«Je moet het niet doen!» Dat hoorde ik de hele tijd. «Moet ik je daarna nog serieus nemen?» Ik schudde mijn hoofd. Niemand vond het «deugen». Iedereen vond het «derderangs». Mij leek het zeer interessant: vijf dagen in het Big Brother-huis zitten. Een weekje bespied worden door zo'n twintig camera’s; met een groep mensen die je niet kent. Big Brother vind ik nog altijd het beste televisie-idee van de afgelopen tien jaar. Is het ‘t laagste van het laagste? Misschien wel, maar daarom juist zo interessant. Wanneer zie je het laagste? Ik heb dat weekje nu gehad. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik, als deelnemer, bijzonder veel plezier heb gehad. Veel geleerd. Natuurlijk, je loopt op eieren, het is glad ijs. Maar je merkt ook dat je gedrag kunt sturen. Hoe functioneer je in een groep mensen die je niet zelf hebt uitgekozen? Bij de eerste confrontatie maak je meteen al een keuze: die wel en die niet. Vervolgens toets je dat. Met sommige mensen heb je iets, met anderen niet. Nu gaat het om de mensen met wie je niets hebt. Die kun je bestrijden, je kunt ze links laten liggen of je kunt je beleefd opstellen. Dat laatste deed ik. Het aardige is dat je zo'n beslissing binnen een seconde neemt. Je merkt dat iemand je niets zegt, dat je die makkelijk in de maling zou kunnen nemen, maar dat doe je niet. Je moet voort. Je beseft: onbehagen verergert. Dat is een les die ik van mijn ouders heb geleerd en die zij in het jappenkamp hadden ontwikkeld. «Beleefdheid is de beste garantie voor onderlinge vrede, want wie zich tekortgedaan voelt, wordt snel chagrijnig en een zwakke schakel.» Beleefdheid is eigenlijk net zo moeilijk vol te houden als onbeleefdheid, als het niet uit jezelf komt. Beleefdheid is een vorm van afstandelijkheid, en blijf maar 'ns lang afstandelijk. Verder merkte ik nog iets vreemds. Wanneer je hebt besloten elkaar niet in de weg te zitten, wil je eigenlijk contact. De mens is dus wel degelijk een sociaal wezen. Hoe maak je contact? Dat is niets anders dan het uitwisselen van intimiteiten. Intimiteiten is misschien een slecht woord: het is het uitwisselen, in tegenstelling tot wat ik dacht, van juist je zwakkere kanten, in de hoop dat die ander die herkent of ook heeft. De «o, dat heb ik ook»-reactie. «Jongens, ik zeg het maar: ik snurk scheuren in het behang.» «Dat heb ik ook.» «Ik heb nogal een slaapprobleem…» «Nou, dat heb ik ook.» Je bakent je grenzen af door je zwakheden te tonen. En je vertelt veel intimiteiten om dezelfde reden. Daarin ga je vaak te ver. Niet alleen omdat je te veel van jezelf prijsgeeft, maar ook omdat je de ander ter wille wilt zijn. Ook wonderlijk was: ieder krijgt zijn eigen rol. Bij ons had je de kok, de ober, de kunstenaar, de initiatiefnemer (ik), de sfeermaker en de speler. Wat waren moeilijke momenten? Dat zijn de momenten waarop iemand een theorie ontvouwt of een stelling poneert waarmee je het totaal niet eens bent en waarvan je vermoedt dat doorpraten de sfeer verknalt. Thuis zou je erop ingaan en zeggen: «Wat een gezeik. Je zeurt.» In het Big Brother-huis doe je dat niet. Daar wordt het uiterste van je beschaving gevraagd, en heimelijk hoopt de programmaleiding dan ook dat je je masker laat vallen. Ik heb een paar keer mijn masker laten vallen. (In onderbroek door het huis lopen, toch even een rotopmerking maken et cetera.) Van saaiheid, waarvoor ik was gewaarschuwd, heb ik misschien een paar minuten last gehad; ik zorgde steeds dat ik een taakje had. Zou ik het honderd dagen volhouden? Ik vermoed van wel. Ik zou het graag proberen.
Rubriek O, dat heb ik ook
Opheffer
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2000/23
www.groene.nl/2000/23