VERSCHILLENDE TURKSE kranten spraken er schande van, dit voorjaar: in Didim, een plaatsje aan de Turkse westkust, bivakkeerden 65 mensen in de tuin van een overheidsgebouw. Het waren vluchtelingen uit de Palestijnse Gebieden, Eritrea, Somalië en Irak. De foto’s logen niet: er waren kinderen bij. En ondanks de van overheidswege verstrekte dekens en matrasjes hadden die kinderen het ’s nachts koud, schreven de kranten met dikke letters. En dat de overheid deze mensen geen fatsoenlijk onderdak bood, kon gerust een schande heten.
Alsof het hier een uitzondering betrof. De Turkse overheid zorgt nooit voor onderdak voor vluchtelingen en liet zich al van haar meest humanitaire kant zien door dekens en matrassen uit te delen. Het werkelijk uitzonderlijke aan de situatie in Didim was dat de beroerde positie van vluchtelingen in Turkije zelden zo zichtbaar was. Meestal verblijven – wonen kun je het niet noemen – vluchtelingen in een krot in een verpauperde wijk van Istanbul, of met hele gezinnen in oude, donkere en stinkende bedrijfsverzamelgebouwen in afgelegen Anatolische steden. Ze halen de krant nog wel eens nadat ze dood gevonden zijn. In zee tussen Turkije en Griekenland bijvoorbeeld (ook de 65 vluchtelingen in Didim waren onderweg naar een Grieks eiland toen hun bootje het begaf). Of ergens in een weiland, gedumpt door vrachtwagenchauffeurs die ineens ontdekten dat ze geen levenden meer smokkelden maar doden. Of in het bergachtige gebied tussen Iran en Turkije – daar worden ze soms in het voorjaar in bevroren toestand gevonden door herders die hoog in de bergen met hun kuddes weides bereiken waar de sneeuw net gesmolten is.
Het klinkt ongelooflijk, maar volgens de Turkse regels zijn asielzoekers Europeanen die bescherming nodig hebben. Wie uit een niet-Europees land komt, vangt automatisch bot. Het is het wonderlijke uitvloeisel van de zogeheten ‘geografische limiet’ die Turkije sinds 1967 hanteert bij de Geneefse Conventie (het Vluchtelingenverdrag) uit 1951. Destijds besloten meer landen tot het afbakenen van het gebied van waaruit ze asielzoekers zouden opnemen, maar alleen Monaco en Turkije houden er nog steeds aan vast. Gevolg: asielzoekers doorlopen een procedure bij de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, de UNHCR, die verschillende kantoren heeft in Turkije. En in de maanden (of jaren) dat die duurt, hebben ze geen recht op onderdak, inkomen of gezondheidszorg. Wel moeten ze elk half jaar voor elk gezinslid een verblijfsvergunning kopen voor driehonderd lira (ongeveer 150 euro). Worden ze door de UNHCR als vluchteling erkend, dan gaan ze een volgende procedure in: vestiging in een ‘derde land’, meestal Canada, de Verenigde Staten of Australië. In Turkije blijven is uitgesloten, vanwege die geografische limiet. Probleem: is er eenmaal een derde land gevonden dat de vluchteling wil opnemen, dan laat Turkije hem of haar pas gaan als voor het volledige verblijf in Turkije verblijfsvergunningen zijn betaald, wat voor een gezin kan oplopen tot duizenden lira’s. Zolang die niet zijn voldaan, moet de vluchteling in Turkije blijven – en lopen de kosten voor de verblijfsvergunning verder op.
‘TURKIJE ZOU wat vluchtelingen betreft meer verantwoordelijkheid moeten nemen’, vindt Metin Çorabatir, woordvoerder van het hoofdkantoor van de UNHCR in Ankara. ‘Een geografische limiet past niet bij een land dat zo’n actief lid is van de internationale gemeenschap en op het moment zelfs een niet-permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad bezet.’
De situatie nu, zegt Çorabatir, is ‘messy’. Net nog kreeg hij een telefoontje van een Irakees die door de UNHCR als vluchteling is erkend en nu wacht op vestiging in een derde land: ‘De mensen met wie hij een huis deelt, ook Irakezen, vertrekken binnenkort naar Canada. Hij heeft ook een aanvraag voor Canada ingediend, maar nu blijkt Canada voor dit jaar de limiet aan uitgenodigde asielzoekers al bereikt te hebben. Die Irakees komt dus dit jaar niet meer weg. Nog een jaar zonder rechten, nog een jaar zonder de kans een nieuw leven op te bouwen. Turkije is voor asielzoekers een openluchtgevangenis.’
Sinds 2005 heeft Turkije een ‘nationaal actieplan’ betreffende asielzoekers. Op het ministerie van Binnenlandse Zaken is een groepje ambtenaren vrijgemaakt om te zorgen dat het land asielwetgeving krijgt die voldoet aan Europese standaarden. Een flinke operatie, want behalve een wet moet er een asielinfrastructuur komen: aanmeld- en opvangcentra, het opleiden van personeel en ambtenaren, het voorlichten van de bevolking. Nederland helpt daar vanaf september dit jaar intensief bij (zie kader). Onvermijdelijk slotakkoord: het schrappen van de geografische limiet.
Oorspronkelijk stond dat voor 2012 op de rol, maar het is inmiddels tot nader order uitgesteld. ‘Turkije is bang voor een enorme toeloop aan vluchtelingen als ze eenmaal vestigingsland worden’, zegt hoogleraar migratie Ahmet Içduygu van de Istanbulse Koç Universiteit. ‘Logisch. Turkije grenst direct aan Irak en Iran en ook Afghaanse vluchtelingen komen via Iran in Turkije aan. Precies de landen waar al decennialang veel vluchtelingen vandaan komen.’ Het aantal asielzoekers dat bij de UNHCR in Turkije asiel aanvraagt is stijgende: in 2008 waren het er dertienduizend, tegenover 4550 in 2006. Ter vergelijking: in Nederland vroegen in 2008 vijftienduizend mensen asiel aan.
Een diepere Turkse angst komt voort uit de moeilijke relatie met de Europese Unie. Sinds de onderhandelingen over toetreding in 2005 zijn geopend is er veel veranderd. Invloedrijke landen als Frankrijk en Duitsland zien Turkse toetreding ondertussen helemaal niet meer zitten, de Europese bevolking heeft bij de laatste verkiezingen laten zien niet op uitbreiding van de EU te zitten wachten en de Turken zijn ook niet meer zo enthousiast. Kortom, wat als Turkije de geografische limiet opheft en vervolgens tóch geen lid wordt? Dan grenst de EU aan een land waar asielzoekers met een schoon geweten buiten de deur gehouden kunnen worden. Precies daarom heeft Turkije besloten de geografische limiet pas op te heffen als de toetredingsdatum tot de EU er onwrikbaar ligt. ‘De EU’, zegt Içduygu, ‘erkent de Turkse angst te weinig. Je kunt niet aan de ene kant eisen dat Turkije de limiet opheft, en tegelijkertijd Turkije als lid van de EU op afstand houden.’
VAN, EEN STAD in het oosten van Turkije met een half miljoen inwoners, ligt nog geen honderd kilometer van de Iraanse grens. In de stad wijzen de vele bordjes met ‘Iran’ erop allemaal naar de enige weg die rechtstreeks naar het buurland leidt. De vele kleine weggetjes in het onherbergzame gebied, dat van de herfst tot het voorjaar bedekt is onder een dikke laag sneeuw, zijn vergeven van de gendarmes. Wie hier niets te zoeken heeft – journalisten met officiële persaccreditatie incluis – dient rechtsomkeert te maken naar de stad. En asielzoekers die juist deze weggetjes gebruiken om Iran te verlaten worden pardoes weer over de grens terug gezet. Wat ingaat tegen de afspraak die de Turkse overheid heeft met de UNHCR: iedereen die asiel wil aanvragen, moet gewezen worden op de mogelijkheid zich te melden bij een van de UNHCR-kantoren in Turkije.
Van heeft zo’n kantoor, dus strijken asielzoekers uit Iran en Afghanistan die de gendarmes weten te ontlopen juist hier neer. Zij kleuren de stad, vooral de vrouwen uit Iran. Waar Turkse vrouwen met hoofddoek in dit deel van het land doorgaans kiezen voor grijze ingetogenheid, springen de Iraanse eruit met hoofddoeken in knallende kleuren die het haar maar half bedekken, met make-up en glinsterende sieraden. Dat contrasteert heftig met hun behuizing. In een straat in het centrum van de stad blijkt een stalen deur, ingeklemd tussen twee winkels, de ingang te zijn van een groot pand dat werd gebouwd voor kleine bedrijven. Nu wonen er asielzoekers opeengepakt. De muren van de kantooreenheden zijn ooit roze geverfd, maar inmiddels smoezelig. Er past net een bed in de ruimte, een kleedje, een kapstok en een paar dozen. Een gordijn schermt het sanitair en een piepkleine kookgelegenheid af. Geen ramen, geen frisse lucht. Wie de kinderen rond ziet rennen op de galerijen op de eerste en tweede verdieping houdt zijn hart vast: de balustrade is niet bepaald fijnmazig. De steile wiebelige stalen trap doet zelfs voor volwassenen levensgevaarlijk aan.
Voor Nasrin Hasannahah (36), haar man Ismail (37) en hun peuterdochter Niyosa zit er misschien niets anders op dan binnenkort ook hier naartoe te verhuizen. Het gezin heeft nu nog een plek voor zichzelf, maar kan de huur van vijftig lira per maand al zes maanden niet betalen. Nasrin laat hun huisje zien en lijkt zich een beetje te schamen. Er zit een enorm gat in het plafond en op het kleed liggen stukjes riet die steeds maar uit het gat naar beneden blijven komen. De keuken wil ze eigenlijk niet laten zien. ‘Daar, om de hoek’, wijst ze. Een donkere ruimte, een kraantje met een emmer eronder en een gasfles om te koken. ‘In Iran hadden we een ruim appartement met was- en afwasmachine, gewoon van alles voorzien. En kijk dit nu eens.’
Nasrin en Ismail wonen nu twee jaar in Van. Nasrin heeft het Turks snel onder de knie gekregen en verdient een deel van het gezinsinkomen door te tolken voor Iraniërs en Afghanen die voor hulp aankloppen bij de vrouwenorganisatie van Van. Ismail pakt alle klusjes aan, van sjouwen tot schilderen, maar het levert niet veel op. Ze zijn inmiddels door de UNHCR erkend als vluchteling en wachten op hervestiging in een derde land. Ondertussen wordt de huisbaas ongeduldig. ‘Hij is aardig en houdt rekening met onze situatie’, zegt Nasrin, ‘maar hij kan zijn huis natuurlijk niet voor niks aan ons verhuren, dat snap ik ook wel. Wij moeten kiezen: de huur betalen of eten en luiers kopen. Misschien moeten we straks een ruimte delen met anderen.’
Sinds een paar jaar mogen asielzoekers in Turkije werken. De voorwaarden voor een legale baan zijn echter absurd: het kan alleen als de beoogde werkgever een werkvergunning aanvraagt, en die vergunning wordt alleen verstrekt als er voor de baan geen Turk beschikbaar is. Dus zit er voor asielzoekers niets anders op dan zwart te werken. De Iraniërs en Afghanen in Van hebben in zekere zin geluk. Van is de grootste stad in de regio en biedt nog aardig wat mogelijkheden voor een baantje, terwijl de politie er niet tot de strengste behoort: ze zijn redelijk op de hoogte van de omstandigheden van asielzoekers, kennen de meeste gezichten wel en knijpen een oogje toe bij zwart werk.
De situatie van veel andere asielzoekers is minder gunstig. Nadat ze zich hebben gemeld bij de UNHCR en bij de plaatselijke politie stuurt de overheid ze naar een van de dertig ‘satellietsteden’, provinciesteden die zijn aangewezen als woonplaats voor asielzoekers die in de procedure van de UNHCR zitten. Ibrahim Kavlak, hoofd van de Associatie voor Solidariteit met Asielzoekers en Migranten in Ankara, vertelt: ‘Tokat, in het noorden van centraal-Anatolië, is een van de satellietsteden. Ik ken een jonge asielzoeker die eerst een tijdje in Istanbul woonde. Die jongen was goed met computers, in Istanbul kon hij daar een redelijk inkomen mee verdienen, al waren zijn baantjes zwart. Toen werd hij naar Tokat gestuurd. Zo’n beslissing kun je niet aanvechten. Maar zelfs Turken trekken weg uit Tokat omdat er geen werk is. In één keer zat die jongen zonder inkomen.’
De politie van Tokat bepaalt hoe vaak asielzoekers moeten komen stempelen om te bewijzen dat ze daadwerkelijk in de stad verblijven. ‘In sommige steden moet dat elke dag’, zegt Kavlak, ‘in andere twee of één keer per week. Als je elke dag of om de dag moet stempelen voor vijf uur ’s middags, kun je veel baantjes wel vergeten. De werkdagen in Turkije zijn lang, zwart werk is natuurlijk onzeker. Welke baas geeft toestemming om zo vaak eerder weg te gaan van het werk? Zo wordt het asielzoekers onmogelijk gemaakt een inkomen te verdienen.’
En een slecht inkomen betekent slapen in een krot of in de schuur van een particulier, of het delen van woonruimte met veel te veel mensen. In sommige satellietsteden huren liefdadigheidsinstellingen huizen voor asielzoekers. De vrouwenorganisatie in Van heeft bijvoorbeeld een pand waar 25 vrouwen tijdelijk kunnen verblijven. De UNHCR in Van stuurt geregeld alleenstaande Afghaanse en Iraanse vrouwen door naar het opvanghuis. Ze blijven er meestal niet lang. Ze zoeken liever snel gezamenlijk woonruimte, bijvoorbeeld in de paar grotere kamers die het bedrijvencomplex beschikbaar heeft. In zulke kamers lopen vrouwen in en uit, krijgen bezoekers een biertje aangeboden – strenge moslims lijken het geen van allen – en kinderen krioelen rond.
IN ISTANBUL, met zestien miljoen inwoners, groepen de buitenlanders niet samen in een pand, maar bevolken ze hele wijken. Katip Kasim is zo’n wijk. Wie vanaf toeristische hoogtepunten als de Aya Sofia en het Topkapi Paleis langs het water westwaarts loopt, komt de eerste tekenen van asielzoekers en economische vluchtelingen vanzelf tegen: Afrikanen die in de stadsparken langs de Zee van Marmara wat proberen te verdienen met de verkoop van imitatie merkhorloges en parfums. Katip Kasim is oud, arm en bouwvallig. In de slechtste huizen wonen de immigranten, voornamelijk economische vluchtelingen uit landen als Nigeria, Somalië, Eritrea en Soedan. Een enkeling heeft de moeite genomen om een asielaanvraag in te dienen bij de UNHCR, maar het overgrote deel van de migranten stippelt liever zijn eigen route naar het Westen uit.
In Istanbul blijven is voor deze Afrikanen geen optie. Wie je ook aanspreekt, langer dan een maand of elf, twaalf zijn ze niet in Turkije. Met andere woorden: de Afrikaanse gemeenschap vernieuwt zich voortdurend. En ze vertrekken niet, zoals UNHCR-erkende vluchtelingen, naar ‘derde landen’, maar gaan naar Europa. Ali, een twintiger uit Mali die nu een half jaar in Turkije is: ‘In Turkije heb je geen rechten en Turken spreken alleen maar Turks. In Europa kun je een advocaat krijgen en er is meer werk.’ Bashir (18) uit Somalië: ‘Ik heb veel geld betaald om naar Griekenland te komen, maar in plaats daarvan ben ik in Turkije beland. Dus nu moet ik opnieuw geld bij elkaar zien te krijgen om alsnog naar Griekenland te gaan.’
De treurige leefomstandigheden lijken ze voor lief te nemen. Op een kamer met vier stapelbedden in een krot huizen 32 mannen. Ze slapen bij toerbeurt van telkens zes uur. Op de bovenste verdieping is plek voor vrouwen en kinderen. De vrouwen zitten ineengedoken op bed, want voor rechtop zitten is de ruimte tot het bovenbed niet hoog genoeg. Kinderen plakken met hun voetjes vast aan de vieze vloer en struikelen over kapotte snoeren en stekkerdozen die overal verspreid liggen. Leun hier niet tegen de muren: het zijn maar kartonnen tussenwandjes.
Natuurlijk is het vooral déze groep die de Europese Unie zorgen baart. Zodra ze geld genoeg hebben boeken ze een illegaal tripje naar Griekenland en weg zijn ze. Vanaf verschillende plekken aan de Turkse westkust is het maar tien, twintig kilometer naar het Europese buurland. De discussies tussen Turkije en Griekenland lopen geregeld hoog op: de landen spraken in 2002 af dat Turkije asielzoekers terugneemt die aantoonbaar via Turkije Griekenland binnenkomen, maar van de 25.000 gevallen nam Turkije er maar zestienhonderd terug, zo becijferde een Grieks migratie-instituut.
MET DE IRAANSE Nasrin en haar man Ismail is iets vreemds aan de hand. Ze wachten op herhuisvesting in een Europees land. Een aanbieding uit de Verenigde Staten hebben ze afgeslagen (Nasrin: ‘Daar woont mijn ex-man en een groot deel van zijn familie, daar ben ik doodsbang voor’) en ook aanbiedingen uit Australië en Canada lieten ze aan zich voorbij gaan. Waarom blijft onduidelijk, of het moet simpelweg zijn dat ze naar Europa willen. Maar Europa neemt geen UNHCR-erkende vluchtelingen uit Turkije op. Weet ze dat dat betekent dat ze dus in Turkije zullen blijven, zonder rechten? ‘Dat moet dan maar’, zegt Nasrin. ‘Niyosa is in Turkije geboren en kan later een Turks paspoort krijgen, dus voor haar komt het wel goed.’
Je zou het zomaar als een aanwijzing kunnen zien voor een verandering die uiteindelijk onvermijdelijk zal zijn. De geografische limiet is geen lang leven meer beschoren en als iedereen zich aan de eerder gemaakte afspraken houdt, wordt Turkije lid van de EU. Tegen die tijd zal Turkije noodzakelijkerwijs ontwikkeld zijn tot een land waar het goed toeven is, zowel wat betreft mensenrechten als materiële welvaart. Dan is Turkije geen springplek naar het Westen meer, dan ís Turkije het Westen. En wordt Turkije voor vluchtelingen een land om te blijven.
Nederland helpt Turkije
Nederland en Groot-Brittannië helpen Turkije bij het opzetten van aanmeld- en opvangcentra voor asielzoekers en bij het opleiden van personeel dat in de centra komt te werken. Verspreid over Turkije zullen zes of zeven asielzoekerscentra worden gebouwd. Het samenwerkingsproject kost 1,2 miljoen euro en wordt gefinancierd door de Europese Unie. In 2010 kunnen de eerste centra klaar zijn. Maar de Turkse wetgeving is niet zo ver op orde dat er ook daadwerkelijk asielzoekers ondergebracht kunnen worden.