
‘Geef mij vertrouwen en ik geef u een prachtig Suriname terug.’ Sinds hij op Obama-achtige wijze speechte tijdens zijn sobere inauguratie op 16 juli zijn alle hoop en ogen in het bankroete Suriname gericht op de kersverse president Chandrikapersad – ‘Chan’ – Santokhi (61). Van de financiën moet hij het voorlopig niet hebben; Santokhi trof een ‘financiële catastrofe’ aan en is naarstig op zoek naar geld.
Zijn voorganger Desi Bouterse droeg, na tien jaar aan de macht te zijn geweest, het land over met een totale schuld van ruim drie miljard Amerikaanse dollar. Onder Bouterse werden maar liefst 123 voornamelijk buitenlandse leningen afgesloten, die goeddeels consumptief zijn besteed. Het land is niet meer in staat zijn schulden af te lossen. Niet alleen is de staatskas leeg, ook toekomstige olie- en goudinkomsten zijn al ‘verpand voor leningen’.
Het overheidsapparaat van zo’n zestigduizend ambtenaren, goed voor zestig procent van de beroepsbevolking, drukt als een waterhoofd op de begroting. Santokhi kampt met een duizelingwekkend begrotingstekort van zo’n 450 miljoen dollar. Dus de euforiestemming na de klinkende overwinning van de verkiezingen van 25 mei door zijn Verenigde Hervormingspartij (VHP) was maar van korte duur. Zie maar zonder enige financiële armslag de ‘economische puinhoop van paars’ op te ruimen. Paars is de partijkleur van de Nationale Democratische Partij (NDP).
Het is de derde keer dat Bouterse het land naar totale bankroet heeft gekoerst. We gaan terug naar vrijdag 20 februari 1987. Suriname ging toen al zeven jaar gebukt onder de militaire dictatuur van Bouterse. Er heerste alom schaarste; winkels en warenhuizen waren leeg. Ook was er tekort aan meel en daarmee aan brood. ‘Kinderen vielen flauw op school omdat ze niets op hun maag hadden’, vertelt Amanda Sheombar (50), die toen zestien jaar was en op het vwo zat. In de omgeving waren er meerdere scholen. ‘En ineens liep er een jongen van de lts in zijn eentje buiten, die scandeerde: “Geen brood geen school!” Alle kinderen verlieten massaal de klas en liepen en scandeerden met hem mee. Helemaal spontaan.’
De groep zwol aan tot enkele honderden, waaronder ook leerkrachten. Toen kwamen zwarte auto’s aangereden, waaruit vijf mannen stapten, gekleed in tropenpakken en gewapend met uzi’s. Het bleken lijfwachten van Bouterse te zijn; ze kwamen op de meute afgerend. Paniek brak uit. Iedereen rende terug naar het schoolplein, maar daar waren militairen met busjes aangevoerd. ‘Die kwamen met bullenpees en baseballachtige knuppels op ons af’, vertelt Sheombar. ‘Ik heb letterlijk voor mijn leven gerend, maar ik heb vrienden om me heen geslagen zien worden; mensen hadden blauwe plekken. Die militaire jongens hadden bloeddoorlopen ogen en waren helemaal high en hyper. De opdracht kwam van Bouterse vanuit het kampement.’
De angst zat er al jaren goed in bij de bevolking sinds de Decembermoorden. Op 8 december 1982 waren vijftien mannelijke critici van het regime gemarteld en vermoord in het Fort Zeelandia in Paramaribo. Onder hen politici, juristen, journalisten, academici, ondernemers en militairen. De militair Jiwansingh Sheombar, een van de slachtoffers, was Amanda’s neef. ‘Bouterse had gedacht ons weer angst in te boezemen. Maar kinderen aanvallen was zijn grote fout; toen was iedereen om en niet meer bang.’
De scholieren togen massaal naar de befaamde Palmentuin, pal tegenover het Fort Zeelandia, waar ze hun protestacties luidkeels voortzetten. Het scholierenprotest hield zes weken lang aan en werd maatschappelijk breed overgenomen. Dat bleek de opmaat naar de vrije verkiezingen op 25 november 1987 – Onafhankelijkheidsdag. Die won het Nieuw Front voor Democratie en Ontwikkeling glansrijk. De nieuw opgerichte NDP van Bouterse behaalde slechts drie zetels. Zeven jaar ‘revolutie’ had immers weinig goeds voortgebracht. De tweede keer dat de NDP – zelfs vervroegd – werd weggestemd na massademonstraties was in 2000 met Jules Wijdenbosch als president en ‘marionet’ van Bouterse.
‘We waren qua emotie op hetzelfde punt als in februari 1987. De mensen waren het beu’, zegt Amanda Sheombar over het wegstemmen van Bouterse afgelopen mei. Ook nu ging er een massademonstratie in februari aan vooraf vanwege wederom door hem gevoerd desastreus sociaal-economisch beleid. ‘De prijzen voor olie en goud waren goed; er was geld als water voor Suriname. Dan nog zie je kans om de staatskas weer leeg te maken’, zegt Sheombar over de bankroet-hattrick van Bouterse.
Er heerst nu weliswaar geen schaarste, maar veel burgers kunnen vanwege de hyperinflatie en vijfvoudige koopkrachtdaling niet of nauwelijks voorzien in hun basisbehoeften. Lang zag het ernaar uit dat de populist Bouterse er electoraal mee weg zou komen. Met zijn uit staatsmiddelen gefinancierde propagandamachine maakte hij vooral zijn laaggeschoolde achterban wijs dat de financiële crisis kwam door dalende wereldprijzen voor olie en goud. Ook deelde zijn regering voedselpakketten uit.
Zijn veroordeling in november 2019 door de Krijgsraad voor zijn rol als toenmalig legerleider in de Decembermoorden leek hem maar voor even uit het lood te slaan. Hij werd in januari door duizenden aanhangers in partijkleur ondersteund en begeleid naar de Krijgsraad om ‘verzet’ aan te tekenen tegen zijn ‘verstekveroordeling’; Bouterse was nooit eerder persoonlijk verschenen tijdens het gehele proces, dat twaalf jaar lang voortsleepte.
Maar toen kwam, kort daarna, als een deus ex machina, de ‘allergrootste bankroof aller tijden’ naar buiten. Bij de Centrale Bank van Suriname was 190 miljoen dollar aan kasreserves van de particuliere banken verdwenen. Het sentiment dat geld van het volk gestolen was, borrelde op. En Bouterse had de pech dat er al een demonstratie voor 17 februari stond gepland. Die had daardoor momentum, na eerdere protesten met matige opkomst. Zo’n tienduizend betogers – een massa, naar Surinaamse maatstaven – vulden het Onafhankelijkheidsplein, gesteund door oppositie, vakbeweging en bedrijfsleven. Daarna diende de coronacrisis zich ook nog aan.
‘Als we langer waren doorgegaan onder de vorige regering, dan weet ik niet waar we zouden zijn geëindigd’, zegt president Santokhi opgelucht. Zijn werkkamer in het presidentieel paleis, ingeklemd tussen de wuivende Palmentuin en het tot bedaren gekomen Onafhankelijkheidsplein, wordt gedomineerd door een ellenlange vergadertafel. Het is vooral crisismanagement voeren. Met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zijn afspraken gemaakt over ‘herstructurering en herpositionering’ van de buitenlandse schulden. Ook met de grootste geldschieter China is gesproken.
Dit jaar zijn drie grote olievondsten gedaan voor de kust van Suriname. ‘We willen de eerste inkomsten daarvan naar voren halen. Dat verzoek heb ik gedaan bij de directie van Apache’, zegt Santokhi over een ‘voorschot’ van twee miljard dollar voor de korte termijn. Het Amerikaanse Apache en het Franse Total hebben als buitenlandse partners de offshore-exploratiekosten voor hun rekening genomen en Staatsolie heeft in elke bron twintig procent aandelen. Goed voor tientallen miljarden dollars aan olie-inkomsten.
De hamvraag is hoe Suriname op lange termijn zal omgaan met zoveel oliegeld. Genoeg voorbeelden van olierijke ontwikkelingslanden waar het overgrote deel van de bevolking door corruptie en wanbeleid in armoede is gebleven. Zoals het West-Afrikaanse Equatoriaal-Guinea met – net als Suriname – slechts een half miljoen inwoners. Noorwegen daarentegen pot zijn olieverdiensten op in een uitpuilend welvaartsfonds. Wat wordt het voor Suriname?
‘Dat is een balancing act’, zegt Rudolf Elias, ceo van Staatsolie, die zichzelf een ‘rasoptimist’ noemt. Staatsolie werd opgericht in 1980 en startte twee jaar later met de commerciële productie van onshore-aardolie. Het staatsbedrijf, met als slogan ‘vertrouwen in eigen kunnen’ en ruim een miljard dollar aan omzet, wordt daarom door Bouterse opgeëist als een ‘verworvenheid van de revolutie’. Maar de olie-exploraties vonden jaren ervoor plaats.
Staatsolie belegde al in 2016 een conferentie met als doel Suriname ‘ready’ te maken voor een omvangrijke olievondst. ‘Laat het 25, vijftig of honderd miljard dollar zijn’, zegt Elias over de te verwachten inkomsten. ‘In elk geval aanzienlijk meer dan de schuld die we als land nu hebben. Maar als wij niet nu al starten met een brede maatschappelijke discussie over hoe om te gaan met zoveel olie-inkomsten, gaat het geheid mis.’
Dus van tevoren moet worden bepaald hoeveel uitgegeven zal worden aan zaken zoals infrastructuur, volksgezondheid en onderwijs. ‘Als het geld binnenstroomt en je kunt het niet uitgeven op basis van een gericht plan, dan werkt dat corruptie in de hand. Dan koers je naar het model van Equatoriaal-Guinea’, stelt Elias. Hij pleit voor het opsparen van een groot deel van de olie-inkomsten in een welzijnsfonds, naar Noors voorbeeld. ‘Het is beter nu erover te praten dan pas wanneer je het geld eenmaal hebt.’
‘Maar olie is niet de toekomst van de energiesector’, benadrukt Elias. Suriname is met 93 procent bosoppervlak het groenste land ter wereld. ‘We hebben nu de kans om te stoppen met bosbouw. Met de olie-inkomsten kunnen we ervoor zorgen dat onze biodiversiteit behouden blijft als een natuurlijke hulpbron die ons eeuwig voorspoed zal brengen.’
De ontwikkeling van Suriname is sinds de onafhankelijkheid een aaneenrijging van fouten, fiasco’s en gemiste kansen. Daar kan Deryck Ferrier (87), ontwikkelingssocioloog en landbouwkundige, over meepraten. Hij is de oudste zoon van wijlen Johan Ferrier, de laatste gouverneur van het ‘Rijksdeel’ Suriname en de eerste president van de republiek, die na de coup werd afgezet. Op een vervaagde zwart-witfoto, in gouverneursuniform met Nederlandse koninklijke onderscheidingen, kijkt hij mee vanaf de muur. ‘Mijn vader heeft me altijd bijgebracht dat je je leven moet plannen en dat je het recht hebt om fouten te maken, maar ook de plicht tot correctie.’
Ferrier begon in 1971 het Centrum voor Economisch en Sociaalwetenschappelijk Onderzoek. CESWO produceerde sindsdien tientallen onderzoeksrapporten, projectvoorstellen en ontwerpplannen – ook voor de particuliere sector. Hij was betrokken bij het opstellen van ambitieuze ontwikkelingsprojecten, zoals het Meerjaren Integraal Agrarisch Ontwikkelingsplan van 1977. Als die projecten ten volle waren uitgevoerd, zou Suriname nu een ‘geavanceerde middenklassemaatschappij’ zijn met onder meer een ‘moderne agro-industriële sector’ en een ‘aanzienlijk kleiner overheidsapparaat’, stelt hij.
Maar altijd was er gemor. Dan was het: ‘Je brengt het geld naar de Javanen.’ Dan weer: ‘Je brengt het geld naar de Hindoestanen.’ Of: ‘Je hebt nog nooit wat voor de creolen gedaan.’ Veel werd daarom door overheidsinstanties niet of halfslachtig uitgevoerd. ‘Suriname heeft heel veel kansen laten liggen’, zegt Ferrier. ‘Persoonlijke ambities van leidinggevende ambtenaren met uit de tijd geraakte opvattingen en angst voor verandering zijn de grootste remmers geweest voor ontwikkeling. ‘Zoals luiaards zich vastklampen aan een boom, zo klampen Surinamers zich vast aan het verleden.’
Er zijn weer nieuwe kansen. Wel moet er in nog een opzicht worden gewaakt voor de ‘vloek van olie’. Olierijke landen zijn geneigd andere sectoren, zoals industrie en landbouw, te verwaarlozen en zijn daardoor kwetsbaarder voor economische schokken. Met als eventueel gevolg grote werkloosheid en daarmee veel armoede. ‘Je moet olie daarom als een bijkomstigheid blijven beschouwen’, zegt Ferrier. ‘Suriname moet gaan voor duurzame productiemiddelen: water, waterkracht en zonlicht en warmte. Die zullen we altijd hebben, olie niet.’
Er moet ook nog steeds worden ingezet op een ‘moderne agro-industriële sector’, vindt Ferrier. Vanwege de geopolitieke positie van het land ziet hij ‘heel veel goede kansen’ in het intercontinentaal transitogoederenverkeer. China betrekt veel grondstoffen vanuit de oostkust van Zuid-Amerika, waarbij vrachtschepen doorsteken via het Panamakanaal. Daar zou Suriname op kunnen inspelen als ‘tussensteun’ voor drinkwater- en foeragevoorziening en overslag van goederen voor andere bestemmingen in meerdere continenten.
Ferrier, nog altijd gedreven: ‘Het project hiervoor wil ik dolgraag uitwerken. We moeten ons dan wel serieus gaan toeleggen op het inrichten van diepwaterhavens in de Surinamerivier. De voorbereidingsactiviteiten voor de offshore-oliewinning zijn hiervoor een uitstekende gelegenheid.’
Vooralsnog is de coronacrisis een grote horde; de broekriem zal de komende jaren extra stevig moeten worden aangehaald. Een verarmd volk is ongeduldig en niet je beste bondgenoot. En dat kan de charismatische populist Bouterse in de kaart spelen, zo leert de zich herhalende Surinaamse geschiedenis. ‘Hij heeft ons verarmd op alle vlakken’, zegt Amanda Sheombar over Bouterse’s veertig jaar lange politieke dominantie in de pas 45-jarige, almaar kwakkelende republiek. ‘Financiële verarming kan met goed beleid in tien jaar worden weggewerkt. Maar moreel verval en emotionele verarming duren generaties.’ Over vijf jaar zal blijken of de rol van Bouterse eindelijk is uitgespeeld.
Betty Goede, voorzitter van de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV), is daar niet zo gerust op. ‘We hebben geen normen en waarden meer’, zegt Goede over het eerste optreden van de regering-Santokhi. ‘Er is namelijk herhaaldelijk op verkiezingspodia beloofd dat ze het anders gaan doen. Er werd gesproken van transparantie, eerlijkheid en geen corruptie. Dan is het op zijn zachtst uitgedrukt teleurstellend, wanneer je zo snel van je beloftes afwijkt.’
Het gecultiveerde nepotisme lijkt allerminst voorbij. Een broer van vicepresident en ex-rebellenleider Ronnie Brunswijk is benoemd binnen de raad van commissarissen van maar liefst vijf staatsbedrijven en de echtgenote van president Santokhi in die van het goed boerende Staatsolie. De Algemene Bevrijdings- en Ontwikkelingspartij (ABOP), onder leiding van Brunswijk, is de grootste coalitiegenoot.
Steeds nadat Bouterse cum suis aan de macht is geweest is Suriname moreel en ethisch een even grote puinhoop. Samen met nabestaanden maakte de OGV zich sterk voor de berechting van de daders van de Decembermoorden. Eind augustus bracht de OGV het boek Recht en Onrecht: Woelige Tijden in Switi Sranan uit, om de aandacht te vestigen op wat zich zoal heeft afgespeeld sinds de onafhankelijkheid van 1975. Gehoopt wordt dat Surinamers eindelijk ophouden met het maken van verkeerde politieke keuzes. ‘Je kunt niet elke keer van de grond af aan beginnen om de samenleving op te bouwen’, zegt Goede. ‘Je hoopt dat we het als natie na vier keer nu wel doorhebben, want zo komen we in geen enkel opzicht verder tot ontwikkeling.’
Nu Bouterse niet langer een sta-in-de-weg is, zijn de politieke en diplomatieke banden met Nederland direct weer aangehaald. In augustus verwelkomde minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken zijn Surinaamse ambtgenoot Albert Ramdin met open armen. Beslist niet alleen om ontwikkelingssamenwerking, benadrukt president Santokhi. ‘Laten we business doen. Dat hebben we ook gezegd tegen China, India en Indonesië: breng jullie moderne technologie en agro-industrie naar Suriname. We willen grote projecten die onze exportcapaciteit kunnen vergroten en werkgelegenheid creëren.’
Buurland Guyana was eerder succesvol met olievondsten voor de kust. De geschatte oliereserves in het gedeelde geologische bekken bestaan uit ongeveer vijftien miljard vaten. ‘We kunnen gezamenlijk pijpleidingen trekken om olie te exporteren naar Frans-Guyana en Brazilië’, zegt president Santokhi. ‘Een diepzeehaven aanleggen kost miljarden en ook dat kun je gezamenlijk doen.’ De eveneens nieuw gekozen president van Guyana, Mohamed Irfaan Ali, is op 25 november een van de belangrijkste gasten tijdens de viering van 45 jaar Srefidensi – onafhankelijkheid. Dan zal een ‘overeenkomst voor samenwerking’ worden ondertekend. Het klinkt voortvarend.
Suriname zal miljarden verdienen uit goudwinning. Er gloort dus een mooie economische toekomst, mits de kansen eens eindelijk worden benut en de ‘plicht tot correctie’ wordt nagekomen. Amanda Sheombar spreekt hoopvol van een ‘keerpunt’, maar onder voorbehoud. ‘Santokhi zal dan wel de integere lijn moeten trekken en aanhouden, zoals hij ons dat heeft beloofd. Goed bestuur, dat is het motto.’
Santokhi zegt over de ‘nepotistische’ benoemingen: ‘Om het tij te keren stellen wij integere personen aan die berekend zijn op hun taken. We staan op een belangrijk kruispunt in de geschiedenis. Ons doel is Suriname redden. Ik heb de overtuiging dat als we die kans zullen krijgen van het volk, we dat prachtige Suriname gaan realiseren.’
De ‘kunstmatig’ hoog gehouden Surinaamse dollar is inmiddels officieel met de helft gedevalueerd. Hierdoor stegen de al torenhoge brandstofprijzen en winkelprijzen fors. Ook het openbaar vervoer werd flink duurder vanwege het afschaffen van de brandstofsubsidie voor bussen. Santokhi oogst al veel maatschappelijke kritiek vanwege zijn noodgedwongen maar te rigoureuze aanpak.
Er werd zelfs opgeroepen tot een protestactie op 25 september, om ‘geleidelijke saneringsmaatregelen’ te eisen. Het Onafhankelijkheidsplein bleef nagenoeg leeg. Er is dus veel gekerm maar kennelijk ook het besef dat door de zure appel bijten voorlopig de enige uitweg blijft.
‘Als Santokhi en zijn regeerteam het goed doen en ondanks de impopulaire maatregelen duidelijk communiceren met het volk waarom het moet’, zegt Sheombar, ‘dan komt de NDP van Bouterse in 2025 niet terug.’