Priksleeën komt op techniek aan, vertelt ontwerper Henk Peters. ‘Eigenlijk is het heel makkelijk. Je zet even aan en als je dan wat glijdt, heb je aan een klein haaltje al genoeg. Je blijft doorschuiven. Rustig. Remmen doe je door de achterkant even op te tillen, heel licht maar.’
Op het ijs kijken ze op de priksleeër neer. Een man die niet recht op twee benen kan staan. Of ze vinden dat alleen kinderen op de slee thuishoren. Laat ze maar. Simpele schaatsers. In zijn hart weet de priksleeër wel beter.
Zijn slee, voorloper van de bobslee, wordt al eeuwenlang ondergewaardeerd. Waar komt die geringschatting vandaan? Misschien is het begonnen bij Pieter Breughel. Wanneer het op diens volkstaferelen winter is, lígt er ook een flink pak sneeuw en dragen de rivieren een stevige ijsvloer. Sommige middeleeuwse stedelingen wagen zich op schaatsen. Op scherpgeslepen botten ploegen zij over het ijs. Maar priksleeërs? Bij Brueghel zijn het schattige kindertjes - meisjes, zo lijkt het - die zich op dottige sleetjes met prikstokjes voortbewegen.
Zo verbeeldt Pieter Breughel in de tweede helft van de zestiende eeuw de priksleeër in zijn archetypische Hollandse wintertaferelen. Is dat een correcte weergave van de geboorte van de priksleeër?
Nee! Zie bijvoorbeeld een prent uit 1520, die de levensgeschiedenis schetst van Lidwina van Schiedam, de heilige die bij het schaatsen een rib brak en zich ter zelfkastijding vervolgens gedurende dertig jaren op haar brits liet wegrotten. Daar staat naast een schaatser een priksleeër afgebeeld. En niks kinderspel! Hier zit een krachtige jongeman fier rechtop op zijn slee. Wie weet komt hij net terug van een wedstrijd in het steekspel. Want de prikslee leende zich uitstekend voor de tweekamp. Op het ijs dient de ridder zijn tegenstander alleen niet van het paard maar uit het sleebakje te stoten. Een heel ander beeld dan de kindertjes van Breughel!
Toegegeven, er staan weinig heroïsche priksleeverhalen opgetekend. Maar betekent dat ook dat er niet gepriksleed is? Welnee! Van de middeleeuwen tot nu is winter op winter in competitieverband gepriksleed. Van alle perioden zijn prachtig gemaakte priksleeën bewaard. Alleen omdat het zo gewoon was, werden er nauwelijks verhalen over verteld. Net als nu. Want wie heeft weet van het heroïsche gevecht van Piet Vis, de bijna tachtigjarige die in de winter van 1996 op 1997 nipt werd verslagen in de strijd om het Nederlandse Kampioenschap door een vijfentwintigjarige knaap? Een klein berichtje in het Haarlems Dagblad, meer kreeg Piet Vis niet.
Priksleeën is een officiële amateursport. De laatste strenge winters konden de beoefenaars van deze subtiele glijsport weer op de plassen bewonderd worden. Stoere mannen en vrouwen zoefden her en der in koppeltjes over het ijs. Aparte toertochten werden uitgeschreven.
Wil het niet vriezen, dan worden op kunstijs wedstrijden georganiseerd. De laatste jaren op aangepaste sleden.
Hoewel, een overdreven gevoel van moderniteit kan de priksleeër niet worden aangerekend. Kom bij hem niet aan met een klapslee of een aerodynamische strip op de kop.
ONTWERPER HENK Peters uit Broek op Langedijk fabriceert sinds kort een nieuw model: de Icy-Rider. ‘Een prikslee maken is een heel precies werkje. Drie jaar geleden ben ik ermee begonnen. Via een buurman kreeg ik een bouwtekening van rond de eeuwwisseling te pakken. Op basis daarvan heb ik vier modellen gemaakt. Leg je nu een van mijn sleeën op die oude tekening, dan zie je dat hij er geen millimeter van afwijkt. Het zijn exacte kopieën.’
Hoewel, er zijn toch enige twintigste-eeuwse aanpassingen. ‘Kijk, vroeger hadden die dingen zoiets als een juten zak op ’t end. Voor de hielen. Bij mij zit daar een stukje lapleer. Smoelt ook beter.’
Is dit slechts het begin en zoeven er binnenkort hypermoderne aerodynamische sleeën over het ijs? Peters, nuchtere Waterlander, relativeert onmiddellijk: ‘Ze zijn al mooi genoeg zo.’
Jan Pronk, ook uit Waterland, is kleinzoon van de man die in 1898 de bouwtekening maakte waarnaar de prikslee werd vervaardigd die anno 1998 als Icy Rider over de kunstijsbanen glijdt. Tevens is hij bestuurslid van priksleeclub De Gladde IJzers. Pronk benadrukt de lange traditie van zijn sport. ‘Priksleeën is bij ons thuis dé familiesport. Ik prikslee al mijn hele leven. Vroeger gebruikten vissers de prikslee om vanuit hun vastgevroren schuiten op eendenjacht te gaan. Boeren haalden al prikkend de laatste spulletjes van het land. In een mand tussen de knieën vervoerden ze de spruitjes en de rode kool.’
Goed, de evolutie van de prikslee had sneller gekund, maar over de inmiddels in zwang zijnde typen valt niet te klagen. Wie op 8 maart bij ijsbaan De Meent te Alkmaar gaat kijken naar de Nationale Kampioenschappen zal meerdere soorten sleeën zien. Speciaal voor de bochtige kunstijsbaan is er de stuurslee, een variant met twee kleine ijzers achter en een voor. De zitslee is met zijn lange ijzers speciaal geschikt voor de grotere afstanden. Vooral op natuurijs bewijzen die hun waarde, omdat ze probleemloos over scheuren en bobbels glijen. Voor de echte crack is er de knieslee. Pronk: ‘Eigenlijk is de knieslee vooral voor de sprint. Bij de start hang je vol op de korte ijzers. Zo kun je het eigen gewicht gebruiken.’ Desondanks is de knieslee al zo populair dat de heel sterke lange-afstandschaatser haar prefereert boven de zitslee.
NIET ALLEEN HOLLAND kent zijn Nationale Kampioenschappen. Ook in Noorwegen, Zweden, Canada, Amerika en Japan wordt er driftig op los geprikt. De tijd lijkt rijp om de prikslee van zijn kinderimago te ontdoen. Vooral nu in Nagano de ene staande Hollandse schaatser na de andere zich met een medaille laat tooien, dringt de vraag zich op: kan priksleeën niet óók een olympische sport worden?
Nee.
Priksleeën zal nooit een topsport worden. Want priksleeën is geen sport voor gewone volwassenen. Priksleeën is een sport voor ‘kreupeltjes’, zoals een verbolgen priksleeër zijn medesporters noemt. Geen olympische sport, wél al jaren een paralympische sport. Voor gehandicapten dus. Dan kunnen die ook meedoen op het ijs.
De gedachtengang achter de verbanning naar de Paralympics is de volgende: Het maakt op de prikslee niet uit of de benen het wel of niet doen, dus kunnen gehandicapten priksleeën, dus is priksleeën is een gehandicaptensport.
Dubbel onrecht!
Niet alleen ziet de priksleeër zijn edele sport geplaatst in het knuffelhoekje van de gehandicaptensport, de gehandicapte weet zich teruggeworpen in de lappenmand. Kún je als gehandicapte eens op niveau met een gewone sport meedoen, maken ze er meteen een gehandicaptensport van!
Even was er de hoop dat het imago van de prikslee het verdomhoekje van de gehandicaptensport zou ontstijgen. Op de Jaap Edenbaan te Amsterdam wordt sinds enige tijd in kleine, wendbare sleetjes fanatiek ‘ijssleehockey’ gespeeld door de leden van The Amsterdam Hösky’s. Initiatiefnemer Johan Balder: ‘IJssleehockey wordt gespeeld in onder meer Noorwegen, Zweden, Finland, IJsland, Estland, Canada, Amerika, Japan, ja zelfs in Arabische landen schijnt wel eens een wedstrijd te worden gespeeld. Twee weken geleden hebben wij hier nog de interland Nederland-Duitsland gehad… 3-0!’
Maar nee, ook de mannen van The Amsterdam Hösky’s (zeventien leden, twaalf gehandicapt en vijf valide) zagen hun sport tot de Paralympics gedegradeerd. Net als priksleeën: een sport die geen topsport is alleen omdat gehandicapten ook kunnen meedoen.