Siri Hustvedt stelt de meest wezenlijke vragen over het vertellen van verhalen © Outi Törmälä

Aan de andere kant van de muur klinkt bijna elke dag hetzelfde geluid. De stem van de buurvrouw. Telefoneert ze? Praat ze tegen zichzelf? Is ze crimineel, is ze gekweld? De jonge, ambitieuze S.H. – net op zichzelf gaan wonen in New York – raakt geïntrigeerd door de mysterieuze buurvrouw. Juist omdat ze haar niet kent en aanvankelijk niet eens een gezicht bij de stem heeft, wat haar, zoals S.H. tijdens een van haar kenmerkende gedachtegolven stelt, ‘vast en zeker veel geheimzinniger maakte dan als ik haar eerst in de bibliotheek tegen het lijf was gelopen’.

Herinneringen aan de toekomst is een roman over verbeelding, over het vormen van verhalen, over herinneren en over hoe misleidend herinneringen kunnen zijn. Zoals S.H. zich bezighoudt met haar buurvrouw, zo stort ze zich ook op het verkennen van het metronetwerk in New York, op haar grote wens om ooit een intellectuele, belezen ‘reus’ te worden, op haar beginnende schrijverschap, op ontluikende vriendschappen en op soms erg dominante mannen die ze tegen het lijf loopt (en die vandaag de dag vermoedelijk met de #MeToo-bezem uit het publieke domein zouden worden geveegd). Ja, deze roman is duidelijk een coming of age-verhaal, zorgvuldig geschreven, achronologisch opgebouwd, maar het is tegelijkertijd nadrukkelijk méér dan dat. Want degene die vrijwel steeds aan het woord is in deze roman, is niet die gretige en zoekende S.H., het is de S.H. van decennia later, een 61-jarige auteur die een oud dagboek van zichzelf terugvindt, en die op dit alles reflecteert.

Het resultaat: een even vol als energiek boek, dat niet vanaf de eerste bladzijde als een gespreid bedje voor je klaar staat, maar waar je je enigszins naar binnen moet vechten. Al is het maar door die combinatie van verhalen die onvermijdelijk even op gang moeten komen; de drie genoemde lijnen lopen kriskras door elkaar (en soms gevoelsmatig ook in elkaar over). We kijken niet alleen terug vanuit de volwassen S.H., we krijgen ook soms uitgebreide passages uit dat dagboek en die eerste roman-in-wording voorgeschoteld. Die zijn op zichzelf al interessant, maar worden pas echt krachtig door de latere ik, die reflecteert en afweegt en hier en daar ook corrigeert (gedroeg ik me toen echt zo, lief dagboek, nu ben ik toch minder terughoudend?).

‘Ik heb beelden in mijn hoofd die beklijven, maarik kan niet instaan voor hun betrouwbaarheid’

‘Memoires’ noemt de intelligente, bewuste verteller dit boek zelf. Je kunt evenzeer spreken van een verhalend essay, een cerebrale roman, twee aan elkaar gelijmde dagboeken – voor elke typering valt wel iets te zeggen. En ja, natúúrlijk zijn de initialen van auteur Siri Hustvedt – de Amerikaanse die gelauwerd en geprezen werd vanwege onder meer de bestseller Wat me lief was – hetzelfde als die van de hoofdpersoon, ongetwijfeld is een deel van deze roman te herleiden tot haar eigen leven. Maar veel intrigerender is wat ze daar vervolgens allemaal mee doet, en hoe knap ze deze roman gecomponeerd heeft. Ondanks de analytische aard blijft er vaart in de roman zitten, de verschillen tussen de jonge en oude S.H. worden ons niet ingepeperd maar subtiel duidelijk gemaakt, en ze stapt achteloos over periodes van jaren heen om vervolgens op één minuut langdurig in te zoemen (‘hier staat het me vrij om over decennia heen te wippen in de smalle witte ruimte tussen twee alinea’s’).

En continu is er die spanning tussen vroeger en nu, hoe ze iets ooit wilde en hoe het daadwerkelijk is gegaan, en ook, de boeiendste laag: tussen haar huidige geheugen en de herinneringen van vroeger. ‘Ik woon nog steeds in New York, maar de stad van toen is niet de stad waarin ik nu woon’, merkt ze aan het begin van de roman op, maar je kunt hetzelfde zeggen over haarzelf. Ze woont nog steeds in hetzelfde lichaam als vroeger en heeft dezelfde naam, gedeeltelijk dezelfde belangstelling, maar toch is ze wezenlijk veranderd.

Hoe meer ze in haar dagboek terugleest, hoe meer ze daarachter komt. Dan stuit ze op kleine uitgeschreven herinneringen die in haar hoofd allang een andere vorm hadden aangenomen. Of stelt ze zichzelf de vraag waarom ze iets volledig is vergeten terwijl ze er vroeger duidelijk ontzettend veel waarde aan hechtte. En hoe valt toch dat raadselachtige fenomeen te verklaren dat sommige piepkleine details iemand decennia bijblijven terwijl grote zaken al helemaal zijn weggezakt?

‘Ik heb beelden in mijn hoofd die beklijven, maar ik kan niet instaan voor hun betrouwbaarheid’, merkt S.H. op. Herinneringen aan de toekomst is het bruisende verslag van iemand die geconfronteerd wordt met allerlei herinneringen en fantasieën, en de achterliggende vraag die de roman uiteindelijk stelt: wie vertelt uiteindelijk het ware verhaal? Degene die vroeger noteerde, degene die met decennia meer ervaring terugblikt? En die buurvrouw die af en toe blijft opduiken, en die later gewoon een naam krijgt en een gezicht en die uiteraard totaal anders blijkt te zijn dan S.H. zich voorstelde: welk verhaal van haar zal uiteindelijk overblijven – dat wat van de buitenkant wordt geregistreerd, dat wat zich in het hoofd van lezers vormt? Herinneringen aan de toekomst geeft geen eenduidige antwoorden, daarvoor schrijft Hustvedt te bekwaam, maar op een vitale, doordachte manier worden in deze roman de meest wezenlijke vragen gesteld over het vertellen van verhalen, en de werking van iemands geheugen.