DE 21STE EEUW zal niet worden gedomineerd door Amerika of China, Brazilië of India, maar door de stad. In een tijdperk dat steeds minder controleerbaar lijkt, worden niet staten maar steden de bestuurlijke eilanden waar de toekomstige wereldorde op zal worden gebouwd. Die nieuwe wereld is niet - en zal ook niet zijn - één global village, een werelddorp, maar juist een netwerk van verschillende dorpen.
De tijd, technologie en bevolkingsgroei hebben het aanbreken van dat nieuwe geürbaniseerde tijdperk enorm versneld. Meer dan de helft van de wereldpopulatie woont al in de stad en dat aantal groeit snel. Maar slechts honderd steden nemen dertig procent van de wereldeconomie voor hun rekening, en vrijwel alle innovatie. Vele daarvan zijn wereldhoofdsteden die zich hebben ontwikkeld en aangepast gedurende eeuwen van dominantie: Londen, New York, Parijs. Alleen al de economie van New York City is groter dan die van 46 sub-Sahara-economieën in Afrika bij elkaar. Er gaan ieder jaar meer toeristen naar Hongkong dan naar heel India. Deze steden zijn de motoren van de globalisering, en hun niet-aflatende levendigheid is geworteld in geld, kennis en stabiliteit. Het zijn de echte global cities van vandaag, de ware wereldsteden.
Tegelijkertijd is over de hele wereld een nieuwe categorie van megasteden aan het opkomen, waarbij het voorafgaande in het niet valt. Een massale toestroom van mensen heeft niet alleen de groei van bestaande steden versneld, maar ook bijna uit het niets nieuwe steden gecreëerd op een schaal die tot voor kort ondenkbaar was, van de fabriekssteden in de Guangdong-provincie in China tot de artificiële ‘kennissteden’ die verrijzen in de Arabische woestijn. Het wezenskenmerk van dit nieuwe urbane tijdperk zullen megapolissen zijn met een bevolking van tientallen miljoenen, met getande skylines die zich uitstrekken zo ver het oog kan zien.
Veel steden zullen problemen opleveren voor de landen waar ze zijn geboren. Geen enkel land kan overleven zonder ten minste één bloeiende stedelijke pijler - en dan nog biedt een functionerend Kaboel of Sarajevo niet de garantie dat een natie zal overleven - maar het is ook een feit dat door globalisering grote steden zich kunnen losmaken van hun thuisland, wat wel wordt bewezen door de enorme en potentieel gevaarlijke welvaartskloof tussen de stad en het platteland in tweedewereldlanden als Brazilië, China, India en Turkije.
Voor een goed begrip van deze nieuwe wereld hebben we weinig aan negentiende-eeuwse politiek van machtsevenwicht noch aan de machtsblokken van de twintigste eeuw. We kunnen zo'n duizend jaar terugkijken, naar het middeleeuwse tijdperk waarin steden als Caïro en Hangzhou de middelpunten van de mondiale krachten waren en hun invloed zelfverzekerd uitbreidden in een wereld zonder grenzen. Toen Marco Polo vanuit Venetië over de Zijderoute trok, prees hij niet de imperiums, maar de steden die ze groot maakten. Hij bewonderde de wijngaarden van Kashgar en de materiële overvloed van Xi'an, en hij voorspelde zelfs - correct - dat niemand hem zou geloven als hij de handelsrijkdom van Chengdu zou beschrijven. We moeten niet vergeten dat alleen in Europa de Middeleeuwen duister waren - voor Arabieren, moslims en Chinezen waren ze het hoogtepunt van een grootse cultuur.
Net als toen zijn ook nu steden de ware magneten van economieën, de innovatoren van de politiek en steeds meer de gidsen van de diplomatie. De steden die geen hoofdstad zijn, gedragen zich alsof ze dat wél zijn. Er lijkt zelfs buitenlandse politiek te worden gevoerd tussen steden binnen hetzelfde land, of het nu New York en Washington zijn die ruziën over financiële wetgeving of Dubai en Abu Dhabi die wedijveren om het leiderschap van de Verenigde Arabische Emiraten. Deze nieuwe wereld van steden zal niet dezelfde regels volgen als het oude verbond van naties; ze zal haar eigen opportunistische gedragscodes schrijven, gebaseerd op de behoefte aan efficiëntie, connectiviteit en bovenal veiligheid.

WESTERSE STEDEN zijn sinds de Industriële Revolutie de belangrijkste urbane centra van de wereld geweest, een bewijs van het opleidingsniveau van hun beroepsbevolking, de kracht van hun wettelijke systemen, de durf van hun ondernemers en de importantie van hun financiële markten. New York en Londen samen vertegenwoordigen nog steeds veertig procent van de mondiale marktkapitalisatie. Maar op de economische kaart van vandaag is een belangrijke verschuiving te zien. Aan de Stille Oceaan gelegen Aziatische financiële knooppunten als Hongkong, Seoul, Shanghai, Sydney en Tokio pompen geld in globalisering om een steeds sneller gaande aziatisering te stimuleren. Vanuit de hele wereld stroomt het geld naar deze steden, maar vaak blijft het binnen Azië. Een Aziatisch monetair fonds zorgt nu voor stabiliteit voor de valuta van de regio, en er wordt veel meer gehandeld binnen Azië dan met de andere kant van de Stille Oceaan. In plaats van langeafstandsvluchten zien we hier goedkope transporteurs die vliegtuigladingen reizigers vervoeren van Ulan Bator naar Kuala Lumpur naar Melbourne.
Deze verschuiving in de richting van nieuwe regionale middelpunten wordt versneld door de opkomst van havensteden en doorvoerhavens als Dubai, de Venetiës van de 21ste eeuw: ‘vrije zones’, waar producten efficiënt worden geherexporteerd zonder bureaucratische rompslomp. De afgelopen jaren is Dubai nogal doorgeschoten in het onroerend goed, maar desondanks investeren opkomende stadstaten langs de Perzische Golf in razend tempo in efficiënte zakendistricten in het centrum, waar snelle service wordt geboden en belastingvoordeel voor wie zich opnieuw vestigt. Ze zoeken ernaar om met soevereine fondsen aan de nieuwste technologie uit het Westen te komen, kopen stukken landbouwgrond in Afrika om hun voedsel te verbouwen, en ze beschermen hun investeringen met privé-legers en eigen inlichtingendiensten.
Allianties van zulke behendige steden zijn zich al aan het vormen, wat doet denken aan die krachtpatser op handels- en militair gebied van de late Middeleeuwen, de Hanzeatische Liga langs de Baltische Zee. Hamburg en Dubai hebben al een partnerschap gevormd om transportlijnen en biowetenschappelijke research te stimuleren, terwijl Abu Dhabi en Singapore zich hebben ontwikkeld tot een nieuwe commerciële as. Niemand zit te wachten tot Washington toestemming verleent om deals te sluiten. Nieuwe koppelingen tussen wereldsteden volgen de markten: zie de nieuwe directe vlucht met Qatar Airways van Doha naar São Paulo of de route van Buenos Aires naar Johannesburg met South African Airways. Toen het verkeer tussen New York en Dubai opdroogde als gevolg van de financiële crisis stuurde Emirates Airlines haar gestroomlijnde Airbus A380-vliegtuigen langs een andere route: naar Toronto, waar het bancaire systeem beter de economische dreun had overleefd.
Voor deze opkomende mondiale knooppunten staat modernisering niet gelijk aan verwestersing. De opkomende machten van Azië verkopen speelgoed en olie aan het Westen en kopen er architectuur van wereldklasse en technologie voor terug. Westerse waarden als vrijheid van meningsuiting en van godsdienst maken geen deel uit van de transactie.
Dit geldt bij uitstek voor de koninkrijken aan de Perzische Golf, waar urbane ambities zichtbaar worden in iconische nieuwe districten die uit de woestijngrond worden gestampt. Abu Dhabi creëert het op zonne-energie draaiende, autovrije Masdar City - dat ‘s werelds eerste koolstofneutrale, verspillingsvrije stad moet worden - en ontgint Saadiyat Island met architectonische wonderen om de nieuwe Guggenheim- en Louvre-collecties onder te brengen in adembenemende nieuwe gebouwen van Frank Gehry en Jean Nouvel. Het emiraat heeft een twintigjarig masterplan om niet alleen te investeren in nieuwe steden, maar vooral in slimme steden waar het gaat om grondgebruik, afvalverwerking, efficiënt vervoer en gemeenschappelijkheid, in de hoop dat het een plek zal worden waar westerlingen naartoe stromen op zoek naar een hogere levenskwaliteit (in elk geval niet vanwege het klimaat of de hoofdrol in Sex and the City 2). Het resultaat in de Perzische Golf is al iets werkelijk nieuws: in een voorheen onvruchtbare culturele zone zijn er steeds mondialer wordende melting pots als de hoofdstad van Qatar, Doha, waar inwoners uit meer dan 150 landen afkomstig zijn en de lokale bevolking verre overtreffen in aantal. Als die nieuwe vijfsterren-knooppunten het goed spelen, zouden ze westerlingen kunnen overhalen hun burgerschap op te geven in ruil voor permanente huizen in een vriendelijker, belastingvrije omgeving.

DAN HEB JE DE MEGASTEDEN, superdichtbevolkte urbane zones die werelden op zichzelf zijn maar die - voorlopig - in economische zin nog steeds onder hun kunnen presteren: denk aan Lagos, Manila of Mexico City. Toen Tokio in 1980 het eerste metropolitische gebied werd met een bevolking van twintig miljoen leek dat aantal bijna onvoorstelbaar. Nu moeten we niet raar opkijken bij het idee van bijna honderd miljoen mensen die zijn samengeklonterd rond Mumbai of Shanghai. Voor heel India wordt voorspeld dat in de komende twee decennia meer dan 275 miljoen mensen gaan verhuizen naar de overvolle steden van het land, wat bijna net zo veel is als de hele populatie van de Verenigde Staten. Tijdens een recente reis naar Jakarta, een door minibussen verstopte megalopolis van 24 miljoen, viel het me op dat vele zo niet alle inwoners nooit buiten de uitdijende stadsgrenzen zullen komen of veel weten van de buitenwereld afgezien van de vliegtuigen die overkomen. In slechts een paar decennia heeft de stedelijke ontwikkeling van Cairo zich zo ver van de stadskern uitgestrekt dat ze inmiddels reikt tot aan de piramides twintig kilometer verderop, waardoor die, en ook de Sfinx, veel minder exotisch worden dan toen mijn vader daar in de jaren zeventig werd gefotografeerd, met alleen maar de piramides en een kameel in beeld.
De miljoenen stedelijke krakers die elk jaar megasteden binnenstromen zijn niet zomaar een nieuwe mondiale onderklasse van migranten, voorbestemd om in chaos te leven en te werken in de schaduweconomie. In plaats daarvan vormen ze vaak functionele, zelfvoorzienende ecosystemen die 'marginaal’ zijn. Maar één resultaat is een echo van de gelaagdheid van middeleeuwse steden; waar ridders en muren ooit de aristocratie beschermden tegen ongewenste vreemdelingen doen tegenwoordig poorten die onder stroom staan en private bewakingsbedrijven hetzelfde. Gurgaon, dat niet zo lang geleden nog een slaperig boerendorp buiten New Delhi was, is een hoogbouw-, hightech-satelliet geworden van ruim een half miljoen mensen en werd onlangs verkozen tot de beste stad van India om te werken. Het heeft omheinde complexen, zoals Windsor Court, met hun eigen supermarkten, kleuterscholen en sociale verenigingen, allemaal op één campus, zodat alleen werkende mannen zich soms moeten begeven in de echte wereld van het verstikkende verkeer en verderfelijke verontreiniging van India.
Het klopt dat economische ongelijkheid floreert in deze reusachtige nieuwe stedelijke clusters. Denk aan de skylines van Istanbul, Mumbai en São Paulo, waar verbijsterende hoogbouw wordt omgeven door afgrijselijke armoede en misère. De Indiase miljardair Mukesh Ambani, de op drie na rijkste mens op aarde, geeft naar verluidt bijna twee miljard dollar uit aan de bouw van zijn 27 verdiepingen tellende huis - compleet met hangende tuinen, een gezondheidscentrum en landingsplaatsen voor helikopters - dat alles met een vogelperspectief op de grootste sloppenwijk van Mumbai, Dharavi. Ik stond ooit te joggen op een lopende band op de bovenste verdieping van een hotel in São Paulo en probeerde de vele helikopters te tellen die voorbij zoemden. Die stad heeft het hoogste aantal privé-helikopters ter wereld - een letterlijk teken van tot op welke hoogte mensen de realiteit van wereld beneden hen willen vermijden.
Kijk naar een satellietbeeld van de aarde in de avond: je ziet de glinsterende lichtjes van steden daar beneden, maar eveneens een omineus patroon. Steden zijn zich aan het uitzaaien als een gezwel over de planeet. Als je inzoomt kun je goedaardige en kwaadaardige cellen zien die strijden om de heerschappij. In Caracas horen bendemoorden en ontvoeringen bij het dagelijks leven, en al-Qaeda-terroristen verbergen zich in het volle zicht in Karachi. Filmregisseur Shekhar Kapur werkt aan een epische film die Water Wars heet, wateroorlogen: die is niet gesitueerd in het verschroeide Afrika of het onhandelbare Midden-Oosten, maar in Mumbai. Wie naar Zuid-Afrika is gegaan voor het WK 2010 heeft misschien gezien dat private veiligheidsdiensten twee keer zo groot waren als de officiële politiekorpsen, en hoe gated communities de elite afschermden van de uitgestrekte townships waar de misdaad welig tiert. Steden - en niet zogenaamde mislukte staten als Afghanistan en Somalië - zijn de echte dagelijkse test of we een betere toekomst kunnen bouwen of dat we afstevenen op een dystopische nachtmerrie.

ALLES BIJ ELKAAR DWINGT de opkomst van mondiale knooppunten en megasteden ons opnieuw te overwegen of staatssoevereiniteit of economische macht de nieuwe voorwaarde is om te kunnen meespelen in de mondiale diplomatie. Het antwoord is natuurlijk allebei, maar nu soevereiniteit aan het eroderen en verschuiven is, zijn steden naast staten aan het concurreren om invloed op mondiale schaal.
Saskia Sassen, onderzoeker aan Columbia University, heeft veel bijgedragen aan hoe we denken over hoe stedelijke superioriteit zich vertaalt in grootschalige strategie. Zoals ze schrijft in The Global City zijn dergelijke plekken bij uitstek geschikt om hun productieve kracht te vertalen naar ‘de praktijk van wereldwijde controle’. In haar academische werk heeft ze gevolgd hoe de grotendeels autonome Renaissance-steden van Europa zoals Brugge en Antwerpen de juridische kaders vernieuwden die de eerste transnationale effectenbeurzen mogelijk maakten en het pad effenden voor internationaal krediet en de voorlopers van de huidige handelsnetwerken. Net zo goed als nu legden ook vroeger naties en imperiums geen beperkingen op aan steden; ze fungeerden vooral als filters voor de mondiale ambities van die steden. De bevoorradingslijnen en kapitaalstromen die vandaag de dag wereldsteden met elkaar verbinden, hebben op een vergelijkbare manier internationale relaties gedenationaliseerd. Zoals Sassen betoogt kunnen we in steden niet langer eenvoudig onderscheid maken tussen de overheid en de private sector: ofwel ze werken samen, of de stad werkt totaal niet. Zelfs enorme nationale investeringen in telecommunicatie of andere infrastructuur brengen de machtsverhouding tussen steden en de rest niet in evenwicht; uiteindelijk versterken ze de macht van steden om hun eigen ‘soevereine’ diplomatie te voeren.
Denk maar eens aan hoe agressief Chinese steden Beijing zijn gaan inhalen nu ze en masse afgevaardigden sturen naar congressen en beurzen waar ze buitenlandse investeerders kunnen aantrekken. In 2025 zullen er in China naar verwachting vijftien supersteden zijn met een gemiddelde populatie van 25 miljoen (tegenover niet één in Europa). Vele zullen proberen Hongkong te imiteren, dat, hoewel het opnieuw een Chinese stad is en geen Brits protectoraat meer, zichzelf nog steeds overwegend definieert door zijn verschillen met het vasteland. Wat zou er gebeuren als alle Chinese supersteden zich zo gaan gedragen? Of als andere delen van het land dezelfde privileges gaan eisen als Dalian, het noordoostelijke techno-centrum dat een van de meest liberale enclaves van China is geworden? Zal Beijing dan werkelijk de leiding hebben over China? Of keren we terug naar een vagere moderne versie van de ‘strijdende staten’-periode in de Chinese geschiedenis, toen vele polen van de macht streden in immer wisselende allianties?
Moet je je voorstellen: zelfs de meest gecentraliseerde empire-natie van vandaag zou in het verderf kunnen worden gestort door haar steden. Voorbij zijn de dagen van Mao toen boerenopstanden collectief de natie in hun greep konden krijgen. Tegenwoordig is controle over de steden, en niet het platteland, de sleutel tot het Rijk van het Midden. Datzelfde is het geval in de wankele postkoloniale naties in Afrika. De graad van urbanisatie van Afrika benadert die van China, en op dat continent zijn nu al bijna net zo veel steden met een bevolking van een miljoen of meer als in Europa. Maar uit decennia van dictatuur en burgeroorlogen zijn geen regeringen voortgekomen die hele naties bij elkaar kunnen houden - laat staan de geografisch grootste Afrikaanse landen, Soedan en de Democratische Republiek Congo. In plaats daarvan lijken die landen op weg naar een tweedeling, nu de nieuwe grenzen zich plooien naar de belangrijkste steden die hun middelpunten zijn, zoals Juba in Zuid-Soedan en Kinshasa in Congo. Of misschien hoeven grenzen helemaal niet te veranderen, maar vooral vervagen, zolang lokale bewoners maar toegang hebben tot de dichtstbijzijnde grote stad die onafhankelijk is van het ‘land’ waar die in ligt. Per slot van rekening is dat hoe het werkelijk werkt op de grond, ook al weerspiegelen onze landkaarten die realiteit niet altijd.
Nu onze wereldorde wordt gebouwd op steden en hun economieën, en niet op naties en hun legers, worden de Verenigde Naties steeds ontoereikender als symbool van universeel lidmaatschap van ons mondiale staatsbestel. Er zou een ander model kunnen worden gebouwd op de reputatie van het veel minder rigide World Economic Forum van Davos, dat alle mensen bij elkaar brengt die iets betekenen: premiers, gouverneurs, burgemeesters, ceo’s, voorzitters van ngo’s, vakbondsleiders, vooraanstaande academici en invloedrijke beroemdheden. Elke van die spelers weet dat we niet moeten vertrouwen op een of ander ongrijpbaar ‘systeem’ dat wereldwijde stabiliteit moet bieden - zij manoeuvreren handig rond obstakels en doen dingen die resultaat hebben.

DE REIKWIJDTE van de urbane ambitie strekt zich in deze tijd uit van nieuwe zakendistricten tot speciale economische zones tot volkomen nieuwe steden die nooit eerder op de kaart stonden. Een tijdje geleden zat ik bij een bouwplaats bij de oever van de Elbe en praatte met Jürgen Bruns-Berentelg, ceo van het gedurfde nieuwe HafenCity-project in Hamburg. Hij heeft veel ervaring opgedaan met de futuristisch herontworpen Potsdamer Platz in Berlijn en heeft de verwaarloosde industriële waterkant van Hamburg nieuw leven ingeblazen en veranderd in een efficiënt, werk- en gezinsvriendelijk eiland, dat naadloos is geïntegreerd met die Duitse stad. ‘We zijn overgegaan van willekeurig naar gecontroleerd stedelijk design’, vertelde hij me zelfverzekerd. Net zoals Hamburg ooit een machtige handelsspil was van de middeleeuwse Hanze-Liga vanwege zijn ligging vlak bij de Baltische Zee gaan de enorme nieuwe haventerminals van HafenCity inspelen op veranderende handelspatronen om daardoor een groter deel van de mondiale transportmarkt in handen te krijgen. Maar HafenCity is ook bedoeld om 21ste-eeuwse industrieën te huisvesten. Mondiale bedrijven als Procter & Gamble hebben hun regionale hoofdkwartieren verplaatst naar gebouwen die zo eco-efficiënt zijn dat hun wc’s geen water meer gebruiken. ‘Voor zowel bedrijven als bewoners’, zei Bruns-Berentelg, ‘is verhuizen naar HafenCity veel meer dan een beslissing over de huur; het gaat om een keuze voor een levenswijze.’ Bestuurders uit Rotterdam, Toronto en andere vooruit denkende steden komen om iets te leren van HafenCity, waarvan de bewoners in zekere zin de pioniers zijn van stedelijke vernieuwing voor de westerse wereld, die niet in de luxe positie verkeert dat ze uit het niets steden uit de grond kan stampen.
Afrika kan dat echter wel - en dat is precies wat econoom Paul Romer van Stanford University probeert uit te dragen. Zijn ‘Charter Cities’-initiatief is erop gericht arme landen te helpen de sprong naar het urbane tijdperk te maken door een idee te omhelzen dat erg lijkt op charter-scholen: zet een stukje grond apart, geef het een speciale bestuurlijke status en flexibiliteit (zoals China deed toen het Hongkong leaste aan Engeland), en doe vervolgens een stap terug en laat de leiding over aan experts. Romer is in overleg met landen in Afrika om een kandidaat te vinden die bereid is de grond te leveren voor een pilotproject; zijn plan heeft de potentie om het lot van een heel land te verbeteren. Of zijn utopische, en voor sommigen neokoloniale, droom ergens toe leidt of niet, er zijn al plaatsen die met succes in hun eentje hebben geëxperimenteerd: de Guangdong-provincie in China heeft decennialang speciale economische zones gehad, bedoeld om kleingeestige bureaucratieën terug te dringen ten faveure van business-vriendelijk parastataal bestuur. Enclaves van King Abdullah Economic City in Saoedi-Arabië tot Binh Duong in Vietnam zijn nu dat voorbeeld aan het kopiëren.
Chartersteden zijn een goedkope versie van het Zuid-Koreaanse, veertig miljard dollar kostende, Songdo-project, dat belooft iets volkomen unieks te zijn als het in 2015 wordt afgerond. Songdo, dat wordt aangeprezen als het duurste private bouwproject in de geschiedenis, is meer dan een nieuw zakendistrict of economische zone; het zal de eerste ‘bewuste’ stad van de wereld zijn, waar geavanceerde communicatietechnologie wordt gebruikt om het leven volledig interactief te maken, van thuis tot school tot ziekenhuis. Elke golf van nieuwe woon- en bedrijfspanden die op de markt komt wordt vrijwel onmiddellijk verkocht in het connectiviteit-gekke Zuid-Korea. Het representeert ook de kans van Azië om zijn demografische concentratie en ontluikende consumptie te transformeren van een bedreiging voor de planeet tot een model dat kan worden geherexporteerd naar de Derde Wereld. De naar schatting driehonderd nieuwe steden die alleen China al heeft gepland zijn een enorme mogelijkheid voor groene ontwikkelaars als Gale International, dat het Songdo-project leidt, om ecovriendelijke stadsplannen te lanceren.
Songdo zou heel goed het meest prominente signaal kunnen zijn dat we de opzet van het leven kunnen - en misschien moeten - veranderen. Steden zijn de plekken waar we op de meest actieve manier experimenteren met pogingen de planeet te redden van onszelf. De vroegere president van Amerika Bill Clinton bracht burgemeesters van veertig belangrijke steden bij elkaar om een netwerk op te zetten om zo goed mogelijk de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Verticale landbouw, al lange tijd en vogue in Tokio, breidt zich uit naar New York; het elektrische systeem voor massavervoer van Curitiba in Brazilië wordt gekopieerd in Noord-Amerika; Cisco plaatst sensoren in de verkeerslichten van Madrid om de binnenstad verkeersvrij te maken. Het consultancybedrijf McKinsey schatte dat als India de urbanisering doorzet op een eco-efficiënte manier dat niet alleen het land een stuk gezonder zal maken, maar bovendien de groei van het bruto binnenlands product met zo'n een tot anderhalf procentpunt zal doen toenemen.
Op die manier kan een wereld van steden een cyclus in gang zetten van gezonde en vruchtbare concurrentie. Zoals de geograaf Jared Diamond heeft uitgelegd leidden de eeuwen van fragmentatie in Europa ertoe dat haar vele steden gingen concurreren om een voorsprong te krijgen op het gebied van innovatie - en vandaag delen ze die voordelen met elkaar, waardoor Europa op technologisch gebied de meest ontwikkelde transnationale zone op aarde is.
Wat er gebeurt in onze steden is, simpel gezegd, een stuk belangrijker dan wat er ergens anders gebeurt. Steden zijn de experimenteerlaboratoria van de wereld en derhalve een metafoor voor een onzekere tijd. Ze zijn zowel de kanker als het fundament van onze genetwerkte wereld, virus en antilichaam tegelijkertijd. Van klimaatverandering tot armoede en ongelijkheid, steden zijn het probleem - en de oplossing. Als we steden op een goede manier weten op te zetten kan dat het verschil betekenen tussen een mooie toekomst vol met HafenCity’s en Songdo’s - en een wereld die eruitziet als de donkerste uithoeken van Karachi en Mumbai.

Parag Khanna (1977) is senior research fellow van de New America Foundation en auteur van het binnenkort verschijnende How to Run the World.
Vertaling Rob van Erkelens