
Zo’n zes weken oud was ze, de baby die op 26 november in Galeshewe bij het Zuid-Afrikaanse diamantenstadje Kimberley werd verkracht. Haar 24-jarige oom werd opgepakt en is inmiddels aangeklaagd. De dag ervoor werd in Itsoseng bij Lichtenburg een zeventienjarige jongen gearresteerd vanwege de verkrachting van een vierjarige kleuter. De jongen werd tevens beschuldigd van de verkrachting van een 72-jarige vrouw in 2011. En de woensdag ervoor werd een tienjarige leerling in Soweto bij Johannesburg verkracht door zijn 44-jarige leraar.
Het land zuchtte diep. ‘Dergelijke incidenten moeten ons niet murw maken’, waarschuwde president Jacob Zuma, die een dag eerder de zestiendaagse campagne tegen geweld tegen vrouwen had geopend. ‘We moeten alert blijven, zodat de gemeenschappen de daders kunnen aanwijzen en we die vreselijke misdaden kunnen uitbannen.’
Kinderverkrachting is een uiterst pijnlijke zaak in Zuid-Afrika. Het duidt op een zieke geest, een zieke cultuur en een zieke samenleving. En in die pruttelende pot van bederf is ras het gif dat alles besmet en de waarheid ondoordringbaar maakt. Illustratief is ‘de affaire-Mabille’: hoe dieper je graaft, hoe meer waarheidsverdoezelende politieke en sociale kwesties er naar boven komen.
De Afrikaner filosofe Louise Mabille publiceerde op 25 augustus een opinieverhaal van ruim 1300 woorden op de Afrikaner nationalistische website Praag (Pro-Afrikaanse Aksiegroep) met als titel Het vreemde verraad van het Westen door het feminisme. In dit stuk vaart Mabille in de eerste plaats uit tegen politiek correcte Zuid-Afrikaanse feministen die alles verdedigen zolang het maar niet blank, mannelijk of christelijk is. ‘De laatste paar decennia heeft zich een gezamenlijke discours ontwikkeld dat vrouwen, niet-blanken, niet-christenen, homoseksuelen en gehandicapten allemaal onder de noemer verongelijkten plaatst’, stelt ze.
Tot zo ver allemaal geen probleem. Hier kun je als filosoof of feminist lekker over debatteren. Maar dan komt ze met een zinnetje dat als een sidderaal door de Zuid-Afrikaanse academische wereld gleed en vervolgens in de media ontplofte. Wat schreef Mabille? Dit: ‘Natuurlijk is het veel makkelijker om eindeloos te zeuren over “calvinisme” dan om je af te vragen waarom babyverkrachting een cultureel fenomeen is onder zwarte bevolkingsgroepen.’
Daar stond het, zwart op wit: kinderverkrachting is een cultureel fenomeen onder zwarte bevolkingsgroepen. Veel blanke Zuid-Afrikanen denken het, Mabille schreef het. Maar ze ging er niet verder op in. Het was een nonchalant zinnetje in een stuk dat was ondertekend met: ‘Dr. Louise Mabille is docent aan het departement filosofie van de Universiteit van Pretoria. Deze bijdrage vertegenwoordigt haar eigen standpunt en niet dat van het departement filosofie, of van een enig ander lichaam van de Universiteit van Pretoria.’
Had Mabille roekeloos een ongemakkelijke waarheid aangeroerd, of was dit puur racisme, haatspraak?
De 38-jarige Louise Mabille is een bewonderaar van het gedachtegoed van Friedrich Nietszche, over wie ze het boek Nietzsche and the Anglo-Saxon Tradition schreef. Zij die haar hebben meegemaakt spreken van een intelligente vrouw met een ‘moeilijk verleden’ en een opvallend gebrek aan sociale vaardigheden. Ze was populair bij haar studenten. Op Facebook post ze vooral veel foto’s van dieren en architectuur, en af en toe een citaat als ‘Sometimes you face difficulties not because you’re doing something wrong, but because you’re doing something right’. Als alles goed gaat vertrekt ze binnenkort naar de Universiteit van Hull om daar verder te studeren. Ze heeft het gehad met Zuid-Afrika. Haar artikel voor Praag was een soort boze afscheidsbrief aan dat land vol babyverkrachters en politiek correcte feministische filosofen die de waarheid niet onder ogen willen zien.
Het was de schrijver Dan Roodt die Mabille had verzocht om iets voor zijn website Praag (zestigduizend unieke bezoekers per maand) te schrijven. De 56-jarige Roodt heeft al in geen jaren meer romans of dichtbundels geschreven. Hij staat tegenwoordig vooral bekend als een dandy-achtige Afrikaner activist die in Parijs studeerde, ooit anarchist was en in de loop der jaren steeds rechtser werd, op het extreme af. Roodt, die een diepe afkeer van communisten heeft, houdt ervan om op het randje van het toelaatbare te werken. Veel van de stukken die op Praag worden geplaatst hebben een raciale ondertoon en dragen de boodschap uit dat zwarte Zuid-Afrikanen dommer zijn dan blanken, dat ze het land naar de knoppen helpen en erop uit zijn om de blanke minderheid te decimeren. Op Facebook is sinds enkele maanden de ‘Stop Praag’-groep actief die adverteerders met succes oproept om Praag te boycotten omdat de website haatspraak propageert.
Er zijn mensen die alles wat op Praag gebeurt haarscherp in de gaten houden en alarm slaan zodra er iets wordt geplaatst dat naar racisme ruikt. Een van hen is de linkse Afrikaner academicus Piet Croucamp, verbonden aan de Universiteit van Johannesburg. Croucamp en Roodt vliegen elkaar regelmatig in de haren tijdens debatten. Croucamp noemt Roodt ‘de dorpsgek van de conservatieve politiek in Zuid-Afrika’. Op Praag wordt Croucamp – qua uiterlijk een kruising tussen een rugbyspeler, een biker en een zeerover – door anonieme bronnen afgeschilderd als een ongewassen vrouwengek. Karaktermoord, maar het zal de academische straatvechter Croucamp een zorg zijn.
De vierde hoofdpersoon in dit drama is Emma Ruttkamp-Bloem, hoofd van het departement filosofie van de Universiteit van Pretoria (‘Tukkies’ in de volksmond). Zij werd hier in 2011 aangesteld met als opdracht het departement te reorganiseren en racistische tendensen te neutraliseren. Want ook na het aantreden van Nelson Mandela als president in 1994 bleef Tukkies een bastion van conservatief Afrikanerdom, waar enkele jaren geleden nog posters hingen met teksten als ‘Blank, Blanker, Tukkies’ en ‘Trots Afrikaans, trots blank’. Tot het aantreden van Ruttkamp-Bloem werd het departement filosofie getekend door dubieuze aanstellingen en corruptieschandalen.
Dit was de context waarin Mabille haar artikel lanceerde. Het werd opgepikt door Croucamp, die een verontwaardigde e-mail stuurde naar de secretaresse van Ruttkamp-Bloem, die met studieverlof was. Haar plaatsvervangster vond het niet nodig om maatregelen te nemen, want Mabille had het stuk op eigen titel geschreven. Croucamp pikte dat niet. Hij schreef een nog bozere e-mail aan de rector magnificus van Tukkies en stapte naar de media met de mededeling dat de Universiteit van Pretoria racisme niet aanpakt.
De universiteit schrok, wilde geen raciaal getinte rel. Mabille werd de donderdag na de publicatie van haar verhaal naar de universiteit gesommeerd om te horen welke disciplinaire maatregelen er tegen haar zouden worden genomen. Maar de filosofe kwam niet opdagen. Ruttkamp-Bloem schrok. ‘Ik belde haar diezelfde dag op, want mensen waren bezorgd over haar psychische toestand’, vertelt ze. ‘Ik had al hulpverleners en het hoofd van de afdeling psychologie ingeschakeld.’ Haar angst was ongegrond. Mabille nam de telefoon zelf op en vertelde fier dat ze onder vrienden van de Afrikaner vakbond Solidariteit was en steun had van wat filosofen van de Universiteit van de Vrijstaat.
Kort daarop verscheen ze op de universiteit om haar ontslag in te dienen en zo disciplinaire maatregelen te voorkomen die haar beurs van de Erasmus Mundus en haar studie in Hull in gevaar zouden kunnen brengen. Ze verzocht Praag om het artikel van de website te halen en bood haar excuses aan. Ze zei dat ze onvoorwaardelijk alles terugnam wat ze had gezegd. ‘Ik beging een domme blunder. Dit is niet wie ik ben, ik drukte me gewoon heel slecht uit.’ Verder wilde ze niks meer kwijt over de kwestie. Haar advocaten hadden haar geadviseerd om haar mond te houden. ‘Praat maar met Dan en schrijf maar dat academici te lafhartig zijn om de pers te woord te staan’, antwoordde ze in een mailtje op een serie vragen.
Maar het kwaad was geschied. Overal barstten discussies los. Croucamp werd op radio en televisie geïnterviewd. Een geschrokken Philosophical Society of Southern Africa (pssa) kwam met een verklaring waarin ze zich van de uitspraken van Mabille distantieerde. ‘Een rigoureuze uitwisseling van ideeën staat centraal in filosofie. Daarin is geen plek voor racisme en vooroordelen’, aldus de pssa.
Op Tukkies waren de filosofiestudenten ontdaan. Was die vrouw die onder meer geschiedenis van de filosofie en esthetica doceerde en doctoraalstudenten begeleidde een raciste? Zwarte ouders die het nieuws via de media hadden gevolgd vroegen zich af op wat voor instituut hun kinderen verzeild waren geraakt. ‘De studenten voelden zich beledigd op een manier waar Mabille niet bij stil had gestaan’, zegt Ruttkamp-Bloem. Om de onrust te bedwingen hield zij een aantal emotionele bijeenkomsten over vrijheid van meningsuiting. ‘Ik moest huilen’, zegt ze. ‘De studenten vertrouwden me, en ik was bang dat zij nu dachten dat wij dergelijk gedachtegoed toestonden.’
Haar doctoraalstudenten, een mix van blank en zwart, wilden een ‘veilige plek’ waarin ze vrijuit over ras konden praten. Iedere vrijdagmiddag komen ze nu bijeen en discussiëren ze over de werken van zwarte denkers als Frantz Fanon en Steve Biko. ‘Er rezen vragen op als: ik ben een blanke student, kan ik dan wel over Biko praten?’ zegt Ruttkamp-Bloem, die een aantal bijeenkomsten bijwoonde.
Dan Roodt genoot van alle ophef. In zijn ogen legden de acties van Croucamp en de reactie van de universiteit de tekortkomingen van het moderne Zuid-Afrika bloot: vrijheid van meningsuiting geldt alleen als het binnen het politiek correcte kader gebeurt. In de ogen van Roodt forceerde Mabille een opening naar de waarheid (dat kinderverkrachting culturele oorzaken heeft), die snel werd weggemoffeld om maar niemand te schofferen. ‘Ze werd beschuldigd van haatspraak’, zegt Roodt in een restaurant in Randberg. ‘Maar haatspraak zoals het in de grondwet gedefinieerd is betekent dat je haat propageert met het doel om leed te veroorzaken. Met andere woorden: als ik zeg dat ik niet van Nederlanders houd omdat die in de jaren tachtig geld hebben ingezameld voor het anc, en ik doe een beroep op mensen om alle Nederlanders in Zuid-Afrika daarom te vermoorden, dan is dat haatspraak, een oproep tot geweld. Louise deed geen oproep tot geweld. Maar mensen begrijpen dat niet. Hier wordt haatspraak iets als je een stelling bezigt over zwarten of kleurlingen of Indiërs of vrouwen of lesbiennes of homo’s en moslims, maar over blanken en Afrikaners mag je alles zeggen.’
In haar kantoor op de twintigste verdieping van het humanities-gebouw op de campus van Tukkies lacht Ruttkamp-Bloem meewarig om de argumenten van Roodt. Ze zoekt op haar computer naar de speech over vrijheid van meningsuiting die ze na het Mabille-incident voor haar studenten hield. Kijk, hier, zegt ze en citeert de Zuid-Afrikaanse grondwet: hoofdstuk 2 van de Bill of Rights, sectie 16, waarin staat dat de vrijheid van meningsuiting beperkt is waar het ‘oorlogspropaganda’ betreft, waar het aanzet tot geweld, en waar het aanzet tot haat, gebaseerd op ras, geslacht en religie. ‘Die laatste clausule vergeten mensen als Dan Roodt gemakshalve.’
In een drukke, rommelige ontbijttent in Johannesburg werkt Croucamp – blauwe bandana vandaag – een croissant met roerei en tomaat weg. Hij veegt de kruimels van zijn mond en zegt dat hij het jammer vindt voor Mabille dat het zo is gelopen. ‘Ze werd gebruikt door Dan Roodt. Ik had nooit gedacht dat ze ontslag zou nemen. Met een excuusbrief had ik genoegen genomen. Maar sommige beweringen moeten gewoon geen ruimte krijgen op een publiek platform. Dit ging over racistische vooroordelen. Dat moet niet worden getolereerd.’
Roodt vermoedt dat Croucamp voor het anc werkt. Hij noemt het een heksenjacht. ‘Die fanatiek politiek correcte mensen zullen doorgaan tot je je baan kwijt bent, tot je nergens meer mag publiceren, tot je huisbaas wordt gebeld en te horen krijgt dat hij een racist huisvest. Uiteindelijk moet je dan ergens ondergedoken onder een andere naam verder leven. Politiek correcte mensen zullen niet erkennen dat babyverkrachtingen door zwarten een probleem is.’
Politieke correctheid is een puur blanke kwestie, vervolgt hij. Zwarten hebben er geen last van, maar blank voelt zich ongemakkelijk en lijdt volgens Roodt aan een soort Stockholm-syndroom. ‘Ook hebben ze het idee dat als je over ongemakkelijke onderwerpen begint je woede bij de zwarten losmaakt, en dat dat zal uitmonden in geweld. Het is allemaal gegrond op vrees. Politieke correctheid is vrees, dat is de ironie: het is een vorm van rassenvrees. Eigenlijk zijn die politiek correcten racistischer dan de rest.’
Roodt verafschuwt politieke correctheid. Trots vertelt hij dat hij dat zijn bibliotheek achtduizend boeken telt. ‘Ik heb een lijst gezien van de vijftien meest politiek incorrecte boeken, en ik bleek er daar acht van te hebben, meer dan de helft. Wat is het meest politiek incorrecte onderwerp? Ras. Ras is de nieuwe seks of porno. Zelfs de mainstream media gebruiken het: het wordt meteen gelezen, wit of zwart, ze stellen er allemaal belang in. Zoals er in de Victoriaanse tijden een taboe op erotica rustte, rust dat nu op ras.’
Ras is ontegenzeglijk een probleem in het zoeken naar de waarheid in Zuid-Afrika. Waar links bepaalde discussies vermijdt omdat die raciaal te gevoelig liggen, maakt rechts zich aan het tegenovergestelde schuldig. Rechts doet gretig politiek incorrecte uitspraken en onderbouwt die met onvolledige feiten om ze vervolgens als de waarheid te presenteren. Zo kwam de door Praag gesteunde populaire Afrikaner activist en popzanger Steve Hofmeyr dit jaar met een opzienbarende Facebook-post over een ‘blanke genocide’. Hij betoogde dat het aantal blanke Zuid-Afrikanen dat door zwarten wordt vermoord het hele FNB Stadion (waar Nederland in 2010 de finale tegen Spanje verloor – ruim negentigduizend zitplaatsen) zou vullen, dat blanke Afrikaners ‘als vliegen’ worden afgeslacht en dat er iedere vijf dagen een blanke boer wordt vermoord.
De uitspraak zorgde voor veel commotie. Was dat werkelijk waar? De ngo Africa Check, die zich toelegt op het controleren van openbare uitspraken, besloot om Hofmeyrs uitlatingen na te gaan. Er verscheen een vernietigend rapport dat Hofmeyrs beweringen een voor een onderuit haalde. Het verslag eindigde met de woorden: ‘Publieke figuren als Steve Hofmeyr, die misleidende informatie verspreiden over misdaadpatronen voeden alleen maar onderliggende angsten. Bovendien zaait die misinformatie raciale tweedracht en houdt het een ongefundeerde angst en haat voor andere rassen in stand.’
Het rapport werd Africa Check niet in dank afgenomen. De organisatie kreeg haatpost, de opsteller van het rapport, Nechama Brodie, werd bedreigd omdat ze joods is, en de directeur van Africa Check, Julian Rademeyer, kreeg te horen dat hij met zijn Afrikaner achternaam een verrader was. ‘Iemand schreef me iets in de geest van: “Ik hoop dat jouw kinderen wreed worden vermoord, zodat jij weet hoe dat voelt”’, zegt Rademeyer.
Dan Roodt haalt zijn schouders op als zijn kameraad Hofmeyr en diens boude uitspraak ter sprake komen. ‘Het is onvermijdelijk dat je in een land als Zuid-Afrika met hyperbolen komt’, vergoeilijkt hij. ‘Je verkeert in een situatie waarin het verleden en apartheid als een hyperbool worden gepresenteerd, als een misdaad tegen de menselijkheid: je had marxisme, Pol Pot en apartheid. Dus wij verkeren in een situatie waarin je de hyperbool van de ander moet bestrijden met sterke argumenten, want het genuanceerde argument gaat in Zuid-Afrika verloren. Alles moet zwart of wit zijn, het absolute onrecht of de utopie.’
Politieke correctheid en de waarheid spelen op een complexe manier op elkaar in. Moet je de discussie over bepaalde onderwerpen mijden omdat je anders als racist wordt gebrandmerkt? Blijft een gedegen discussie over een gruwelijk maar uiterst wezenlijk verschijnsel als kinderverkrachting daardoor uit? Is het niet zo dat met name filosofen alle onderwerpen, hoe pijnlijk ook, moeten kunnen aanzwengelen en bediscussiëren? Was het niet veel zinvoller geweest om Mabille’s stelling met argumenten te bestrijden?
De Chileense filosoof Pedro Tabensky begon zijn Zuid-Afrikaanse carrière ruim tien jaar geleden aan de Universiteit van Pretoria en nam daar na drie jaar ontslag omdat hij het instituut te racistisch vond. Hij ziet politieke correctheid niet zozeer als een ‘links’ probleem, maar als een uiting van kuddegedrag. ‘Het is de belabberde eigenschap om de wereld te bekijken door een van tevoren vastgelegd raamwerk, dat geen vragen stelt. Je stemt standpunten af op die van een bepaalde, wijd geaccepteerde gemeenschap, zodat je je niet buitengesloten voelt. Dus ik zie politieke correctheid als een vorm van kwade trouw, een uiting van angst om buiten de groep te vallen waar je graag toe wil behoren.’
Maar er zijn grenzen. Mabille’s gewraakte artikel ziet hij als fout, racistisch en vilein. ‘Haar standpunten moet je niet te ernstig nemen. En daarom hoef je er ook niet op te reageren, want doe je dat wel, dan neem je ze wél serieus. Maar ik vind ook dat het antwoord niet simpel een aanval op haar persoon moet zijn. Ik ben geen fan van Rambo-achtige hervormingen.’
Het hoofd van het departement filosofie, Emma Ruttkamp-Bloem, is eenzelfde mening toegedaan. ‘De uitvoerende raad besloot om niet in te gaan op het verhaal van Mabille omdat het niets met filosofie te maken had’, zegt ze en verwijst naar de feministische Amerikaanse filosofe Judith Butler die betoogt dat een respons op discriminerende uitlatingen juist geloofwaardigheid geeft aan die uitlatingen. ‘Indirect bega je dan dezelfde misdaad’, vindt Ruttkamp-Bloem.
Maar ook zij onderkent dat politieke correctheid het zoeken naar de waarheid in de weg kan staan. Bijvoorbeeld als mensen zich niet willen inlaten met moreel afkeurenswaardige onderwerpen omdat ze bang zijn dat ze dan een beerput opentrekken. ‘Oplossen zal dan veel tijd en moeite kosten. Daarom verkiezen mensen om de waarheid maar niet boven tafel te krijgen, en gebruiken politieke correctheid als excuus.’
Maar het tegenovergestelde is een minstens zo groot probleem: mensen die hun afkeer van politieke correctheid aanwenden om semi-racistische taal te bezigen of in haatspraak te vervallen, zegt Ruttkamp-Bloem: ‘Bijvoorbeeld iemand die zich bezorgd toont over babyverkrachting, vervolgens de oorzaak zoekt in “zwarte” cultuur of genetica, en uiteindelijk tevreden achterover leunt en zegt dat “wij” dit niet kunnen oplossen omdat het te maken heeft met hoe “zij” nu eenmaal zijn.’
Zo zijn we weer terug bij kinderverkrachting. Bestaat er een waarheid? Is het grotendeels een cultureel fenomeen? Of heeft het te maken met een complexe combinatie van sociale, economische, politieke en culturele factoren? Er is nog opvallend weinig onderzoek naar gedaan. Dan Roodt wijst graag op een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift African Journal of Aids Research, waarin antropologe Suzanne Leclerc-Madlala stelt dat ‘het geloof dat hiv/aids kan worden genezen door middel van seks met een maagd is geïdentificeerd als een mogelijke factor in de verkrachting van baby’s en kinderen in Zuid-Afrika’.
Het is een artikel van dertig pagina’s, waarin Leclerc-Madlala ingaat op de vermeende verbanden tussen de ‘losse’ vagina, vuil en ziektes, en het geloof dat een ‘droge, strakke vagina’ ziektes kan genezen. Dat zou niet alleen voor aids gelden, maar ook voor een reeks andere ziektes, van tuberculose tot huidaandoeningen. De gedachtegang is dat losbandige vrouwen een losse vagina hebben en verantwoordelijk zijn voor het overbrengen van ziektes. Ook sommige vrouwen geloofden daarin. Ze gebruikten onder meer chloor, ontsmettingsmiddelen en talkpoeder om een schone, droge vagina te krijgen, waar zich geen vuil aan kan hechten. De logica was dat als seks met een losse vrouw tot ziektes leidt seks met een jonge maagd dit kan genezen en voorkomen. De conclusie van Leclerc-Madlala luidt: ‘Gegeven het gebrek aan alternatieve geneeswijzen, in combinatie met het feit dat slechts een klein percentage verkrachtingsgevallen de rechtbank haalt en de meeste daders voorwaardelijke straffen krijgen, is het waarschijnlijk zo dat sommige mannen vinden dat ze weinig te verliezen hebben als ze zich van aids proberen te verlossen middels seks met een maagd – of ze nou in de mythe geloven of niet.’
Nadeel van dit in 2002 gepubliceerde onderzoek is dat het stamt uit 1995-1998, toen hiv-remmers nog nauwelijks beschikbaar waren. Bovendien werd het verricht onder een kleine populatie Zoeloes in een peri-urbaan gebied nabij de havenstad Durban. Saillant detail is dat Leclerc-Madlala een onderzoeker aanhaalt die stelt dat Engelse mannen zich in de negentiende eeuw ook aan maagden vergrepen om zo van geslachtsziektes te genezen.
Een andere, recentere poging tot analyse werd gedaan door de sociaal werker Amelia Kleijn, die promoveerde op een onderzoek onder tien gevangenen die een kind van drie jaar of jonger hadden verkracht. Kleijn werkte drie jaar aan haar interviews en het kostte haar enorme moeite om het vertrouwen van de tien mannen (uit een populatie van 190.000 in 240 gevangenissen) te winnen. Kleijn verscheen op de nationale televisie nadat in oktober in Diepsloot-township ten noorden van Johannesburg twee meisjes van twee en drie waren gevonden in een mobiele wc, vermoord en verkracht.
De onderzoekster vond geen culturele verklaringen voor het gedrag van de babyverkrachters die zij had gesproken. De mannen, vertelde ze, waren zelf ‘op alle mogelijke manieren vreselijk mishandeld’. Ze waren geslagen door hun moeders, door hun buren, door hun klasgenoten, door hun onderwijzers. Rolmodellen en vaders waren veelal afwezig. En als er vaders waren, dan sloegen ook zij er lustig op los. De geïnterviewden handelden uit wraak, vaak tegen mannen en vrouwen door wie ze waren gekleineerd. Het ging dan om vrouwen met wie ze seksuele contacten hadden gehad of wilden hebben, of mannen met wie ze hevige ruzie hadden gekregen. ‘Deze misdaden worden niet met voorbedachten rade gepleegd, ze zijn volledig opportunistisch’, zei Kleijn. ‘Ze hadden niks te maken met seksuele opwinding of genot, maar met blinde woede en blinde wraak.’
Beeld: Harry Gruyaert / Magnum / HH