In De Telegraaf, Het Parool en de NRC.»
Het omslagpunt in zowel de politiek als de publieke opinie komt in 1982 als Israël met veel geweld Zuid-Libanon binnenvalt. De PvdA eist financiële maatregelen tegen Israël. De hele periode-Begin werkt als een affront tegen de Nederlanders. Nederland stelt zich jegens Israël op als jegens een kind dat zijn weldoener teleurstelt. «We moeten Israël behoeden voor misstappen», zegt Den Uyl. In die tijd komt de aandacht voor de Palestijnse zaak op. Max van der Stoel bewerkstelligt een veilige aftocht voor Arafat naar Tunesië. Laurens-Jan Brinkhorst beijvert zich voor een Israëlisch-Palestijnse dialoog en Nederland voert sinaasappelen uit Gaza in. Grunfeld: «Die acties zijn uitdrukkelijk niet bedoeld als anti-Israëlisch. Het is meer zo dat nu naast het Israëlische ook het Palestijnse perspectief doordringt tot de politici.»
In tijden van nood staat Nederland weer pal achter Israël, zoals blijkt tijdens de Golfoorlog. Nederland stuurt een batterij moderne luchtafweerraketten naar Israël. «Een doekje voor het bloeden», smaalt Mok. Grunfeld is het daar niet mee eens. «Internationaal lag dit politiek heel gevoelig. Israël is geen Navo-land en de Arabische landen wilden we graag te vriend houden. Nederland stak opnieuw de nek uit voor Israël.»
Dreigt het gevaar dat Israël na de elfde september ook in Nederland wordt afgeschilderd als zondebok? Grunsfeld denkt van niet. «De stemming jegens Israël is niet zo zwart-wit. Het is een golfbeweging.»
Ook Ronny Naftaniel van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël is niet bang voor zondebokvisies. «Ik denk dat de meeste mensen daar niet intrappen. Het voorbereiden van aanslagen met slapende cellen is begonnen lang voordat de tweede intifada losbarstte, om maar wat te noemen. De aanslagen in de VS hebben het beeld van Israël niet negatiever gemaakt dan het door de intifada al was. Er is na 11 september juist meer begrip gekomen voor de Israëlische liquidaties van terroristenleiders. Dat merk je onder meer bij Tweede-Kamerleden. Over het algemeen waardeert men dat nu als ‹schonere› oorlogsvoering dan het bombarderen van een straatarm land. En het misbruiken van het Palestijns-Israëlische conflict gebeurde al door Saddam Hoessein. Die riep dat het ongelooflijk was dat de hele wereld tegen hem opstond, terwijl men wel toestond dat Israël huishield onder de Palestijnen. Ik bedoel, men raakt gewend dergelijke nonsens te negeren.»