Twitter ontplofte zowat afgelopen zondag. Niet één, niet twee, maar drie vrouwelijke economen bij Buitenhof. Ditmaal geen topeconomen maar hoofdeconomen. Ze werden bevraagd over de staat van het land, de gevolgen van corona, het gevaar van inflatie, of er moest worden bezuinigd of niet, en of het een ramp of een zegen was dat de formatie zo lang duurde. Vragen die normaal worden gesteld aan mannelijke economen als Arnoud Boot, Sweder van Wijnbergen en Sylvester Eijffinger.
Voor de vrouwelijke tweeps onder ons kon het niet op. De een schreef: voor mij bijzonder, voor mijn dochter van dertien hopelijk niet. De ander twitterde: laten we hopen dat we de laatste generatie zijn die zoiets bijzonder vindt. Een derde liet publiekelijk weten het fantastisch te vinden. En een vierde vond het niet meer of minder dan een verademing.
In de euforie vergaten de tweeps dat de economen aan tafel er niet zaten namens de Rede, de Vooruitgang, de Nederlandse Economie of de Burger, maar namens ING, Rabobank en ABN-Amro. Oftewel namens dezelfde Nederlandse grootbanken die in 2008 door hun beleggingen in Amerikaanse verpakte hypotheekproducten het land naar de rand van de afgrond hadden gebracht.
Als je goed luisterde kon je in de antwoorden terughoren dat ze met de blik van de grootbank naar de economie keken. Dat de coronamaatregelen de ongelijkheid verder hadden vergroot werd weliswaar geconstateerd, maar verder niet moreel veroordeeld. Bij de terugkeer van economische groei – drie procent! riep de presentator triomfantelijk – werden verder geen ecologische vraagtekens geplaatst. En dat ze vonden dat er, anders dan in 2010, nu eens niet versoberd moest worden, dat raadt je de koekoek.
De drie grootbanken verdelen onderling zo ongeveer de Nederlandse hypotheekmarkt. Als je balans vol zit met hypothecaire leningen afkomstig van een totaal overspannen huizenmarkt, is het laatste wat je wil dat een versoberende overheid opnieuw haar eigen burgers over de sociaal-economische kling jaagt en jij als bank je stroppenpot weer moet vullen – met alle gevolgen van dien voor de winsten. Overigens was dat niets nieuws: dat hadden de banken ook tijdens de vorige crisis van de daken geschreeuwd.
Ook geen woord over de rol van de Rabobank bij het financieren van de veel te grote en veel te vervuilende vlees- en vee-industrie in Nederland. Geen woord over de niet-aflatende stroom integriteitsschandalen bij ABN-Amro en ING. Geen woord over de leningen die de drie grootbanken hebben uitstaan bij grootvervuilers. En geen woord over de lage score van ING, Rabobank en ABN-Amro op de eerlijke geldwijzer. Ik heb het nog even opgezocht: een dikke onvoldoende voor het faciliteren van belastingontwijking; een vijf voor klimaatverandering; een onvoldoende voor dierenwelzijn; een drie voor vastgoed en woningen; een onvoldoende voor transparantie; en ING scoort ook nog eens zwaar in de min als het gaat om wapens en olie. Lekkere jongens, die grootbanken.
Waar je zit, bepaalt waar je staat. En dus hoorden we afgelopen zondag het economische narratief van banken die veel te groot, veel te machtig en veel te arrogant zijn geworden, en daarmee immuun voor politieke controle. Ze spraken alsof ze staatsinstellingen waren, vergelijkbaar met De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau. En tooiden zich schaamteloos met de pluralis majestatis van het publieke belang. Alsof wat goed is voor ABN-Amro, ING en Rabobank automatisch goed is voor de BV Nederland en daarmee goed voor u en mij.
Het narratief van de financiële sector is echter geen publiek, belangeloos, neutraal of objectief verhaal, maar weerspiegelt de belangen van de sector zelf. En die belangen zijn simpel: zo veel mogelijk dividend en koerswinst voor de aandeelhouder. En dat doe je niet alleen door kosten te minimaliseren en omzetten te maximaliseren, maar ook door onzekerheden waar mogelijk weg te nemen. Daar ging de performance van afgelopen zondag over: tijdens de formatie politici nog eens op het hart drukken niet te gaan versoberen.
Het werd niet gezien. Achter het gelaat van de sprekers zag men niet de organische intellectueel van het financiële belang, zoals Antonio Gramsci deze mooipraters ooit noemde.
Vrouwen zagen we, geen bankiers.
Het is een fantastische illustratie van de identiteitspolitieke verblinding waar we als samenleving aan lijden.