
Hoe ‘wit’ is de wereld wel niet in de openingsfilm van het iffr: Jimmie van de Zweedse regisseur Jesper Ganslandt, waarin een man en zijn vierjarige zoontje vluchtelingen zijn in een Europa getroffen door een niet nader beschreven, apocalyptische gebeurtenis. De film echoot Michael Haneke’s Le temps du loup (2003), ook een verhaal over een ramp in Europa, maar anders dan Jimmie gitzwart in vorm en inhoud. Ondanks dit verschil vangt Ganslandt net als Haneke het verlammende gevoel van angst en beklemming veroorzaakt door het wegvallen van de grenzen van de beschaving, maar met ‘wit’ als kernmotief.
Het kind is hoogblond; het zonlicht is oogverblindend fel; het zand op de stranden waar bootvluchtelingen, allemaal wit, hoopvol wachten op transport naar een veilige haven, lijkt wel gereinigd. Dat laatste is ook het punt: de ramp, die zich volledig op de achtergrond afspeelt, is blijkbaar het gevolg van een soort etnische zuivering. Met zijn vader moet Jimmie vluchten uit de stad waar ze wonen en waar de moeder en echtgenote om onduidelijke redenen is verdwenen. Vader en zoon ondernemen een barre tocht over allerlei grenzen heen met als einddoel een zeereis naar een land waar ze welkom zijn.
Naarmate het verhaal vordert wordt duidelijk dat het Ganslandt om meer dan alleen een politiek statement over de actuele vluchtelingenproblematiek gaat. Ja, hij vraagt van ons om in te voelen hoe het is voor echte asielzoekers die haveloos door West-Europa trekken. Maar hij wil meer – het gaat vooral om onschuld (zie al dat wit) belichaamd door Jimmie en gespeeld door Hunter Ganslandt, zoontje van de regisseur die zelf de rol van de vader op zich neemt. In interviews vertelt Ganslandt dat de kleine Hunter tijdens het draaien niet altijd doorhad dat het om een film ging. Dat blijk ook in de sterkste scènes, bijvoorbeeld wanneer vader en zoon ergens in een opvangkamp ’s avonds een vertrouwd spelletje spelen waarbij ze over elkaar heen rollen. Het plezier dat het kind hieraan beleeft is pijnlijk, maar óók inspirerend om te zien: alleen dit moment van liefde bestaat voor hem. Van de haat die hij de volgende dag zal tegenkomen heeft hij geen idee. En de vraag rijst: zijn liefde, onschuld en hoop ooit bestand tegen de harde werkelijkheid?
Het vertelperspectief is consequent dat van het kind. De camera blijft laag, het geluid van het vechten is ‘elders’ (‘Hoor eens’, zegt Jimmy, ‘daar heb je de boom booms…’) Zo brengt Ganslandt door de vormgeving de chaotische wereld terug tot een simpele realiteit: op een strand wassen vader en zoon hun kleren. Voor het kind is het een spelletje, ook als de vader zegt: hier kunnen we niet blijven, dat is niet toegestaan. Jimmie stelt geen vragen, ook niet als de camera op de achtergrond terloops vastlegt dat andere badgasten wél van het strand mogen genieten.
Tegenover Haneke’s duistere visie in Le temps du loup – er is géén hoop – staat Ganslandts blik op het belang van onschuld. Hierin schuilt de schoonheid van zijn film: aan een ‘boodschap’ hebben we weinig (natuurlijk is de situatie van de vluchtelingen schrijnend), des te meer is het zaak zonder ironie de verlossende kracht te onderkennen van een kind dat speelt.
Te zien vanaf 24 januari op het IFFR