Ik was gevraagd voor een debat. En zoals wel vaker denk ik dan: je bent een volwassen vrouw. Wat nog niets zegt, want die gedachte kan tot twee volkomen uiteenlopende handelwijzen leiden. De eerste gaat ongeveer zo: je bent een volwassen vrouw en dus kan je gewoon nee zeggen. In dit geval: je weet dat debatteren niet je hobby is, dat je ertegen op gaat zien en dat je het ook niet kan. De tweede ziet er zo uit: je bent een volwassen vrouw en dus moet je niet zo kinderachtig doen. In dit specifieke geval: dat hele idee dat je iets niet zou kunnen is allemaal angsthazerij en vrouwelijkheid, hou daar eens mee op en neem je verantwoordelijkheid. Inderdaad, die tweede stem wil altijd winnen, aangedreven door tomeloze heerszucht vermomd als burgerplicht (v), en die heeft ook vaak het laatste woord.
En dus zit ik hier, op een podium, aan te kijken tegen een zwart gat waar zich de vijand bevindt. Fout! Zo moet je, mag ik, niet denken. In een vorig leven ben ik neurolinguïstisch geherprogrammeerd. Het hield in dat ik ongeveer vijf keer opnieuw een zaal met mensen in moest komen en ze een welgemeend goedemorgen toe moest wensen. Het werd gefilmd, voor zogenaamd didactische doeleinden. Misschien was het eigenlijk wel vijftien keer dat ik goedemorgen moest zeggen. De sleutelwoorden waren ‘daadkracht’ en ‘monter’, terwijl let’s face it, zet die woorden achter elkaar en je hebt iets verschrikkelijks.
Het zwarte gat dus, door mij in mijn goeie goed daadkrachtig en monter bezien. Naast mij op het podium twee totaal intimiderende vrouwen. Fout! Zo mag ik niet denken. Het zijn gewoon aardige mensen die andere oplossingen dan ik hebben gevonden om als vrouw door het leven te moeten. De een heeft er een diadeem bij opgezet, met twee plastic flamingo’s, ze wiebelen in mijn linkerooghoek telkens als zij iets zegt. Over de ander zeg ik niks, want dan verraad ik mezelf als het jaloerse wijf dat ik óók ben. Waar het over gaat… Gewoon, over van alles, van Madonna tot de pil, van #MeToo tot seks, een beetje old fashioned inderdaad, en nóg nostalgischer wordt het als er een interpellatiemicrofoon in het zwarte gat wordt geplaatst.
Ondertussen ben ik met mijn gedachten bij iets wat Marguerite Duras heeft gezegd. Sowieso iemand die ook zo haar oplossingen vond om als vrouw door het leven te gaan. Ze had er vooral drank bij nodig. Misschien had ze anders ook nooit die staat van luciditeit bereikt die haar het volgende inzicht bracht: dat je voor jezelf altijd meer onwerkelijk bent dan andere mensen dat zijn. Ik interpreteer het voor het gemak maar even zo: waar je jezelf een vat vol mysteriën waant, zien anderen vooral een type.
Bij de microfoon in het publiek heeft zich een vrouw geposteerd die, zoals ze te kennen geeft, niet zozeer iets wil vragen, als wel iets wil doen. En hoppa, daar gaat haar shirt uit. Daar staat ze, niet in haar blote boobies, maar wel in haar blote bh. Ze stamelt er iets bij over zelfhaat en zelfacceptatie. Applaus. Een vredig momentje zijn we vrouwen onder elkaar.
Ik heb een jongere mannelijke collega die geregeld zegt dat ik mezelf niet klein moet maken. Het heeft te maken met een andere inschatting van wat zelfspot betekent. Misschien is het niet op leeftijd terug te voeren, misschien is het een man/vrouw-ding. Die collega begrijpt kennelijk niet dat zelfspot voortkomt uit een akelig soort superioriteit. Ik maak mezelf klein omdat het anders voor andere mensen zielig is. En dus luister ik welwillend naar de volgende figuur achter de microfoon, die zalvend zegt dat het toch wel opvallend is dat er drie witte vrouwen op het podium zitten.
O ja, die fiets. Ik op mijn beurt vind het wel opvallend dat het altijd een jongen met een knotje is die even de boel komt lopen rechtzetten. Maar dat zeg ik natuurlijk niet. In plaats daarvan luister ik naar mijn mede-debaters die onmiddellijk het boetekleed aantrekken. En opeens kijkt zij met de wiebelende flamingo’s op haar hoofd doordringend opzij, naar mij. Ze heeft glitteroogschaduw op, maar dan ook net te grof aangebracht. Het is allemaal maar een grap, hoe ze eruitziet. Zoiets. Of het is protest, dat kan ook.
Het doet er niet toe. Wat geen grap is is dat ze me toevoegt dat ik ook maar een geprivilegieerde persoon ben. Heel eventjes zie ik mezelf door haar ogen, al moet ik toegeven dat me dat moeite kost. Je hebt geen idee, wil ik zeggen. Ik kom van ver. Maar hetzelfde geldt vast voor haar. Ik denk eigenlijk dat Duras daarop doelde: die eenzame onkenbaarheid die iedereen maar met zich mee moet dragen.