Een supermarktconcern dat de premier van het land voor 3,9 miljoen dollar wilde omkopen? Dat is een bericht waard, vond The Financial Times in Groot-Brittannië. Veel onderzoek was bovendien niet nodig. Premier David Oddson van IJsland had het tenslotte zelf gemeld op de IJslandse televisie. Een oude bekende had het hem onthuld: zijn voormalige assistent Hreinn Loftsson, nu voorzitter van de raad van commissarissen van Baugur, zoals de supermarktketen heet.
De onthulling had geen Ahold-effect; de koers van Baugur-aandelen daalde nauwelijks. De beschuldiging van «David Kongur» (Koning David) zo genoemd omdat hij al bijna twaalf jaar onafgebroken aan de macht is was voor de IJslanders evenmin nieuws. Twee dagen voordat de premier, emotioneel en aangeslagen, op de televisie verscheen, hadden ze het in het Frettabladid kunnen lezen. In een lang artikel in dit gratis «nieuwsblad» vertelde Loftsson dat hij ruim een jaar eerder, in januari 2002, in Londen een gesprek had gehad met Oddson. De premier toonde zich toen bezorgd over mogelijk ongeoorloofde financiële praktijken bij Baugur, een agressief opererend concern dat in IJsland bijna zestig procent van de food-markt beheerst en ook in Groot-Brittannië, Zweden en op de Faeroer-eilanden actief is. Loftsson op zijn beurt zei dat hij zich geen zorgen maakte over de autoriteiten. Hij vertelde dat de jeugdige topman van Baugur, Jon Asgeir Johannesson, zich bij wijze van grap had laten ontvallen: «Dan geven we David driehonderd miljoen kronen» (ruim vier miljoen euro).
Waarom Frettabladid (vermoedelijk eigendom van Baugur) het ruim een jaar oude verhaal van Loftsson opeens afdrukte, is intrigerend. Sommige kenners van de lokale politiek wijzen op een vervolg van het Londense gesprek: zeven maanden later viel de politie het Baugur-hoofdkwartier in Reykjavik binnen. Binnenkort wordt het resultaat van dat onderzoek bekend en vermoedelijk valt het negatief uit voor de supermarktgroep.
De publiciteit lijkt dus te zijn bedoeld om de aandacht af te leiden naar Oddson, want in mei zijn er algemene verkiezingen. Oddsons Onafhankelijkheidspartij, al decennia aan de macht, staat er niet goed voor. De grootste oppositiepartij Samfylkingin (een verbond van sociaal-democraten en socialisten) heeft volgens opiniepeilingen een kleine maar stabiele voorsprong. De partij heeft met Ingibjorg Solrun Gisladottir, die negen jaar burgemeester van Reykjavik was, een populaire kandidaat-premier. In zijn tv-optreden, waarin hij Baugur beschuldigde van poging tot omkoping, noemde Oddson het concern in één adem met andere «vijanden» die zich tegen hem keerden: Samfylkingin uiteraard, Frettabladid en het commer ciële tv-station Stodd 2, eigendom van een andere opmerkelijke IJslandse zakenman die de belasting voor drie miljard IJslandse kronen (meer dan 35 miljoen euro) zou hebben ontdoken. Een tv-journalist die Oddson enkele dagen later in het parlement een vraag wilde stellen, kreeg zelfs een woede-uitval van de premier te verduren. Na een stroom beledigingen zei Oddson: «Eén vraag maar, zeg je. Wat zou je zeggen als ík je een vraag stel: Hoe ziet je moeder er naakt uit?»
Gaat Koning David ten onder zoals destijds de IJzeren Dame Margaret Thatcher? In de steek gelaten door de oude vrienden? Oddson heeft hoe dan ook krachten losgemaakt die hij niet langer kan controleren.
Zijn conservatieve Onafhankelijkheidspartij onderhoudt nauwe banden met het traditionele bedrijfsleven. Dit systeem, met enkele tientallen families en de grootste bedrijven als belangrijkste spelers, staat bekend als de Kolbrabbin: een krab met talrijke poten in de samenleving.
Twaalf jaar lang gaf Oddsen, als partijleider en premier, leiding aan dit systeem. Maar hij had daarnaast een nog grotere ambitie: de modernisering van de IJslandse economie. Hij dereguleerde en privatiseerde onder meer twee staatsbanken om IJsland minder afhankelijk te maken van de visexport, al tientallen jaren de kurk waarop de economie drijft.
Hij oogstte een zeker succes. Er zijn nieuwe bedrijfstakken bijgekomen: medische research, IT-bedrijven, farmaceutische producenten en moderne supermarktketens.
Maar het succes had ook schaduwzijden. De armoedekloof, die vroeger in het egalitaire IJsland nauwelijks bestond, is groeiende. De winnaars van de afgelopen jaren, succesvolle ondernemers als die van Baugur, zijn niet langer bang voor Davids leeuwenkuil. Oddson, die gewend was critici gewoon te ontbieden, ziet zijn macht afbrokkelen. De nieuwe klasse van managers hebben de koning van de Kolkrabbin niet nodig, ze maken grappen over hem.
En die grappen worden steeds harder. Na zijn gesprek met de Baugur-topman in Londen kocht Oddson op Mayfair een kilo druiven voor vijf pond Sterling. «Goedkoop», vertelde hij naïef in het beruchte tv-interview over de «omkoping».
Enkele dagen later importeerden de supermarktjongens van Baugur veertien ton druiven. In paginagrote advertenties werden die voor ongeveer een Brits pond per kilo aangeboden aan de minder welgestelde bewoners van Navo-bondgenoot IJsland.