Romans moeten ergens over gaan, zeggen we tegen elkaar. We bedoelen dan dat ze iets aan de orde moeten stellen over wat we nog niet wisten. Waar hoeven romans niet te zijn, liever niet zelfs, de waarheid ligt nu eenmaal op het kerkhof of staat in de krant. Fantaseren, grappen maken, je verlekkeren, achteraf je daden goed praten, de kop in het zand steken, iedereen op het verkeerde been zetten – alles is in romans toegestaan zolang we als lezer het gevoel hebben er iets van te hebben opgestoken. Soms gaat een roman over problemen die we zelf al lang kenden. De opvoeding. De rites de passage. De eerste liefde. Het gevoel ergens niet thuis te zijn. De depressie. Het seksuele tekort. Het idee dat het kapitalisme alles vernietigt. Dat kennen we of weten we natuurlijk allemaal al, we lopen al langer rond dan vandaag. Het komt er dan voor een schrijver op aan in stijl en schrijfverlangen iets aan te boren wat lezers nog niet wisten of vergeten waren. Alles in De avonden van Reve is bekend uit onze eigen jeugd, maar wat dit boek laat uitstijgen boven het zelfbeklag en het zelfmedelijden waar we allemaal last van hebben, is de verbluffende stijl en het ongehoorde en obsessionele schrijfverlangen dat het verhaal en de zinnen voort- en voortstuwt. Dat je zo dus ook een roman kunt schrijven. Wow!

Koen Peeters is een belangrijke tovenaar © Koen Broos

Boerenzoon uit de Westhoek in Vlaanderen gaat naar het seminarium en vertrekt naar Congo om er zichzelf te leren kennen. Of wil hij de Ander leren kennen? De stammen daar, de rituelen, de gebruiken, de samenleving. Wat gebeurt daar? Wat gebeurt er met hem? Klassieke ingrediënten van een coming of age-boek zou je zeggen, maar Koen Peeters weet dit gegeven in De mensengenezer ver uit te tillen boven de geijkte paden van dit genre. En dan krijg je dus geweldige literatuur. Het gaat in eerste instantie om de herinneringen van een oude professor, de boerenzoon, die aan een student zijn levensverhaal vertelt. Het leven uit zijn jeugd in de Westhoek, de begraafplaatsen daar van de gesneuvelde soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog, de ouders, de oom, het geheimzinnige van het landschap en het terugkerende verlangen iets te zoeken wat zich steeds opnieuw aan de waarneming onttrekt. De wens zich op te offeren, zichzelf te genezen, anderen te genezen. Maar van wat precies? Misschien van verlangen naar betekenis, want dat drijft hem voort. Alles moet wel een diepere betekenis hebben, anders zou het niet zo’n indruk kunnen maken.

‘Onderweg, langs de lange uitgestrekte weg voorbij Waver, verscheen een fel verlicht voetbalveld’

Peeters maakt van deze herinneringen van de oude professor een ware zoektocht naar essentie zonder dat je het idee hebt in een of andere rare wereld te zijn beland. Alles is gewoon en tegelijkertijd is alles raadselachtig. ‘Buiten wapperden de beddenlakens, aangeblazen door de nachtwind. De geest. In het nachtgoed fluistert de geest, dacht ik.’ Overal moet wel ‘de geest’ zijn. ‘Mijn kamer baadde in het warme, grijze licht van de volle maan.’ Ach, dit is een schitterende zin uit het begin waarin de hele tendens van deze roman al direct is geformuleerd. En veel later vertrekt deze Remi als pater naar Congo: wie weet is daar iedereen genezen en kan hij ook zichzelf van betekenisverlangen genezen. Uiteindelijk wordt hij zelfs tijdelijk opgenomen bij de Yaka’s, ergens diep in Congo, wat zijn grote verlangen is. ‘Ik begreep hen eerst niet. Ik gehoorzaamde. Dit was de essentie van mijn opleiding en inzet: ik zou mezelf verliezen, aanpassen, eindeloos leren. De ander imiteren en hem zo van binnenuit ontdekken, dan zou ik misschien ontvankelijk zijn voor het echte leven.’

De oude Remi vertelt deze verhalen aan een student die hem na jaren weer heeft opgezocht omdat hij zijn scriptie over een angstpsychose voor krokodillen van de Yaka’s in voormalig Congo alsnog wil afmaken. Deze student reist voor zijn onderzoek naar het huidige Congo om te kijken en te ondergaan wat er nog terug te vinden is van het leven dat zijn oude leermeester daar ooit leidde. En van diens verlangen naar betekenis.

Ik merk dat ik deze roman hierboven terugbracht tot een tamelijk abstracte zoektocht naar ‘het ware’. Maar daarmee kom je er niet, zo’n samenvatting neemt alle kracht ervan weg. Vergeet het allemaal maar. Dit is een concrete roman over het ‘gewone’ leven van paters in Congo, lang geleden, en daar dus het ongewone van. Wat dreef hen, hoe keken ze, wat dachten ze? We kijken naar ze met de ogen van Remi en zijn latere student, met de ogen van de schrijver bedoel ik natuurlijk: we kijken naar de mensen daar, de kolonialen, de landschappen en de raadselachtige gebeurtenissen. Dit boek is geen antropologische studie naar gebruiken van vreemde stammen, maar een poging het gewone van een samenleving, ook onze samenleving, in een ander en betekenisvoller licht te zien.

Peeters zette hiertoe een stijl in die op zoek is naar magie, een betere term weet ik zo gauw niet. Hij zoekt haar, al zijn personages zoeken haar, de roman is er helemaal van vervuld. Op zoek naar magie. Hij ziet haar, niet alleen in de dansen en de rituelen vroeger en nu van de Yaka’s in Congo. Ook hier, nu, overal: ‘Onderweg, langs de lange uitgestrekte weg voorbij Waver, verscheen een fel verlicht voetbalveld.’ ‘Toen de zon opkwam boven de Yitaanda dampte de wereld.’ Literatuur is magie en Peeters is een belangrijke tovenaar.