Het Kok-kamp is op zich geen noviteit in het sociaal-democratische gedachtengoed in Nederland. Al direct na de oorlog kwam minister J.G. van der Leeuw van Onderwijs, Kunsten & Wetenschappen in het kabinet-Schermerhorn met een pleidooi voor een ‘kampschen vorm van voortgezet onderwijs die avonduren en zaterdagen in beslag zou nemen en die zou kunnen aansluiten aan een voor alle jeugdbewegers en nihilisten verplichten arbeidsdienst’. Van der Leeuw was van de Nationale Volksbeweging, een zwaar autoritair gezelschap ‘doorbraak’-pioniers dat in 1946 opging in de PvdA. Onder Den Uyl kon van dat soort kampromantiek geen sprake meer zijn. Maar in diens nadagen begon oogappel André van der Louw er wel voorzichtig naar te lonken. Kok voegt nu de daad bij het woord. De maakbare samenleving van de PvdA wordt omgrensd door prikkeldraad.