
De enige ontsnappingsroute leek een referendum om het verdrag te blokkeren. Maar nog voor het benodigde aantal handtekeningen is ingezameld, lijkt de missie al volbracht. Als we sommige Europese politici mogen geloven is TTIP op sterven na dood.
Het begon vorige week zondag met de Duitse vice-kanselier Sigmar Gabriel. Volgens hem zijn de onderhandelingen ‘feitelijk mislukt’. Twee dagen later dreigde de Franse regering bij monde van Matthias Fekl, staatssecretaris van Buitenlandse Handel, de onderhandelingen op te blazen. ‘De Amerikanen geven ons niets dan kruimels. Zo ga je als onderhandelingspartners niet met elkaar om’, foeterde hij op de radio. Ook Lilianne Ploumen heeft er een hard hoofd in, zei ze tegen de NOS: ‘We hebben een reset nodig van onze handelspolitiek.’ Maar daar voelen de Amerikanen weinig voor.
Waarom staat het verdrag plots op losse schroeven? Hebben de VS nieuwe eisen op tafel gelegd? Is er achter de schermen een onoplosbare patstelling ontstaan? Gooit de Europese Commissie de kont tegen de krib? Niets van dit alles. Eigenlijk is er weinig nieuws. De onderhandelingen gaan gewoon door; dat ze moeizaam verlopen wisten we al. Ignacio Garcia Bercero, de hoofdonderhandelaar namens de EU, maande dan ook tot kalmte door Mark Twain te parafraseren: de berichten over de dood van TTIP zijn ‘sterk overdreven’. Dit is slechts electorale retoriek, suste hij.
Hij heeft gelijk. Natuurlijk is het kritische commentaar van Gabriel, Fekl en Ploumen vooral bedoeld voor de bühne. Alle drie zijn het politici van sociaal-democratische snit die in de aanloop naar het verkiezingsjaar de linkervleugel willen bespelen. Hier zit precies de crux: TTIP is een verkiezingsthema geworden. Welke campagnestrateeg had dat twee jaar geleden kunnen bevroeden? Ondanks (of misschien wel dankzij) het feit dat onderhandelingen aan het zicht van de burger worden onttrokken, staan vrijhandelsverdragen nu op de politieke agenda. Aan de overzijde van de Atlantische Oceaan is dat niet anders – zowel Clinton als Trump distantieert zich van het liberale handelsbeleid van president Obama.
Zie hier de grote verdienste van de anti-TTIP-campagne. Stukje bij beetje is een bonte coalitie van ngo’s en vakbonden erin geslaagd dit verdrag, waarvan de gevolgen verstrekkend en de economische baten discutabel zijn, bij het grote publiek onder de aandacht te brengen. Wat begon als een protest tegen de chloorkip eindigde in een fundamentele kritiek op het mondiale vrijhandelsregime. Het deed IMF-directeur Christine Lagarde pijn om op de G20-top in China te moeten constateren dat ‘een anti-handelsbeweging op dit moment de wind in de rug heeft’.
De neoklassieke dogma’s uit de economieboekjes – liberalisering is goed, protectionisme is slecht – worden niet langer klakkeloos aanvaard. Vrijhandel is niet zaligmakend. Stemmers op populistische partijen heten nu ‘verliezers van de globalisering’. Hun ressentiment wordt verklaard in materialistische termen: een groot deel van de bevolking heeft niet geprofiteerd van de welvaart die economische integratie beloofde. Onbelemmerde wereldhandel blijkt niet het wondermiddel te zijn dat decennialang werd aangeprezen.