Ekaterina Levental en Frank Peters © Boris Peters

De muziekgeschiedschrijving is onverbiddelijk. Een componist maakt naar de evolutionaire maatstaf het verschil, of niet – en dan is hij verloren voor de encyclopedie. Niet zijn tijd vooruit, en dus een herkauwer, want zo werkt het vooruitgangsdenken. Ben je Saint-Saëns, Dvorák of Rachmaninoff, iemand die comfortabel rust op idiomen die een ander heeft verzonnen, dan tel je niet meer mee, al componeerde je de sterren van de hemel.

Prominent onzichtbaar in die risicogroep is – of was, want de aandacht voor zijn werk neemt toe – de Russische componist en pianist Nikolaj Medtner (1879-1951). Net als Chopin schreef hij met veertien sonates en drie concerten vooral voor de piano, ook niet bevorderlijk voor de verbreiding van het evangelie. Zijn wereldbeeld deed de rest. In een tijd waarin Schönberg een cultheld en Stravinsky een internationale beroemdheid werd, bleef hij strikt tonaal en negentiende-eeuws melodieus componeren met de regressieve inslag die zijn vriend Rachmaninoff als wereldberoemd pianovirtuoos tenminste nog te gelde wist te maken. Medtner haatte zijn eeuw; in De muze en mode (1935) veroordeelt hij de nieuwe muziek als een moord op de kunst.

Mijn hart heeft hij sinds de kennismaking met de Sonate – Reminiscenza in a-klein Op. 38/1, een wonderlijk lief, melancholiek stamelmuziekje uit een klein, bang, muzisch hart – vertederend prachtig. Er komt dus geen schrille noot bij Medtner voor, want schril is lelijk en de kunst, je hoort het hem uitdragen, moet diep en romantisch zijn. Ook zijn vele liederen zijn zo. Zware zangen, volle klaviergrepen. Alles klinkt, ook als het even majeur is, in theatraal mineur vol Russische neerslachtigheid. De watervlugge beweeglijkheid van de grote Schubert- en Schumannliederen is ver weg. Er zit geen Heidenröslein tussen, zullen we maar zeggen. Overal de donkere toon die je ook bij Rachmaninoff aantreft, een toon van oud hout, versleten fluweel en verweerd hang- en sluitwerk; alles hangt en sleept een beetje.

Die reactionairen zien geen licht, omdat ze denken dat het is gedoofd. Daarin weerspiegelt de muziek een geesteshouding die onder de streep gecomponeerd verdriet over de tijd is. Medtners liederen hebben een merkwaardig Henk Helmantel-effect; driehonderd jaar te laat geboren, maar de kleuren en de harmonieën zijn van wereldklasse. Waren ze in 1860 geschreven; ze zouden een sensatie zijn. Nu wordt zijn grote kunnen tragisch afgerekend op te laat komen.

Om de liederen op waarde te schatten zou je jezelf moeten terugflitsen naar een Moskouse Literatensalon anno 1900, met ruisende opiumgravinnen en een vroeg verwelkte Russische Proust in een hoekje. Daar staat een prachtige zangeres met een schitterende stem obscure, magnifieke liederen te zingen. Dat is mezzosopraan Ekaterina Levental, die in het echt in Nederland woont maar zo verschrikkelijk goed werd omdat ze weet dat ze niet hier en nu maar daar en toen moet zijn, waar grootse, door de tijd verslagen weemoed voor de moede ziel de laatste troost werd. Dat deze cd à la recherche du temps perdu niet weer in het vergeetboek moge raken.

Ekaterina Levental, Nikolai Medtner – Complete Songs (Brilliant Classics)