
Zijn verzuchting is niet van nu, maar dateert van halverwege de negentiende eeuw en hij had het niet over de vakantiegangers die als vliegtuiglading worden afgeleverd, maar over de eerste toeristen die met het nog jonge transportmiddel de trein reisden. Ook de Britse consul in Italië uitte zijn klacht over Engelsen die zich groepsgewijs voortbewogen al in 1865: ‘De Italiaanse steden raken overstroomd met drommen van deze schepsels, want ze gaan nooit uit elkaar, en je ziet hoe ze zich met z’n veertigen door een straat persen met hun leider – dan weer vooraan, dan weer achteraan, om hen heen cirkelend als een herdershond – en het hele proces lijkt ook op het hoeden van vee.’
De democratisering van het reizen ging, kortom, meteen met klachten gepaard die ons nu meer dan bekend in de oren klinken. Tot vóór de introductie van de trein en het stoomschip was reizen oncomfortabel, moeilijk en duur. En nog gevaarlijk ook – er was altijd de kans dat je beroofd werd, een enge ziekte opliep, of, nog erger, dat je keel werd doorgesneden. Tot de tijd dat Thomas Cook in de jaren veertig van de negentiende eeuw georganiseerde trips begon aan te bieden, was reizen het privilege van aristocraten en de rijke bourgeoisie. De ‘grand tour’ die zij maakten, veelal naar Europa, bood hen avontuur, een levensveranderende ervaring. De reiziger naar nieuwe werelden kwam thuis met nieuwe ideeën.
Hoe anders is het reizen nu. Niet dat reisorganisaties ons vakantiegangers vandaag niet volop avontuur en exotica beloven, maar dan wel met de luxe van thuis, ook in de rimboe. Het gaat nog steeds om de ‘belevenis’ van vreemde oorden, maar die is dan wel verdund, bedacht en voorgekookt. Het meest opmerkelijke, schrijft Daniel J. Boorstin in zijn beroemde boek The Image, waarin ook een scherp hoofdstuk over The Lost Art of Travel staat, is niet dat we zo veel meer buitenlandse reizen maken, maar dat al dat gereis zo weinig verschil maakt voor ons denken en voelen. Zelfs ons beklag dat het er zo veel zijn, zo veel medetoeristen en zo veel toeristische bezoekers in onze steden en op onze stranden, is niet origineel.
Maar met veel zijn we. Wij vinden het al tijden vanzelfsprekend dat we met onze westerse paspoorten de hele wereld mogen doorkruisen, nu voegen de Chinezen, Russen, Brazilianen, Indiërs en nog vele anderen zich bij ons en zijn we met nog meer. Tegenover ons staan de mensen die op dichte grenzen stuiten – de vluchtelingen, asielzoekers en ongedocumenteerden die het afgelopen half jaar het nieuws beheersten – en ook zij zijn met veel. De unhcr stelde vorig jaar dat het aantal vluchtelingen wereldwijd de vijftig miljoen is gepasseerd; het aantal internationale toeristen overschrijdt volgens de World Tourism Barometer inmiddels de miljard.
Het is allemaal reden voor ons om ons in dit dubbeldikke zomernummer af te vragen wat reizen betekent in deze tijd. Hoeveel toeristen kunnen de historische binnensteden van Europa eigenlijk aan? Hoe probeert ‘de provincie’ een graantje van het toerisme mee te pikken? Wat zoeken de Chinese toeristen in Europa? Wat voor reis heeft de Syrische asielzoeker die nu in Leiden-Zuid woont achter de rug? Hoe onherbergzaam is de reis van Mexico naar de Verenigde Staten? Hebben de uitgestorven dorpjes in de laars van Italië niet ook baat bij vluchtelingen? Wat is ‘thuis’ voor een landverhuizer? We staan stil bij de geschiedenis en de filosofie van het reizen, bij reizen in de literatuur en de kunst. En al kunnen de ontdekkingsreizigers van nu de triomfen uit het verleden niet herhalen, ze bestaan nog steeds, de mannen en vrouwen met een werkelijke zucht naar avontuur en ontdekkingen.
We wensen u veel leesplezier en, uiteraard, ook een goede vakantie.
P.S.
Deze dubbeldikke special is leesstof voor twee weken; het volgende nummer verschijnt 16 juli. U kunt ondertussen onze commentaren over de situatie rond Griekenland lezen op groene.nl.