Vlak voor ik naar Utah vertrok, vertelde iemand op de televisie dat we echt de standby-knop thuis moesten uitzetten. Dat zou ons duizenden guldens schelen. Met de koffer in de hand heb ik dat nog net gedaan, en ik meende iets nobels voor moeder aarde te hebben gedaan.

Ik reisde veertien uur en kwam toen in een gebied terecht waar het min twintig graden was. De condo waar ik sliep, lag in de bergen. Alle bergen leken ’s nachts verlicht, maar dat waren de skigebieden. Langs elke ‘loipe’ – ik weet niet hoe dat in het Engels heet – brandden duizenden, tienduizenden lampen. Salt Lake City – want daar was ik in de buurt – geldt als het grootste skigebied ter wereld. Niet alleen waren die brandende lampen – die de hele nacht aan bleven – indrukwekkend en straalden ze een zekere schoonheid uit, je had daarnaast tienduizenden verlichte bomen. U kent die kerstbomen wel die soms zo opgetuigd zijn dat je het vermoeden hebt dat elke naald verlicht is. Welnu, daar waren er dus tienduizenden van. En twee mijl verder was weer zo’n verlicht bosje van tienduizend bomen.

In onze condo kon ik trouwens alleen een T-shirt aan; het was niet mogelijk de verwarming en de airconditioning te regelen. Even verderop hadden we een zogeheten hot tub. Je moest naakt door de min twintig om die te bereiken. Die hot tub bleef ook 24 uur per dag aan. Want ja, je kon ook midden in de nacht zin in een heet bad krijgen en dan duurde het te lang voor het op temperatuur was.

Terwijl ik door het prachtige Utah reisde, had ik het gevoel dat ik hoorde hoe de olie uit de aarde werd gezogen. Ik ging vijftig liter benzine tanken en was maar achttien dollar kwijt. Ik laat het bonnetje aan iedereen hier in Amsterdam zien, ik ben tenslotte een Nederlander. Ik begreep ook waarom iedereen in Amerika absoluut een auto nodig heeft – je kunt in dat gebied ook niet even naar de winkel fietsen. Je gaat naar een mall die dertig mijl verderop is. Daar kun je alleen met de auto inkopen doen.

Het vreemde is dat ik er niet hopeloos van werd. Je begrijpt namelijk meteen dat als er een oplossing gevonden moet worden voor het milieu deze niet zit in het uitzetten van de standby-knop of het wegdoen van de auto. We moeten auto’s op maanstof leren rijden en dan de maan maar gaan uithollen – tegen de tijd dat hij minder gaat schijnen, moeten we maar weer eens kijken of we iets aan die auto’s kunnen doen.

Alle apparatuur – van mobiele telefoon tot Hummer – gebruiken de Amerikanen als extra lichaamsdelen, niemand wil geamputeerd worden. De aantrekkelijkheid van het materialisme zit hem dan ook voor een deel in het feit dat je met al die spulletjes veel kunt doen. Je bent constant online, je bent in staat in luttele uren de staat door te crossen, je berenvel houdt je altijd lekker warm, anders doet de airconditioning dat wel of de verwarmde stoel in je auto.

In Amerika voelde ik veel meer dan in Holland de vrijheid die het materialisme kan bieden. Ik begreep de kracht. Tegelijkertijd had ik ook heimwee naar de Hollandse zuinigheid.

‘Nee, geen broodje ham met drie ons ham, doet u de helft van de ham maar weg.’ ‘Nee, ik wil een kleine cola, mevrouw. Dit is een kleine cola? U hebt ze niet nog kleiner?’ ‘I am sorry, sir.’

In Utah stikte het van de sektes, afgeleid van de Mormonen, en sommige van die sektes bepleiten een sobere leefstijl. Die stijl is vaak te sober, al krijg je daar dan wel weer polygamie voor terug.

Amerika is een land dat zijn evenwicht even kwijt is, maar je voelt ook dat het wel weer in orde komt. Ze voelen dat zelf ook. Typisch Amerikaanse redenering die ik hoorde: ‘Bush brengt ons zeker dichter bij de wereldvrede. Hij hoeft alleen maar te vertrekken en iedereen weet dat het dan een stuk veiliger in de wereld wordt.’