De Amerikaanse schrijfster Susanna Moore is vooral bekend door de bestseller In the Cut (1995, vertaald als In de snee), het thrillerachtige verhaal van de New Yorkse taalwetenschapster die seksueel geobsedeerd raakt door een politieagent, dat in 2003 werd verfilmd door de onvolprezen Jane Campion. Niet Moore’s beste boek, want dat is The Whiteness of Bones (1989, vertaald als Het onbetrouwbaarste ding ter wereld). Hierin beschrijft ze de ontwikkeling van Mamie en haar zusje Claire, die opgroeien in Hawaï en na hun schooltijd bij familie in New York belanden. Hier gaat Claire aan een losbandig leven ten onder, en Mamie zo’n beetje aan het tegenovergestelde, getekend als zij is door een ontluisterende jeugdervaring. Zoals Moore een griezelig seksuele wereld oproept van verlokking en dreiging – subversief en agressief – staat ze in een directe lijn met schrijvers als Jean Rhys en Jenny Diski. Genoeg reden om uit te kijken naar een nieuwe roman van haar hand.

Alle ingrediënten zijn in The Big Girls wederom aanwezig, maar achteraf gezien bij voorbaat al in riskant verhevigde vorm. Het verhaal speelt zich af in de New Yorkse vrouwengevangenis Sloatsburg, en wordt verteld vanuit vier perspectieven. Helen heeft levenslang vanwege de moord op haar beide kinderen, Louise is de gevangenispsychiater die zo haar eigen demonen heeft en zich identificeert met haar cliënten, Ike de cipier met wie Louise een affaire krijgt en Angie de Hollywood-bimbo die niet alleen een verhouding heeft met de ex van psych Louise, maar ook nog eens het verloren zusje van de kindermoordenares blijkt. Het lijkt een onmogelijke opdracht om van deze drakerige ingrediënten nog een goede roman te bakken, en, teleurstellend genoeg, ook Susanna Moore heeft zich hieraan vertild. Slaagt ze er nog wel in om de gevangeniswereld op te roepen, met zijn rituelen en eigenaardigheden, de verschillende vertellers die ze telkens erg snel laat alterneren krijgen niet de kans uit te groeien tot personages en zijn tweehonderd bladzijden lang moeilijk van elkaar te onderscheiden. Dat Helen haar kinderen heeft omgebracht wordt pseudo-spannend onthuld, maar op de achterflap al met koeienletters vermeld. Waar Moore in haar oeuvre tot nog toe – behalve de genoemde romans ook een autobiografische roman over haar moeder (My Old Sweetheart, 1982, Mijn dwaze moeder) en een historische roman (One Last Look, 2003, Een laatste blik) – excelleert in de verbeelding van de verwevenheid van seks, macht, onderwerping en opwinding, vervalt ze in deze roman tot een Oprah-achtige platheid. Onuitstaanbaar.