
De jaarlijkse ontmoeting van acht van de tien machtigste politici ter wereld heeft op voorhand weer een hoop gekost. Het probleem is echter niet zozeer dat er ongelooflijk veel geld (naar schatting honderd miljoen euro) is gespendeerd aan de top van de G8 deze week in Heiligendamm aan de Oostzee in Duitsland. Dat hoort er nu eenmaal bij als je presidenten en halve monarchen een lang weekend met elkaar in één etablissement zet om te praten en te onderhandelen over het ‘wereldraadsel’ dat om een oplossing schreeuwt. Het probleem is eerder dat het circus wel mensenlevens kost, maar geen mensenlevens redt.
Overal waar de leiders van de G8 hun tenten opslaan, dreigt geweld of heerst geweld. Alleen als popsterren een afleidingsmanoeuvre organiseren met een rockfestival valt het mee. Het krankzinnige aantal van duizend gewonden dat afgelopen week in Rostock het ziekenhuis in werd geslagen, was weer een record, al was er bij het ter perse gaan van deze editie van De Groene Amsterdammer geen dode te betreuren, zoals in Genua in 2001. Het oorlogszuchtige deel van de antiglobalisten – ze noemen zich abusievelijk autonoom, hoewel hun succes om straatguerrilla te ontketenen alles behalve te danken is aan autonomie, maar veeleer aan hun collectieve organisatie – heeft het weer voor elkaar gekregen. De politie werd overrompeld. Jarenlange ervaring met voetbalvandalisme en een wereldkampioenschap in eigen land heeft haar crowd control kennelijk niet naar een hoger plan getrokken.
Maar er is meer aan de hand dan dit onbeheersbare geweld. Ook als het aan de Oostzee was uitgebleven, zou de bijeenkomst van de G8 geen succes zijn geworden. Gastvrouw Angela Merkel mag zich dan van een stevige kant hebben laten zien bij de voorbereidingen van de top in Duitsland, de club zelf is zo langzamerhand een anachronisme geworden. Deze vorm van groepsvorming is niet meer van deze tijd.
Dat was anders bij de eerste bijeenkomst in 1975. De G8 was toen nog een G7, bestaande uit de VS, Canada, Japan, Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië, kort gezegd, een club gevormd door de zeven grootste en min of meer democratisch geregeerde industrielanden ter wereld. Er was in 1975 iets te zeggen voor een apart beraad. De westerse wereld had het medio jaren zeventig moeilijk. De klassieke industriestaten kampten allemaal meer of minder met een structurele recessie, die door de zogeheten energiecrisis (lees: stijgende olieprijzen) was verdiept. De dollar was, sinds de VS de gouden standaard in 1971 hadden verlaten, geen baken van stabiliteit meer. En de Koude Oorlog kroop weer naar een nieuwe climax, die in neutronenbom en kruisraketten zijn beslag zou krijgen. Internationale podia als Verenigde Naties, Veiligheidsraad en Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa boden geen soelaas, omdat elk idee om politieke redenen kon worden getroffen door een veto van Amerika of de Sovjet-Unie. In die tijd lag het voor de hand om als mannen onder elkaar bijeen te komen en sociaal-economische knopen door te hakken.
Na de val van de Muur in Berlijn leek de G7 zelfs even de basis te worden voor de ‘nieuwe wereldorde’ die president Bush sr. enthousiast voorspiegelde en waarin Rusland een bescheiden rol zou meespelen. Nog voordat Wim Kok als eregast in Denver (1997) het poldermodel aan de wereld had uitgelegd, was president Boris Jeltsin al door Bill Clinton in Halifax (1995) met de slappe lach in de groep geïnitieerd. Dat leek de opmaat voor een nieuw blok, waarin China en India zich om eigen bestwil zouden moeten voegen, reden waarom zij er deze week in Heiligendamm ook bij zijn geweest als extraneï.
Maar in politieke zin is er geen snars van terechtgekomen. De G8 is een vechtclub geworden. Het initiatief ligt sinds de Amerikaanse Congresverkiezingen van november vorig jaar zelfs bij Rusland. Stap voor stap voert Moskou sindsdien de spanningen op. Er valt soms zelfs wat te lachen, zoals Poetin deze week illustreerde in een collectief interview met onder meer Le Figaro, Der Spiegel, Kommerstant, Wall Street Journal en The Times. Zo luidde zijn antwoord op de vraag of hij inderdaad een ‘loepzuivere democraat’ is, zoals ex-bondskanselier Gerhard Schröder meent: ‘Absoluut. Maar weet u wat de ellende, nee de tragedie is? Ik ben de enige in de wereld. (…) Sinds de dood van Mahatma Gandhi valt er met niemand meer te praten.’ De Russische president beschikt over een superieure ironie of hij is mesjogge geworden.
We kunnen intussen uiteraard ook een boom opzetten over wie er is begonnen. Het valt niet te ontkennen dat de Amerikaanse regering van president Bush jr. het initiatief nam door in 2002 een einde te maken aan het ABM-verdrag ter beperking van nucleaire antiraketsystemen en er een extra draai aan gaf met het plan voor een antiraketschild in Oost-Europa. Net zo min valt te bestrijden dat Rusland dit jaar het verdrag over de conventionele troepen op het Europese continent de doodsteek heeft gegeven en bovendien al jaren bezig is met de ontwikkeling van nieuwe lange- en middellange-afstandsraketten. Feit is dat het missionaire Amerika er in het afgelopen decennium blijk van heeft gegeven ook niets van Rusland te begrijpen.
Maar wat heeft zo’n redenering à la het speelkwartier – ‘hij is begonnen, nee hij is begonnen’ – voor zin? Ze heeft geen zin. De G8 kan zichzelf beter opheffen. De groep draait zichzelf en de wereld louter een rad voor ogen. Er zijn genoeg internationale gremia en fora waar de tegengestelde belangen en openlijke conflicten enigszins gekanaliseerd kunnen worden uitgevochten.