
Wim T. Schippers verjaart. Alom aandacht die hij, als altijd, flauwekul zegt te vinden maar uitgebreid incasseert, saboteert en stuurt. Donderdag zendt de VPRO 80 jaar, reeds: Op de T bij Wim Schippers uit, ‘een ode van absurdist Ronald Snijders’. Feest van herkenning voor liefhebbers; feest van verwarring voor wie zijn werk niet kent.
Ik kan niet wachten. Maar van tevoren bekijken om hier te kunnen bespreken is er niet bij – want nog niet af. Ach, dat past ook wel weer in de ontregeling waarin deze ten diepste leeftijdloze duizendpoot, dus volstrekt niet verjaard, uitblinkt. De man interviewen bleek decennia voor journalisten aller media een bezoeking, maar Hugo Hoes lukte het dit keer voor de VPRO Gids goed. En John Schoorl had voor Volkskrant Magazine alle geluk van de goede keeper/auteur toen Wim in een nog leeg café Scheltema, gekozen als interviewplek, aan de praat raakte met Raúl Henriquez, producent en bezorger van cider te Pieterburen, die drie fustjes kwam afleveren. ‘O, dé Raúl Henriquez’, stelde Wim grappend vast. Maar dat ‘dé’ bleek dik verdiend, toen Raúl zich ontpopte als kenner, liefhebber en imitator van Schippers’ befaamde radioshow Ronflonflon met Jacques Plafond. Bizar toeval en absurdistische logica ineen. Geweldig gelegenheidsstuk in de stijl van de jarige.
En er was zondag nog Nieuwsuur, dat Schippers opzocht op kunstbeurs Tefaf, waar hij te zien en te koop is. Dat liep wat moeizamer. Twee werken zijn gekocht door Joop van Caldenborgh voor Museum Voorlinden. De verslaggever vroeg om toelichting bij die objecten, wat, als bekend, vragen om moeilijkheden is want ‘je vraagt toch ook niet aan een boom wat die nou voorstelt?’ Een voorbeeld dat Schippers al heel lang gebruikt. Zoals ook zijn ‘krijg ik nog een beetje een behoorlijke vraag? ‘ en ‘hoe heb je je vragen eigenlijk voorbereid?’ de kijker en de goed voorbereide journalist bekend moeten voorkomen. Beetje flauw wel, maar ach, we zijn allemaal onszelf en tegelijk een karikatuur daarvan – Wim T. ook, maar dan wel een vaak beduidend leukere dan de meesten van ons.
En voor hij het helemaal laat ontsporen (‘moet ik soms nog iets diepzinnigs zeggen?’) wil hij best nog even verhelderen: ‘Ik maak dingen die ik leuk vind om te doen; en aan de vreugde daarover wil ik andere mensen wel deelachtig maken.’ Met als resultaat een zeer breed oeuvre voor zijn, en dus voor onze, lol. Ik zou het, Woutertje Pieterse, meester Pennewip en diens leerlingen indachtig, willen samenvatten als: ‘Wim Schippers is een goede zaak/ En geeft het menschdom veel vermaak.’ Net als trouwens godsdienst, vriendschap, hengelen, dromen en bloemkool, volgens diezelfde leerlingen (zie Multatuli’s Ideeën).
Om het iets persoonlijker te maken: ik heb mogen dineren met de kunstenaar. En door zijn toedoen was ik bijna vroegtijdig overleden. Om met het laatste te beginnen: in bergachtig Frankrijk reed ik, jaren tachtig, luisterend naar een cassettebandje van Ronflonflon. Jacques Plafond zong Een tulp in een vaasje/ Een wipje in het hooi/ Bazinnetje boven baasje/ Wat is het leven mooi en ik stuurde bijna lachend het ravijn in. Dat is waarschijnlijk niet na te voelen, want lezen op scherm of papier is veel minder leuk.
Bovendien kwam algemene vakantievreugde boven op blijdschap over een lichte verbeeldingswereld waarin logica en oorzakelijke verbanden overbodig zijn verklaard. Graag had ik beweerd dat heel Schippers’ oeuvre in die bijna-laatste minuut van mijn leven aan me voorbij trok (universum dat je haat of waar je weerloos tegen bent) maar dat was niet zo. Wel had ik prompt de associatie met ‘tulp in vaasje’ van cineast en Schippers’ collega Wim van der Linden. In wiens sad movie Tulips (1966) een tulpenblad op het punt van vallen staat. Samen waren die twee met De Ridder, Flothuis, Jaspars en Verhagen in 1967 verantwoordelijk voor de cultuurshock van Hoepla (dat maar vier afleveringen telde). En in de jaren zeventig voor het universum van Haché, Servet en Van Oekel. Wij hadden en hebben een onmogelijk omroepbestel. Maar zonder die levensbeschouwelijke fragmentatie en de revolutionaire rol die de VPRO in de jaren ’60 ging vervullen, had Schippers nooit de publieke televisie en radio gehaald. Nergens ter wereld was dat gelukt. Engeland? Monty Python immers? Nee, dat is nog gepolijst vergeleken bij het weerbarstig anarchisme van Schippers.
En dat dineren? In 1994 werd de eerste Lira-prijs voor scenario en tv-drama toegekend. Initiatief van scenarist en auteursrechtenkampioen Kees Holierhoek (naar wie de prijs tegenwoordig is genoemd) om dat zwaar onderschatte stiel annex die kunstvorm te eren. Ik mocht mee jureren. Die eerste keer was de prijs bedoeld voor een heel oeuvre. Genomineerd werden: Eli Asser, Alma Popeyus, Wim T. Schippers. Geef toe: behoorlijk divers. Asser en Schippers gevestigd met forse, diametraal tegenovergestelde oeuvres. Popeyus een belofte die ze later, meestal samen met echtgenoot Hein Schütz, verder waar maakte in intelligente, originele, weerbarstige single plays en series.
We wezen Schippers als winnaar aan. Een omstreden keuze, bleek al ter plekke. De verontwaardiging bij de Assers was luid en zichtbaar. De volgende dag werd Eli voor de radio geïnterviewd. Hij liet weten dat het werk van Schippers hem deed denken aan de tijd dat zijn nog kleine dochtertjes op de achterbank ‘poepen, piesen, kakken, schijten’ bleven roepen, hoe boos hij ook werd. Slechte verliezer; en slechte kijker. Nee, never the twain shall meet, en de pijnlijke scène in de zaal stond voor een smaaktweedeling in gans de maatschappij. Bij het feestdiner mocht ik aan tafel met de winnaar en zijn regisseur (en veel meer) Ellen Jens. Zelden zo gelachen. Verbale inbreng volstrekt overbodig: Wim sprak tot ieders vreugde onophoudelijk, elk tussendoor ingebracht woord van een tafelgenoot ombuigend in nieuwe improvisatie. Dat hij in luisteren minder bedreven is bleek toen hij een seizoen Zomergasten presenteerde. Gevalletje foute casting. Moet kunnen.
Schippers was terecht blij met de prijs, een van de eerste die hem ten deel viel. In hetzelfde jaar kwam er een prestigieuze Ere Zilveren Nipkowschijf bij. Eindelijk verdiende erkenning, hoe weinig die er ook toe zou moeten doen voor een zo autonome persoonlijkheid. Bovendien: eigenlijk had hij die natuurlijk al veel eerder gekregen. Zijn tv-werk had publiekssucces, zeker bij jongeren. En hoe hoog ben je niet gestegen als er al in 1974 bij uitgeverij Contact de bundel Het Barend Servet effect verschijnt met niet alleen je scripts, maar ook met geleerde artikelen van professoren, doctoren, doctorandussen en titellozen als Frans Haks en de grote H.J.A. Hofland?
Hier zou nu een fraaie afronding passen waarin de auteur het werk en de betekenis van de multikunstenaar duidt. Maar ik kijk wel mooi uit me belachelijk te maken. Betekenis is er immers niet in het wereldbeeld van Wim. En ‘kunst is een loos woord, net als God’. Verbazing lijkt me het fundament. Verbazing over alles. Verbazing over waarom er niet ‘niets’ is en wel ‘iets’. De wereld van Haché, Servet en Van Oekel is gruwelijk, omdat werkelijk alles er mislukt en instort in een chaos die door Schippers met scherpe minutieus is vormgegeven. Maar onvermoeibaar struikelend streven zij door. Het lijkt de mensheid wel (pollens, ben ik toch aan het duiden). En vergeet niet: tulp, vaasje, bazinnetje, baasje – wat is het leven mooi.
PS: Lees een geslaagd interview terug met Schippers: Eveline Brandt in De Groene van 26 februari 1997.
Ronald Snijders, 80 jaar, reeds: Op de T bij Wim Schippers, VPRO, donderdag 30 juni, NPO 2, 22.20 uur