
Beste Ehsan,
Wij spraken elkaar laatst kort in een café in Amsterdam en hadden het toen over de identiteitscrisis die je als vluchteling hebt. Het deed me denken aan mijn leven in Iran en hoe ik als Arabier daar worstelde met mijn identiteit. Ik ben geboren en getogen in Ahwaz, in het zuidwesten van Iran, waar de Arabische bevolkingsgroep al lange tijd op gespannen voet leeft met het regime. De plek waar de armste mensen in de rijkste provincie wonen, aangezien er meer dan 85 procent van alle Iraanse olie wordt gewonnen. Waar grote delen van de moeraslanden zijn veranderd in een woestijn door het wegpompen van water om olie te kunnen boren en de rivieren zijn afgedamd om het water om te leiden naar centrale steden.
Het is ook de plek waar de bewoners geen ruimte krijgen, waar het onderwijs in de eigen taal en cultuur volstrekt taboe is en waar ze behalve thuis niet in de eigen taal mogen spreken of de traditionele kleding mogen dragen.
Over de traditionele kleding gesproken, ik herinner me dat ik als kind tijdens Eid al-Fitr, het Suikerfeest, een traditionele Arabische jurk droeg, een witte lange djellaba, met een rode keffiyeh op mijn hoofd. Toen ik samen met mijn vrienden op straat was, werd ik aangehouden door de politie. ‘Waarom draag je die witte koelkast en Saoedische keffiyeh?’ schreeuwde de agent. Op dat moment knikten mijn knieën en werd mijn mond kurkdroog. Ik durfde niet recht in zijn ogen te kijken. Hij schreeuwde en tierde. Ik bleef stil en keek angstig naar de grond. Vervolgens pakte hij de keffiyeh van mijn hoofd, nam hem in beslag en vertrok. Later begreep ik van mijn vader dat die rode keffiyeh volgens het regime een uiting van de Arabische strijd en identiteit is. Dat ik bang moest zijn als ik ermee op straat liep, wekte bij mij een diep gevoel van onvrede en wantrouwen op.
Ik was ook gedwongen om op school Perzisch te leren en een andere cultuur en andere tradities te omarmen, wat me een gevoel van discriminatie en marginalisering gaf. Dit gevoel was zo sterk dat ik zelf racistisch werd tegenover de taal, de literatuur, de prachtige Perzische poëzie, kunst en muziek, tegenover het land en zijn rijke geschiedenis.
Maar dat is ook logisch, denk je niet? Ik laveerde tussen twee verschillende werelden. Thuis hadden we een andere eetcultuur, een andere traditie met een andere taal die ik met luidere stem sprak dan op school en op straat. Mijn Arabische identiteit werd niet erkend en daarom wilde ik de Iraanse identiteit ook niet erkennen. Ik zette een masker op. Thuis was ik gewoon een Arabier en op school was ik een Iraniër.
Ondertussen liep ik rond met pijn en belandde ik in een soort identiteitscrisis. Ik wist geen raad met mezelf en herkende mezelf niet. Mijn gevoelens waren als een bal die ik steeds dieper onder water drukte. Maar op een gegeven moment wilde ik het gevoel hebben dat er naar mij gekeken werd. Als een zoektocht naar een mooiere wereld waarin ik mezelf zou kunnen vinden, verliet ik in 2014 Iran en vertrok naar Libanon, een Arabisch land. Waarschijnlijk omdat ik op zoek was naar een specifieke identiteit. Of zoals de Libanees-Franse schrijver Amin Maalouf verwoordde in zijn boek Moorddadige identiteiten, dat ik op mijn zeventiende las: ‘Als iemand zijn behoefte om tot een groep of etnische identiteit te behoren bevredigt, draagt dat bij aan een gezonde en positieve identiteitsontwikkeling.’
In een land dat vier keer zo klein is als Nederland, maar veel verdeelder is op sociaal, religieus en politiek gebied, worstelde ik echter enorm met die zoektocht. Als een acteur die in elke film een nieuw personage aanneemt, moest ik op elk gebied iemand anders zijn. Bij een controlepost van de Libanese sjiitische beweging Hezbollah was ik een Iraanse gelovige sjiiet, op soennitisch terrein was ik juist een soennitische Arabische separatist en op christelijk terrein was ik soms een ongelovige Arabier en soms een ongelovige Iraniër. Ik kon me onderdompelen in al die personages en dacht dat ik een goede acteur was. Maar ik besef nu dat ik niet acteerde. Want ik besta ook echt uit al die stukjes.
Misschien vraag je je nu af waarom ik naar Nederland ben gevlucht. Op een gegeven moment stortte mijn kleine opgebouwde wereld in elkaar en lag alles in gruzelementen. Ik liep in Libanon groot gevaar. In Iran waren mijn broer en andere activisten gearresteerd en de lange arm van Teheran was in Libanon ook op zoek naar mij. Ik moest het land ontvluchten.
Toen ik op mijn negentiende in Nederland belandde, was ik heel bang voor de toekomst. Logisch toch? Je verkeert in een land waar je niets van weet. ‘Je moet je aanpassen aan de cultuur, normen, waarden en gewoonten’, zo hoorde ik van mensen die er al lang woonden. Weer aanpassen? En weer assimileren? Veel vragen schoten door mijn hoofd. Ik voerde veel gesprekken met mezelf om onder woorden te brengen wat er gebeurde. Wordt er verwacht dat ik mijn eigen identiteit en cultuur loslaat? Zal ik me hier ooit thuis kunnen voelen? Hoe zal ik me hier over een paar jaar identificeren? Als een Iraanse vluchteling? Een Arabische vluchteling? Een Arabisch-Iraanse Nederlander? Zal ik mijn ware identiteit vinden? Of zijn minderheden voorbestemd om in een identiteitscrisis te belanden?
Ik ben benieuwd naar jouw verhaal en ervaring. Jij kwam bijna vijftien jaar vóór mij naar Nederland. Hoe heeft dat zich bij jou ontwikkeld?
Groet, Yaghoub
Beste Yaghoub,
Het lezen van jouw brief doet mij terugdenken aan het eerste jaar van mijn verblijf in Nederland, het jaar 2000. Ik deel deze herinneringen graag in de vorm van korte anekdotes, omdat ik geloof dat het delen van elkaars levensverhalen bewustzijn creëert en empathie voor elkaar kan opwekken.
Op mijn tweede dag in Nederland liep ik met andere Iraniërs van het kamp naar het stadscentrum. Op de smalle weggetjes door de weilanden maakten we grapjes, de sfeer was ontspannen, maar naarmate we dichter bij het centrum kwamen, werd het steeds stiller. Daar stonden we, met z’n drieën, in de hoek van een plein te kijken naar de mensen om ons heen. Bijna niemand leek op ons. ‘Ze zien er mooi uit, alsof ze uit films of tijdschriften komen’, zei een van ons. Hij fluisterde: ‘Als ze ons Farsi horen praten, zullen ze zich kapot schrikken. We moeten doen alsof we niet Iraans zijn, hoe kunnen we een beetje meer op ze lijken? Laten we doen alsof we Italianen zijn.’ Hij begon Farsi te spreken met een accent en voegde telkens een ‘o’ toe aan het einde van de zin. ‘Oe ga hetto?’ Het werkte niet.
De gedachte om een aantrekkelijke Italiaan te zijn bleef een tijdje door mijn hoofd zweven. Een paar keer nam ik het risico en vertelde ik degene met wie ik flirtte dat ik een Italiaan was. De rest van het gesprek werd hierdoor ongemakkelijk, door angst voor vragen over Italië.
Ik zat aan een tafel in een grijs kantoortje, tegenover mij zat een ind-medewerkster. Ze vroeg: ‘In het begin van het interview verklaarde u dat u Koerdisch en niet-religieus bent. Heeft u racisme meegemaakt vanwege uw etniciteit als Koerd in Iran?’ ‘Nee’, antwoordde ik. ‘Heeft u racistisch gedrag ervaren omdat u afwijkt van de islam of u afkeert van de heersende religie?’ ‘Nee’, antwoordde ik wederom.
Op dat moment antwoordde ik naar waarheid. Mijn antwoorden veranderden jaren daarna; door identiteitsanalyse en door ‘storytelling’ kreeg ik nieuwe inzichten. Ik realiseerde me dat ik inderdaad deel uitmaak van een bepaalde minderheid, die gedwongen moest migreren ten gevolge van de oorlog tussen Iran en Irak. Vervolgens kwam het besef dat de religieuze onderdelen op school en de taal van het onderwijs, Farsi, opgelegd waren. Eerst was dit ook de reden waarom mijn moeder Farsi in plaats van Koerdisch met mij sprak. Tegelijkertijd verbrak dit mijn verbinding met mijn oorspronkelijke taal, er ontstond een breuk met een identiteit die bestond uit een grote hoeveelheid van familieleden en andere Koerdisch-sprekenden.
Het was onthutsend dat ik tijdens mijn gesprek met de ind-medewerkster niet inzag dat er sprake was van racisme. Racisme was zo genormaliseerd in mijn dagelijkse omgeving dat ik het niet herkende. Dit is precies wat een dictator wil bereiken, want als je je eigen identiteit niet meer kent, herken je ook niet wanneer er delen van jou worden onderdrukt of weggevaagd. Je merkt de onderdrukking niet op.
Ik moet het onderzoek naar mijn identiteit grondiger maken, dacht ik. Dit gevoel kwam niet alleen door mezelf, maar ook door de manier waarop de wereld naar mij kijkt. Van de blikken, vaak heftiger aan de randen van de stad waar ik meestal tijdelijk werd gehuisvest, en aan de grenzen van landen en continenten waar ik vaak aangehouden en bevraagd wordt.
Tijdens mijn eerste jaar op de kunstacademie vond ik een tijdelijke woning in een buitenwijk van Den Haag, met voornamelijk inwoners van Turkse afkomst. Op de hoek van mijn straat zat een bakker en bij binnenkomst sprak hij mij in zijn moedertaal aan. Begroeten in het Turks was gemakkelijk, maar voor de rest van het gesprek schakelde ik over naar het Nederlands. Waarop ik een teleurgestelde blik terugkreeg. Dacht hij dat ik geassimileerd was? Dat ik mij schaamde om mijn moedertaal te spreken? Het riep een vreemd en misplaatst gevoel bij mij op. Uit onhandigheid vermeed ik zijn winkel voor weken, tot ik op het idee kwam van een experiment. Ik stapte de winkel binnen en toen het mijn beurt was sprak de bakker weer Turks. Met een neutraal gezicht antwoordde ik in het Farsi. Hij herhaalde zichzelf in het Turks en ik antwoordde weer in het Farsi. Hij keek mij recht in de ogen, plotseling heerste er een gevoel van afstand. Hij glimlachte en zei: ‘Wat zeg je, Abi?’ Het gesprek vervolgde zich in het Nederlands, maar het voelde vreemd.
Vaak word ik door anderen gezien als een Turk of Arabier, terwijl ik eigenlijk geen van beide ben en hun talen niet spreek. Het is opmerkelijk dat de meeste Nederlanders mij niet als een Nederlander beschouwen, ondanks het feit dat ik de taal spreek en langer in Nederland heb gewoond dan in Iran. Hierdoor voel ik me voortdurend op de grens van een bepaalde identiteit.
Waarom denk jij dat wij zoveel met onze identiteit bezig zijn en anderen niet? Heb jij vooroordelen meegemaakt in Nederland? Hebben deze ook invloed gehad op jouw eigen beeld en identiteit? Denk je dat Nederland ooit als thuis kan aanvoelen?
_Groet, Ehsan

Beste Ehsan,
Interessante vragen stel je. Wij schrijven zo niet alleen maar brieven voor elkaar, ze zijn ook een middel om naar onszelf te zoeken. Bedankt!
Als je gevlucht bent naar een land, ben je ‘de vluchteling’. Het is een nieuw kruispunt met nieuwe deelidentiteiten. Ik zat drie jaar in verschillende asielzoekerscentra in het land. Daar ben je van nergens. Je doet niets, spreekt de taal niet en wordt voor minder aangezien dan wat je bent of was. Ik werd heel moe, want de procedure kostte jaren van mijn jonge leeftijd.
Toen mijn asielaanvraag werd geaccepteerd ontstond het kruispunt tussen het verleden en het heden. Zoals het cliché van de integratiecursus luidt: ‘Dan begint een nieuw leven waarin je je plek moet verdienen, een andere taal moet leren en een heel ander systeem moet leren kennen en erin moet meedraaien.’ Je moet jezelf eigenlijk bewijzen. Maar daar loert een groot gevaar, want soms ga je te ver, denk ik. Ik wilde me zo goed mogelijk schikken in mijn nieuwe lot. Ik volgde intensieve taalcursussen, ik studeer en werk. Ik heb me geïsoleerd van mijn omgeving en probeer nieuwe Nederlandse vrienden te maken en zo veel mogelijk Nederlands te spreken. Om de integratie te laten slagen wil ik me eigenlijk zo aanpassen dat ik op z’n Nederlands de gordijnen opendoe.
Het is toch prachtig dat je een kans krijgt om ver van de ketenen van de dictatuur te leven en dat je in dit nieuwe land een nieuw leven kunt opbouwen. Maar als je een heel andere cultuur hebt en je op de Nederlandse manier probeert te integreren, dan voel je je verdrietig en alleen. Je wordt eigenlijk eenzaam. Dat je je zo moet aanpassen, is een assimilatiegedachte. Je hoort dan op een gegeven moment nergens echt bij. Integratie is geen assimilatie en dat hoeft ook niet. Toch?
Ik moet mijn Arabische of Iraanse identiteit niet verstoppen en me niet meer helemaal aanpassen. Ik ben wat ik ben. Dat is mijn kracht. Dat ik een vluchteling ben, maakt dat ik empathie heb voor mensen in een moeilijke situatie. En dat ik meerdere talen spreek en tot verschillende culturen behoor, zorgt ervoor dat ik als journalist misschien toegang heb tot meer bronnen dan een ander.
Om goed te kunnen groeien en mezelf te kunnen vinden had ik die eerlijkheid tegenover mezelf nodig: ik moet mijn ballingschap niet tot een akelig woord maken, maar ik moet ook niet mijn verleden romantiseren oftewel mijn geboortegrond als een paradijs beschrijven. Een balans dus. Ik verlang zeker naar de geuren en kleuren van mijn geboorteland, mis de warmte van de zon op mijn gezicht, de klanken van mijn moedertaal. Mijn Iraniër-/Arabier-zijn zit in mijn herinneringen en in mijn hart. Maar ik voel me hier ook thuis. Want ik voel me hier vrij en je vrij voelen is essentieel. Mijn lot tot een minderheid in Iran te behoren motiveert mij om activistisch, kritisch en revolutionair te zijn. Daarvoor heb ik vrijheid nodig, om me te kunnen uiten zonder dat ik met de prijs van mijn leven moet betalen.
In jouw brief deel je levensverhalen en anekdotes. Graag deel ik ook een anekdote met jou. Geïnspireerd door het verhaal van de Dode Zeerollen wierp ik bij Beiroet eens een goed verzegelde fles in de Middellandse Zee waarin ik mijn gevoelens had gestopt voor een Libanese medestudente die ik nooit had durven vertellen dat ik van haar hield. Het gekke idee dat deze fles ooit in een van de Europese landen aan de Middellandse Zeekust gevonden zal worden, vervult mij met het besef dat de wereld zo klein is dat ik bijna wereldburger ben. Ik voel me nu verbonden met de rijke culturele, religieuze en taalkundige diversiteit van zowel het Oosten als het Westen. De invloed van de Grieken op de Arabische en Perzische tradities, keukens en zelfs religieuze rituelen is hierbij niet te onderschatten, evenals de invloed van het Arabisch op Europese talen, waaronder het Nederlands.
Ik stopte daarom met het zoeken naar mijn identiteit. Ik trachtte mijn identiteit te vinden binnen de grenzen van één enkel volk, maar ik kwam tot het besef dat deze zoektocht mij beperkt in plaats van bevrijdt. Mijn verlangen om mijn ware identiteit te ontdekken overschrijdt nu de beperkingen van etnische en religieuze dogma’s en geografische grenzen. Ik weiger om mezelf te definiëren binnen één identiteitskader en mezelf af te sluiten van de rest van de wereld.
Waarom zou ik mezelf beperken tot één enkele identiteit? Ik kan een afspiegeling zijn van meerdere culturen en achtergronden, een weerspiegeling van de rijkdom van talen en tradities die ik omarm en die me hebben gevormd tot wie ik ben. En zo ontstaat er ruimte voor al deze culturen, voor de prachtige literatuur van Sadegh Hedayat, Najib Mahfouz, Mahmoud Darwish, Youssef Ziedan, Kluun en Esther Verhoef. Voor de kunst, de stemmen van de Libanese en Iraanse zangeressen Feyrouz en Hayedeh die goddelijke krachten lijken te bezitten, en voor de boodschappen in de liedjes van Claudia de Breij.
Tijdens onze ontmoeting in het Amsterdamse café heb je kort verteld dat je twee jaar geleden Nederland voor Griekenland verliet. Zou je hier meer over willen vertellen? Nu woon je tussen Iran en Nederland. Hoe voelt dat?
Groet, Yaghoub
Beste Yaghoub,
Het is fijn om te horen dat jij je thuis voelt in Nederland. Ikzelf ben nog altijd zoekende naar de reden waarom ik Nederland achter me heb gelaten.
Tijdens de eerste lockdown kreeg ik van antikraakbureau Zwerfkei te horen dat ik binnen drie weken mijn huis in Amsterdam Nieuw-West moest verlaten vanwege renovatie. Het vinden van een nieuwe woning in zo’n korte tijd was al een uitdaging, laat staan tijdens het begin van een pandemie. Ik zocht steun bij de gemeente, maar ontving enkel een reactie dat de daklozenopvang vol was, zonder empathie of daadwerkelijke hulp.
Ik besloot mijn lot vast te leggen op camera en deelde fragmenten hiervan op sociale media. Zowel Pointer als Follow the Money publiceerde artikelen over mijn situatie. Dit leidde tot een spoeddebat in de gemeenteraad, waar mijn geval als voorbeeld werd gebruikt. Hoewel er een spoedregeling werd aangenomen om huisuitzettingen tijdens de coronapandemie tegen te gaan, viel mijn situatie buiten deze regeling. Dit leidde tot diepgaande emoties van vernedering, ongewenst zijn en uitgesloten voelen.
Wat in mijn gedachten speelde was: Amsterdam, je was de enige stad in Nederland waar ik mij thuis wilde voelen, maar nu wil ik je alleen nog maar ontvluchten. Uiteindelijk kreeg ik via een kennis een woning aangeboden, maar mijn rugzak was al ingepakt. Samen met mijn camera vertrok ik uit Nederland, naar Griekenland, de Europese grens die het dichtst bij Iran ligt. Naarmate ik langer wegbleef, besefte ik steeds meer waarom ik Nederland had verlaten. De huisuitzetting was een aanleiding, maar niet de enige reden.
In 2014 gaf Mercedes Zandwijken me de opdracht om de Keti Koti-dialoogtafel te filmen, aan de voet van het slavernijmonument in het Oosterpark. Haar idee was om een ‘zwarte’ en ‘witte’ Nederlander een uur met elkaar in gesprek te laten gaan over het slavernijverleden. Het volledige programma duurde 24 uur. Gedurende de vier opeenvolgende jaren dat we dit project uitvoerden werden we steeds beter. In het eerste jaar hadden we een bescheiden tafel met gratis eten en drinken, maar later werd deze vervangen door een keukentent. Een belangrijk gebaar van gastvrijheid, maar niet per se wenselijk voor filmopnamen. Ik ergerde mij steeds meer aan mensen die alleen voor het eten kwamen. Ze liepen met koffiebekers en bordjes langs de gesprekstafel in het beeld.
Mercedes vroeg mij een korte compilatie te maken van de afgelopen jaren. Ik dook het archief in en terwijl ik de beelden terugkeek, groeide mijn irritatie over de etende beeldinlopers. Ik sloot mijn ogen om ongestoord te luisteren. Er kwam een fragment waar een journalist sprak over een gemis aan zelfvertrouwen vanwege het tekort aan diversiteit binnen zijn vakgebied. Dit fragment moest ik zien, ik spoelde terug en drukte op play. Op dat moment liep er weer een jongen achter de tafel in beeld. Hij stopte een grote hap in zijn mond en begon koffie te slurpen. Ik dacht, kijk daar heb je ze weer, die van een ‘bepaalde nationaliteit’ die altijd voor gratis eten komen en niet geïnteresseerd zijn in de inhoud. Ik drukte op stop en zoomde in. Ik herkende hem, ik zoomde verder in, dat kale hoofd, dat was ik zelf.
Ja, beste Yaghoub, ik was racistisch geworden tegenover mezelf. Op dat moment schonk ik er weinig aandacht aan. Maar in retrospectief realiseer ik me dat de onzichtbare grenzen van Amsterdam, die mij altijd aan de periferie hielden, mijn onderbewustzijn waren binnengedrongen. Het creëerde een kloof tussen de verschillende delen van mijn identiteit, waardoor ik een vreemde werd voor mijzelf. Dit besef heeft me aangespoord om te ontsnappen aan deze stad en op zoek te gaan naar een nieuwe context waarin ik de vergeten delen van mijzelf kon herontdekken.
Ik zocht naar Iraniërs, Koerden en Afghanen die recentelijk waren vertrokken en nog steeds sterke elementen van de cultuur met zich meedroegen. Ik was op zoek naar mensen die een nieuw thuis en een nieuwe identiteit zochten. Mijn camera was mijn reisgezel tijdens deze zoektocht naar verbondenheid in een nieuw land waar niemand mij kende.
In Griekenland heb ik met hen gewoond en geleefd in kampen die gefinancierd werden door de EU, afgescheiden van dorpen en steden, omsingeld door hoge muren en afgesloten met draaihekken. In mijn nieuwe identiteit als filmmaker legde ik hun leven vast en tegelijkertijd zocht ik door de ogen van de camera naar een spiegelbeeld van onszelf in anderen. Door mijn tijd daar heb ik het Farsi weer vloeiend leren spreken en ben ik bezig mijn Koerdisch te verfijnen. Nu kan ik mijn gevoelens veel beter uitdrukken wanneer ik bel met mijn moeder in Iran.
Ik vertel haar over de jasmijn en oranjebloesem die de straten van Athene sieren, en hoe dit mij terugvoert naar mijn herinneringen aan Iran. Ze vertelt mij over de Koerdische stad Ghasr-e Shirin, waar ze opgroeide, en hoe zij en haar vriendinnen bijna in het waterkanaal vielen terwijl ze werden betoverd door de geur van de jasmijnbloemen.
Ik vertel haar over mijn reis van het ene vluchtelingenkamp naar het andere, van tijdelijke kamers en onderkomens in Athene. Ze zei mij laatst dat door alle verhuizingen in Iran en Nederland, ik mij nergens echt langdurig kan binden.
Na talloze verzoeken, het inspreken van moed, en het besef dat de afstand niet meer zo groot was, slaagde ik erin mijn moeder ervan te overtuigen om naar Turkije te komen. Tijdens ons samenzijn had ik geen enkele behoefte om te filmen. Pas toen ze vertrok, draaide mijn camera weer en voelde het alsof mijn odyssee voortduurde.
Door alle trauma’s die ik heb gezien en gefilmd voel ik me boos en ben ik getraumatiseerd, maar tegelijk heb ik inspiratie gevonden om grenzeloos te durven denken tijdens mijn zoektocht naar een plek waar ik me thuis kan voelen. Of waar ik vrede kan vinden met het idee dat ik een Edgelander ben.
Mijn voeten wilden me wegleiden naar Koerdistan, zo voelde ik me toen ik tijdens Noroez, nieuwjaar, hand in hand met Koerden danste.
Groet,
Ehsan