
Koen Peeters was nog niet uit geschreven over zijn oude leermeester, professor Renaat Devisch (1944-2020), een gerenommeerd antropoloog en psychoanalyticus, over wie hij in 2017 zijn zeer geslaagde roman De mensengenezer schreef. In dat boek liet hij hem, zijn romannaam is Remi, aan het woord over diens jeugd, opleiding en studie van de Yaka’s, een stammengemeenschap ergens diep in Congo. Je zou kunnen zeggen dat Remi zelf Yaka wilde worden en als Yaka wilde denken en waarnemen: hij bedreef een extreme vorm van participerende antropologie.
In deze nieuwe roman bezoekt ene Paul, zelf een amateurantropoloog, zijn oude, -stervende leermeester Remi en hij krijgt de opdracht, een echte opdracht is het ook weer niet, maar hij voelt het als een opdracht, om een geschiedenis samen te stellen, een encyclopedie kun je beter zeggen, van figuren die een belangrijke rol hebben gespeeld in het leven van Remi. De roman brengt een verslag uit van Pauls ontmoetingen met deze figuren: de ‘minzamen’, zoals Peeters ze noemt. ‘Boeiend is hoe deze mensen omgaan met datgene wat we niet kunnen benoemen of begrijpen. Bijvoorbeeld onze sterfelijkheid, toeval en noodlot, het kwaad en het geweld, en alle gevoelens en stemmingen die ons daaromtrent beheksen. Ook datgene waarvoor we zelfs geen woorden hebben. Remi zegt: het onzeglijke.’
Mij krijg je niet meteen op de banken wanneer het om deze ‘minzamen’ gaat. Vaak hebben zij ‘diepere inzichten’ dan ik. Vaak zien ze dingen die ik niet zie, altijd menen ze het beter te weten dan wie dan ook. Ze beweren enorm nieuwsgierig te zijn, ze lachen nooit, ze hebben een hoge pet op van het onbegrijpelijke en ‘magische’, waar ze allemaal goed in thuis zijn en waar ze mij zeker niet helder over willen inlichten en ze laten mij maar wat uitrazen in recensies zoals deze. En, inderdaad, vaak vertonen ze een ‘minzaam lachje’, iets hautains en tegelijk welwillends (‘ooit kom je er nog wel achter’) dat sterk op mijn zenuwen werkt. Maar goed, zelf werk ik uiteraard anderen ook op hun zenuwen met mijn minzame gelijkhebberij over literatuur.
Gelukkig gaat Peeters mijn bezwaren tegen gebedsgenezers, magische -krachtopwekkers, natuurgeneeswijzen, diepgelovigen, anti-rationalisten, gestalttherapeuten en lacanianen niet uit de weg. Zijn Paul-figuur slikt niet alles voor zoete koek en dit geeft aan deze roman een mooie, tragische bijklank. Paul bewondert Remi ongegeneerd, ook al is hij een minzame van de buitencategorie, vooral omdat hij een interessante leermeester is en was, die iedereen met zijn orakelpraat en onderzoek naar het Andere wist te boeien. Hij wil hem bewonderen, ondanks alles, omdat hij zo’n speciaal mens is en was. Hij wist een collegezaal stil te krijgen met zijn doorwrochte lessen over de Yaka’s. Dat in die colleges ook lulkoek te berde werd gebracht wil Paul liever niet weten, maar hij gaat het niet uit de weg. En stelt vragen over bijvoorbeeld ‘krachtvoorwerpen’, beeldjes of voorwerpen, die speciale, vaak duistere krachten plegen op te roepen. Remi verklaart die krachten ergens als volgt: ‘Er zijn voorouderlijke geesten van de patriarchale orde. Er zijn ook de cultusgeesten of krachten van de matrixiële orde, van het tussenwereld-lijke samenspel, de compositie en resonantie tussen lichamen, subjecten en hun werelden.’ Lulkoek, schreef ik ongezellig in de kantlijn, maar zo is die Paul niet. Hij schrijft: ‘Ik schrijf het op om het enigszins te begrijpen.’ Paul kan en wil geen afscheid van zijn leermeester nemen, al weet de stervende Remi heel goed dat zijn trouwe leerling sceptisch en soms zelfs ironisch is. Paul wil trouw zijn en blijven, hoe dan ook. Dit ontroerde me.
En dus gaat hij op pad naar figuren die een rol speelden in Remi’s leven, ze vertonen allemaal verwantschap met diens denkwereld. We ontmoeten onder anderen een aalmoezenier, een psychiatrische patiënt, systemische therapeuten, een kunstenaar, een diepgelovige, een hand-oplegger. Af en toe kruipt de schrijver in het hoofd van deze figuren en dan beleven we van binnenuit hun overwegingen, aarzelingen en hun twijfel. Dit maakt deze roman, die sterk documentaire trekjes heeft, ijzersterk. Verbazingwekkend vond ik dat Paul Patricia De Martelaere (hij noemt alleen haar voornaam) tot de ‘minzamen’ rekent. Hij beschrijft haar begrafenis waarbij ze in een open kist was opgebaard. Bijzonder overtuigend schetst hij de overeenkomsten tussen de kracht die diepgelovige rooms-katholieken aan relikwieën toekennen en de kracht van geneeskrachtige beelden uit de Yaka-cultuur.
Langzamerhand gaat Pauls sceptische houding over in die van verbazing, en dat is precies een uitgangspunt waarmee de ‘minzamen’ steevast werken. Verbazing over wat mensen meemaken, voelen en zien. ‘Verbaasd luisteren’, zegt een oude aalmoezenier tegen hem, ‘niet oordelen. Hij stelt telkens de verbaasde vraag: hoe is het mogelijk, hoe is dat zo ver kunnen komen? Hij luistert dan en wacht.’ Paul merkt dat hij tijdens zijn gesprekken met ‘minzamen’, steeds meer de houding van Remi begint over te nemen. Hij bedrijft zelf een vorm van participerende antropologie, hij internaliseert begrip en blijft niet alleen van een afstandje toe-kijken. Verbazing, luisteren, niet oordelen, zwijgen, wachten, hij past deze technieken in zijn gesprekken steeds vaker toe. Beslissende uitgangspunten voor een romanschrijver, zou ik zeggen. De roman is een eerbetoon aan Remi zonder dat idolatrie hem overneemt, tegelijkertijd debatteert hij over uitgangspunten van de romankunst. Het verbaasde me allemaal, zoals dat hoort. Minzaam zal ik niet snel worden, liever niet, maar graag blijf ik trouw aan datgene wat ik ooit meende te bezitten en nooit bezat.