
Van de beste vluchtfilms ooit zijn de laatste twee door Paul Greengrass geregisseerde afleveringen in de Bourne-trilogie, waarin het hele verhaal erom draait dat de hoofdpersoon uit de handen van zijn vijanden blijft. Greengrass’ vernieuwende stijl – een nerveuze chaos gecreëerd door een bewegend beeldkader – blijkt steeds invloedrijker, ook nu in de schitterende achtervolgingsscènes in de nieuwe film van de Nederlands-Palestijnse filmmaker Hany Abu-Assad, getiteld Omar.
Het verhaal speelt zich af in de door Israël bezette gebieden op de Westelijke Jordaanoever, waar de Palestijnse bakker Omar (Adam Bakri) regelmatig over de Israëlische muur klimt om zijn liefje, Nadja (Leem Lubany), te bezoeken. Zij is het zusje van zijn boezemvriend Tarek (Eyad Hourani). Samen met nog een vriend, Amjad (Samer Bisharat), plannen ze terreuracties die uitmonden in een sluipmoord op een Israëlische soldaat. Vanaf dit moment komt het privé-leven van Omar recht tegenover zijn politieke engagement te staan. Onmogelijke keuzen moeten worden gemaakt. Omar: ‘Wie zijn land wil bevrijden door in opstand te komen, betaalt een prijs.’
Omar wordt gevangen genomen en gemarteld door de Israëlische geheime dienst, onder leiding van Rami (Waleed F. Zuaiter), een personage dat in zijn genadeloosheid veel doet denken aan Saul (Mandy Patinkin) in de serie Homeland. Zoals Saul geen scrupules kent in het gebruiken van Carrie (Clare Danes) voor het bereiken van dubieuze politieke doelen, zo is de wijze waarop Rami zijn gevangene Omar manipuleert even pijnlijk als voorspelbaar. Eerst maakt Rami de jonge Palestijn tot vriend, misschien zelfs door een vaderfiguur te zijn, maar daarna blijkt het allemaal een rookgordijn: het enige wat Rami echt wil is dat Omar zijn vrienden aangeeft, zodat de moordenaar van de Israëlische soldaat kan worden opgepakt en de terreurcel kan worden opgedoekt. Omars dilemma wordt nog complexer doordat niet helemaal duidelijk is wie voor het verraad verantwoordelijk is dat tot zijn arrestatie heeft geleid.
Met Omar combineert regisseur Hany Abu-Assad op intelligente wijze de conventies van de thriller met die van een verhaal over politiek engagement. Een paar jaar geleden deed hij iets soortgelijks in Paradise Now, over Palestijnse zelfmoordterroristen. Beide films beelden personages uit die slachtoffers zijn van de politieke werkelijkheid. De meerwaarde van deze werken zit ’m in de wijze waarop ‘terroristen’ als mensen worden neergezet. Dat blijkt ook uit de opwindende scènes waarin Omar in Jeruzalem op de hielen wordt gezeten door Israëlische soldaten. Als een dier wordt hij opgejaagd in de benauwende betonnen gangetjes tussen gebouwen. Sporadisch rent hij een huis binnen waar de gezinsleden zich binnen seconden lijken te realiseren wat er aan de hand is en hem de kans bieden door woonkamers heen te rennen en door een raam naar buiten te vluchten.
Assads beeldkader, gevormd door de steadicam, plaatst de kijker een paar stappen achter de rennende Omar. Dit is geen poging identificatie met het personage te bewerkstelligen, maar een filmische registratie van de ervaring van het vluchten. Net als Greengrass in de Bourne-films wil Assad dat de toeschouwer de achtervolging meemaakt: de angst ervan, de adrenaline-rush die het rennen voor je leven met zich meebrengt.
Effectief, mooi, is vervolgens de verticale, onbeweegbare muur die in juxtapositie tot de kinetische opwinding van de ‘horizontale’ achtervolging staat. Het beklimmen van de muur wordt aan het einde van de film een metafoor voor de uitmergelende futiliteit die een leven van onderdrukking voor jonge mensen als Omar heeft.
Te zien vanaf 21 november
Beeld: Wild Bunch