De handeling, de actie, het verhaal… Je kunt er niet omheen in de nieuwe roman van Peter Terrin. De samenhang tussen de hoofdstukken, vertellers, gebeurtenissen, vraagt alle aandacht, net als de extremiteit van de verschillende verhaallijnen. Je mag er in ieder geval van uitgaan dat die samenhang er is, gewoon, omdat de paginanummering doorloopt, en er een band omheen zit. De logica van het een en ander is echter nog niet zo eenvoudig na te voelen of te bedenken. Niet dat eenvoud alles is, maar complexiteit heeft ook zo zijn grenzen. Met Yucca lokt Terrin zijn lezer een mijnenveld in; het is een zware tocht die regelmatig noopt tot stilstaan, en goed om je heen kijken. En hopen dat de maan een beetje blijft schijnen, want de duisternis treedt snel in.

Om de wereld die Terrin creëert kafkaësk te noemen is te voor de hand liggend, te makkelijk ook. Alsof de schrijver, en de lezer met hem, zich zou ontslaan van de plicht om die wereld dan te willen doorgronden. De precisie van de stijl, de dosering van de informatie, de terugkerende Leitmotiven, en niet op de laatste plaats de reputatie van de schrijver, doen aannemen dat deze roman een betekenis moet hebben. Maar welke?
In de proloog komt een meisje aan het woord dat op haar vierde is getroffen door een herseninfarct, en dat er op haar negende achter komt dat ze over hogere krachten beschikt. De suggestie is dat ze bijvoorbeeld een clown te voorschijn kan toveren. Een clown die in de rest van het boek zal opduiken als de ultieme griezel en boosdoener, de zogenaamde crimiclown, plaag van de moderne maatschappij, misschien zelfs de antichrist.
Het meisje komt nog terug verderop in het boek, als ze 29 is. Haar ziekte en wonderbaarlijke genezing hebben haar tot een attractie gemaakt, iemand die ‘een kunstje’ kan doen waarvoor mensen bereid zijn veel geld neer te tellen. Wat dat kunstje behelst wordt niet helemaal duidelijk; de suggestie is dat zij doet aan performance art, dat uitgroeit tot Sophie Calle-achtige achtervolgingskunst waarbij mensen via een app hun leven tot kunstwerk kunnen maken. Een nog grootsere app wordt bedacht: via een implantaat kunnen mensen hun leven in feite uit handen geven, en van een afstand worden bestuurd.
Maar eerst is daar Viktor, de andere belangrijke verteller in deze roman. Na tien jaar wordt hij vrijgelaten uit de gevangenis, de suggestie is dat hij zijn zoontje heeft omgebracht, misschien in een vlaag van wanhoop nadat zijn vrouw vermoord werd bij een carjack. Hij vindt onderdak in een studio, waar ook andere ex-gedetineerden blijken te wonen en waar hij wordt ingezet voor het bedrijf Yucca, ogenschijnlijk een maaltijdservice voor bejaarden en behoeftigen, maar waarschijnlijk dekmantel van louche zaakjes. Welke zaakjes? Worden er ledematen verscheept, organen, gif? Viktor komt er niet achter, en wij dus ook niet. Wel krijgt hij via zijn mysterieuze opdrachtgever een nieuw leven, met nieuwe contacten, die seks met zich meebrengen, en ruzie. Terrin doet met deze Viktor aan een soort gevalsbeschrijving, of misschien moet je het filosofie noemen. Viktor moet zichzelf opnieuw zien uit te vinden, zonder vrouw en kind. Wat maakt hem tot wie hij is?
De kunstenares, Renée, vertelt haar verhaal aan haar zoontje Willem, maar wordt soms op haar beurt weer toegesproken door haar opa, die gepensioneerd politie-inspecteur is. Zij zijn op elkaar aangewezen, aangezien haar vader al lang dood is, en haar moeder en oma samen zijn omgekomen bij een verkeersongeluk. Renée heeft beveiliging, en een agent, ze leidt een leven als een prinses op een kasteel, en houdt dat zoontje over aan – denk ik – een amourette met een klant. De gepensioneerde politie-inspecteur is de laatst levende getuige van een grote roofoverval, en wordt ingeschakeld als een verdachte eindelijk zijn verhaal wil doen.
Wat ik nu aan het doen ben is deze roman gevoeglijk om zeep brengen. Met het recapituleren van de verhaallijnen kom je er gewoon niet. Sterker nog: de roman wordt er nog meer een monstrum van dan zoals ik hem ervoer. De verhaallijnen van Viktor en Renée, ze lijken elkaar wel even te kruisen, maar op een moment en in een context waarvan ik de portee niet begrijp.
Het positieve wat ik over deze roman kan zeggen, is dat de hoofdstukken afzonderlijk soms mooi zijn, en boeiend. De manier bijvoorbeeld waarop de opa zijn spijt betuigt over hoe hij vrouw en dochter uitzwaaide, alvorens ze aan hun achteraf gezien laatste tocht begonnen, is genadeloos, ontroerend. Ook hoe hij het nieuws hoort van het ongeluk is indringend beschreven. Zelfs is er soms wel enige spanning; de onduidelijke handel waarin Viktor verzeild raakt brengt de atmosfeer van een thriller mee, met verstopte lading in de achterbak van een auto, containers die verscheept moeten worden in de haven, en een vriescel waarin godweetwat opgeslagen zou kunnen liggen. De vaagheid en onbestemdheid overheersen echter, er is geen sprankje licht in deze roman te bekennen. Ober van Alex van Warmerdam meets The Music of Change van Paul Auster: sombermans troef.
‘Alles begint en eindigt met het geloof in wat we onszelf vertellen’, zegt de opa van Renée tegen het einde van de roman. Yucca laat zich waarschijnlijk beter begrijpen als de roman wordt geplaatst in het oeuvre van Terrin. Zo schreef hij met het gelauwerde De bewaker (2009) al eerder een verhaal dat misschien het beste als een parabel gelezen kon worden, over angst en autoriteit. Ook hierin waren mensen gevangen in een complex en in bezigheden waarvan ze zelf de essentie niet konden doorgronden. In Post mortem (2012), waarmee hij de AKO Literatuurprijs won, wordt een schrijver uit zijn zelfbeklag opgeschrikt door de ziekte van zijn dochtertje, ook Renée genaamd; ook in deze roman verschillende verhaallijnen die langs elkaar heen blijven scheren, cirkelend om thema’s als controle en overmacht. Ingenieus is dan een kwalificatie die van stal wordt gehaald, eentje die zeker ook opgaat voor Terrins voorlaatste roman, het kleinood Monte Carlo (2014). Hierin wordt het verhaal verteld van de tragische onderknuppel die eventjes aan de roem heeft geroken, aan een grootser leven, en daar vervolgens nooit meer bij in de buurt kan komen.
Onderworpenheid en autonomie, en gevaar waarvan nooit te voorzien valt waar het vandaan gaat komen: het zijn ook de thema’s in het lijvige Yucca. In het apotheotische slot overdenkt Viktor: ‘Door een toeval was deze verlaten omgeving tot leven gewekt.’ Terrin heeft vast iets knaps verricht door dit toeval tot in het uiterste door te denken, en een omgeving tot leven te wekken die anders ongezien zou zijn gebleven. Hij is alleen vergeten zijn lezers af en toe bij te lichten.
Beeld: Peter Terrin is vergeten zijn lezers af en toe bij te lichten (Koos Breukel)