Deze toneelspeelkunstenaars zijn vrij beruchte grappenmakers en serieuze op-de-hak-nemers. Dus is de poging om reeds in de ondertitel van de voorstelling Beroemden een dubbele vertaalslag aan thema’s, inhoud en vorm te verstoppen misschien wel deel van het dadaïstische valluik. Hun ‘innerlijke zelfwaarneming’ (van Dale’s omschrijving van het begrip ‘introspectie’) lijkt op de speelvloer weliswaar op miniatuurformaat weergegeven, maar zij barst zodanig uit haar voegen dat de performers er misschien een existentiële angst om verhalen te vertellen aan hebben overgehouden, waar deze toneelspelers sowieso veel ‘last’ van hebben. Is dat misschien de mededeling van deze toneelspeelkunstenaars die wij in de twee-woorden-ondertitel moeten lezen? Wanneer men de vijf heren en de ene dame evenwel zo bezig ziet, dat ruime anderhalf uur of een kleine twee uur (het besef van tijd vervaagt tijdens het kijken naar Beroemden) dat hun performance/ontmoeting duurt, dan is hun introspectie allerminst micro en lijken ze bang voor niets en voor niemand en al helemaal niet om iets te vertellen. Ook al beginnen zij pas in de laatste fase van Beroemden teksten te produceren. Angstige teksten, dat wel. Maar met een noodzaak en een inzet die over van alles getuigt, echter niet over angst. Eerder over een ingedaalde boosheid of pure agressie. Laten we echter bij het begin beginnen.
Als toeschouwer ben ik aangeschoven bij de samenwerking tussen de toneelspelers uit de ensembles Discordia, tg STAN en De Koe (waar later Dood Paard bij kwam) toen zij de voorstelling maakten waarvan de titel al hilarisch was: vandeneedevandeschrijvervandekoningendiderot. Damiaan De Schrijver, Matthias de Koning en Peter Van den Eede doken in de zomer van 2001 in Diderots in dialoogvorm geschreven pamflet over toneelspelen, Paradoxe sur le comédien uit 1773, een paradox die er volgens de auteur in bestaat dat de toneelspeler moet afzien van iedere gevoelsmatige inleving, zodat de toeschouwer zich des te beter kan inleven in spel en situatie (trouwens ook een sleutel om een van de deuren naar Beroemden te openen, maar dit terzijde). De mannen speelden dat ze zich gereed maakten om te spelen, ondertussen voordurend pratend over de illusie van de gespeelde menselijke waardigheid; een en ander greep plaats in een rommelig decor zonder enige bewegingsvrijheid en in het tempo van een eindeloos gestuntel en gestoethaspel met spulletjes, die in zodanige bergen rondom hen (en ons, want wij zaten er letterlijk bovenop) waren opgetast dat een permanent instortingsgevaar op de loer lag. De dubbele bodem onder dit geniale acteurstheater was net zo legendarisch als de vertoning zelf: personages die komen uitleggen dat je jezelf als acteur moet wegcijferen en die vervolgens schaamteloos hun toneelspelerspersoonlijkheid in de vertelling naar binnen schroeven. Dat was ‘polycoproductie’ nummer drie. Beroemden is nummer acht. Het trio is ondertussen uitgebreid met Gillis Biesheuvel (Dood Paard), Sara De Roo (STAN), en Willem de Wolf (van Compagnie De Koe en van zichzelf). De technische ondersteuning bestaat uit het trio Geusens, De Vreese, Brys.
Ik zag de voorstelling medio juli in de Balzaal van de Compagnie De Koe, in de slagschaduw van het Antwerpse Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, dat een staat van permanente sluiting uitstraalt in vergelijking waarmee ons Rijksmuseum lijkt op een discotheek op zaterdagavond. In het centrum van de Balzaal staan twee rijen stoelen rug aan rug, wat de toeschouwer meteen dwingt tot een ferme keuze: welke zichtlijn en welk kijkperspectief? Pas als je zit merk je dat monitoren zicht bieden op wat zich achter je rug afspeelt. Verrekte nekspieren horen altijd nog tot de mogelijkheden. De toneelspelers betreden de vloer. Een ploeg ploeterende eenlingen, gaandeweg hun handelingen moest ik denken aan de gangsterbende uit een detective van Havank, die zich Zwoslodera noemden, Zwoegers en Slovers Der Aarde. Ze maken de vloer aan beide zijden van de toeschouwers klaar voor (hun) gebruik, middels het af- en aandragen van ameubelementsonderdelen en middels een ritueel dat bestaat uit het bij elkaar scheuren en wikkelen van ‘kostuums’. Voorts maken zij een brouwsel dat met recht en reden koffie-van-de-armoede genoemd kan worden, waarbij zij eerst op hete bonen lopen, waarna steunkousen worden ingezet om tot het bruine vocht te geraken – verder verklap ik niks, kijkt en huivert!
Dan ontstaat er op beide speelvloeren een tafel, volgens het absurdistisch credo: ‘het plafond is de tafel’, een tekst die overigens niet in de voorstelling voorkomt, wel in de hoofden van de zes performers, ik heb de woorden even van ze geleend: ‘we dragen de tafel zelf/ we kunnen niet tegelijk de tafel verlaten/ er moeten minimaal twee personen aan tafel blijven/ of er is geen tafel (…) de tafel mag niet kapot gaan/ we mogen niet allemaal tegelijk de tafel verlaten/ niet allemaal tegelijk/ ook niet één iemand aan de tafel laten zitten/ dan valt alles van tafel/ dan is de tafel kapot.’ Aan de magische tafel wordt overigens koffie gedronken. Een ogenschijnlijke rust, die wreed wordt verstoord doordat alle meubels en meubelstukken op een grote berg worden gegooid, alle pubieksneuzen één kant op worden gedirigeerd, en er een tekst begint. De tijd is ondertussen al uit zijn voegen gebarsten, ik had geen idee meer hoe lang we daar al zaten, het deed er ook niet meer toe.
Nu wordt het oppassen geblazen. Want ik weet ondertussen meer dan ik wist toen ik daar zat. Toen ik daar zat, zag en hoorde ik dat de zes tot dan toe zwijgende toneelspelers die geen personages waren geworden, althans geen round characters (want daar gaan deze toneelspelers niet over), gingen spreken met de stem van anderen. Althans: met stemmen van ver. Als verliefde kijker – wat iedere toneelliefhebber een beetje is – hoort je getrainde oor dan echo’s, in dit geval, in mijn geval van Bertolt Brechts Flüchtlingsgespräche, uit Heiner Müllers Wolokolamsker Chaussee, uit Agota Kristofs Dikke schrift, maar dat ís het allemaal niet, en dat doet er ook weer niet toe, het zijn stemmen van dolenden, van mensen die honger hebben, die bang zijn, mensen die spreken over zeer basale zaken, vanuit existentie-eenvoud. Zeer rustig spreken ze, ijzig kalm bijna, door elkaar, nee… langs elkaar, als passerende schepen, niet langs elkaar heen, deze stemmen kennen geen communicatiestoornis, ze spreken omdat ze spreken moeten, als laatste kans, voor het doodgaan, of eigenlijk voor de totale lusteloosheid die aan het sterven voorafgaat.
Wat ik nu weet, door de laatste zinnen op dat hermetisch geformuleerde strooibiljet waarmee de voorstelling Beroemden wordt aangekondigd, is dat de toneelspelers deze teksten daadwerkelijk hebben geleend, van mensen uit een Afrikaans dorp in een documentaire. De makers van die documentaire krijgen in die laatste regels van het strooibiljet uitdrukkelijk dank toegezwaaid, omdat zij op hun beurt die Afrikaanse mensen een stem gaven, ongemonteerd en ongecensureerd.
‘jullie mensen komen foto’s maken, maar hulp komen ze niet brengen.
kijk, waar ons gestorven vee ligt, daar liggen ook onze mensen.
iedereen heeft honger.
vroeger, vroeger hebben we één iemand in een graf begraven.
maar nou drie, vier mensen in één graf.
dat is heel erg.
iedereen is moe een graf te graven.
kijk, als jullie willen zien, kunnen we zo laten zien.
kijk maar rond.
kijk in elk huis.
je kan niks vinden.
er is geen eten.
niemand heeft wat te eten.
pas geleden gingen ze bij mijn huis binnen om naar het
eten te zoeken, maar ik had niks.
ze konden niks vinden.
ik had niks.
kijk naar onze kinderen’
Dat is een terugkerende tekst, ‘kijk naar onze kinderen’, net als ‘ze hebben gefilmd en foto’s gemaakt maar we hebben er niks van teruggezien’. Dit zijn geen quasi-diepe hoorspelkernstemmen bij de cliché-treurigheid van een televisie-actie voor hongerenden in Soedan, het is de repetitieve tandartsboor-tergende klaagzang van alledaagse waanzin die we niet meer kunnen horen omdat alles tegenwoordig in hapklare treurbuisporties wordt opgediend met hoorspelkernstemmen eronder. Zo is die documentaire ooit gemaakt, zo zijn deze stemmen van ver gemonteerd tegen het slot van een ritueel voor zes ploeterende eenlingen die met elkaar Beroemden hebben gemaakt. De schets boven in het hermetisch geformuleerde strooibiljet waarmee de voorstelling wordt aangekondigd, ziet eruit als een ontwerp voor een nooit uitgevoerd schilderij van Ensor, een Laatste Avondmaal voor skeletten. Als je alles uit Beroemden de tijd geeft tot bezinken, kom je er gesloopt maar gelouterd uit.
De theatergezelschappen Discordia, Dood Paard, De Koe en STAN spelen Beroemden van 13 t/m 16 september om 20.30 uur in Theater Frascati