Een goede vriendin is jarig. Met een paar andere gasten sta ik geposteerd voor haar boekenkast.
Nog iets goeds gelezen?
Nog iets leuks gezien?
Als ondervoede dieren horen we elkaar uit, met in onze rug de reeksen die onze geschiedenis weerspiegelen. De dagboeken van Woolf, de memoires van De Beauvoir, de bureaus van Voskuil, de delen Frida Vogels…
Ik moet bekennen Vogels nooit te hebben gelezen. Ik dacht dat dat iets voor strenge vrouwen was, maar dat zeg ik niet hardop natuurlijk.
‘O!’ De jarige zelf is erbij komen staan, omdat ze de naam van Frida Vogels opvangt. Over en weer worden scènes uitgewisseld – ‘dat ze in dat bed ligt! En niks durft te doen!’ – en ik ben getroffen door de intensiteit waarmee herinneringen worden opgehaald aan deze boeken. Alsof het om naaste familie gaat. Mij wordt te verstaan gegeven dat ik mijn gemis zo snel mogelijk moet inhalen.
Ik zie het ook wel voor me, de volgende vakantie mijn koffer gevuld met Frida Vogels. Maar ook een beetje niet. Het moeilijke is dat sommige boeken zo hun momentum lijken te hebben. En op een dag ben je dat momentum voorbij. Moet je plaats maken voor de eindelijk vertaalde Burgess. Maar ook daar ben je al weer laat mee.
Want nu, nu! Wat moeten we lezen?
Wat moeten we zien?
Mijn smaak is niet zo ingewikkeld denk ik altijd.
Ik hou van brood met een stevige korst.
Van jurken die getailleerd zijn en tot op de knie vallen.
Ik hou van een schrijver die me beroert door iets echts te vertellen.
Van televisieseries die spannend zijn zonder dat er langzaam in gemarteld wordt.
In de praktijk van alledag kan ik weinig kanten op.
Ik ga het nu niet hebben over slap brood, te korte soepjurken, of over de boeken die op de nominatie staan om de NS Publieksprijs te krijgen. En die televisieseries… Als je even niet oplet word je avond na avond, gewoon op de bank in je goeie goed, vergast op vrouwen die verkracht worden, gemarteld, vernederd en afgeslacht.
The Deuce? Prostitutiekitsch.
Mindhunter? Burgermansporno.
Waar ik van hou lijkt zich nooit aan het oppervlak te bevinden, maar houdt zich verscholen. Of staat in de boekenkast van een goede vriendin, waar tussen de golden oldies de golden newies zijn gepropt. Kamila Shamsie. Jami Attenberg. Édouard Louis.
Ik hou van de krant, ook zoiets. Buiten de papieren kolommen snap ik niet hoe ik berichten moet interpreteren. Of iets echt nieuws is, een grap of een mening, om maar wat te noemen. Ik kom erop omdat iemand zich bij ons voor de boekenkast heeft gevoegd.
Of we weten wat de gemiddelde leeftijd is van de krantenlezer.
De vraag stellen is hem beantwoorden. Methusalem moet er een jonkie bij zijn.
So what?
Hij – koene dertiger – werkt weliswaar zelf voor de krant, maar vindt dat van die leeftijd een deprimerend gegeven. En hij heeft nog een not-so-funny-fact: zowel de nieuwe roman van Griet Op de Beeck als die van Dan Brown kreeg twee sterren in de boekenbijlage van zijn krant. Twee sterren! Voor boeken die het best worden verkocht!
Het blijft verontwaardigd stil aan zijn kant, en andermaal so what?-stil bij de rest.
Tja.
Ik ben beter in signaleren dan in begrijpen. En misschien zelfs dat niet helemaal. Toen de jarige liet zien wat ze van haar geliefde had gekregen was ik bang het aan te pakken, omdat ik niet zag wat de boven- of onderkant was. En het bleek een snijplank.
Dat de dominante cultuur ook niet meer is wat-ie geweest is, lijkt wel duidelijk in ieder geval. Er is een kloof, maar een kloof tussen wie en wat?
Ondertussen krijgen we de dood van de krant aangezegd door de spreker die ik gemakshalve dan maar blijf aanduiden als dertiger, al moet je het niet wagen mij op m’n leeftijd vast te pinnen. En nu we toch met levensbeëindiging bezig zijn: uitgeverijen. Oude wereld! Weet je wat écht het meest verkocht is afgelopen maand?
Bange stilte.
Het blijkt te gaan om een uitgave van Blendle. Weet ik hoeveel duizend keer op internet gekocht! (Ik weet echt niet meer hoeveel duizend, de spreker wist het tot op de komma nauwkeurig.)
En hij zegt: als het een boek was geweest, dan had het dus bovenaan in de top-tien gestaan.
Ik weet het nooit zo met als-dan-redeneringen. Helemaal niet als ze worden opgetuigd met ‘dus’. Als ik een man van in de dertig was geweest, had ik dus nog geweten om hoeveel duizend het precies ging. Maar ik ben die man niet. Zo min als je dat waarover hij het heeft een boek kunt noemen.
Joan Didion! werpt de jarige me nog een suikerklontje na als ik haar partijtje verlaat. Documentaire over haar nu op Netflix te zien!