Ouder worden – soms zijn zulke onversierde titels het beste. Silvia Bovenschen (1946) is literatuurwetenschapper in Berlijn, ooit vooral bekend om het feministische boek Die imaginierte Weiblichkeit (1979). Ik denk bij haar aan een scherpzinnig boek uit 2000 over allerlei speelvormen van idiosyncrasie: de individuele (in de ogen van anderen vaak overgevoelige) reacties op geuren, geluiden, gedragingen, beelden. Daarin betoonde zij zich een goed observator, intellectueel geruggensteund door Lichtenberg en Adorno.
In het boek over ouder worden zijn haar toon en aanpak persoonlijker geworden, uit noodzaak, zoals ze zelf aangeeft, omdat juist over dit onderwerp algemeen geldige uitspraken tot begripsklonten en platitudes leiden. Oudere lezers weten het al wel, denken ze, en jongeren kunnen niet over ouder worden nadenken; hoeven ze ook niet. Nu ik oud ben, schrijft Bovenschen herhaaldelijk; ze is net zestig, maar ze heeft al sinds haar jeugd ervaring met ouderdom omdat ze MS heeft: bepaalde kwalen geven een voorschot op oud-zijn voorzover dat gelijk staat aan krakkemikkigheid. Al vele jaren is zij aan een rolstoel gebonden; maar nergens wordt ze larmoyant, ze gebruikt haar ervaringen alleen als graadmeter, laconiek en daardoor overtuigend.
Het boek begint met dingen die er niet meer zijn of nu heel anders zijn. De ware kunst van het ouder worden is de afweging tussen van-deze-leeftijd-zijn en van-deze-tijd-zijn. In een tijd dat jong, mooi en gezond zo prominent op alle gebieden de toon aangeven, de toon, zeg maar de maat en de maatstaf, is dat een precair onderscheid. Beide hebben met subjectieve beleving te maken. De echte kunst is dan het eigen leven in perspectief te zien, historisch dus. Zo oud zijn als je bent, ja, maar wat houdt dat precies in? Een zestiger is nu immers een andere dan die van de jaren vijftig. Daar gaan bijna alle aantekeningen van Bovenschen over. Rimpelseks, het heeft haar zegen, maar esthetisch is het niet haar cup of tea. Oudere gezichten kunnen welsprekend zijn, maar oude lijven zijn domweg niet mooi. Ze is niet tegen opkalefateren. Boos wordt ze op positieve waarderingen van pijn en lijden – wat haar betreft dient alle verbetering om vermindering van verdriet te gaan.
Ouder worden vindt ze ook niet erg; eerder reageert ze verbaasd op onverwachte aspecten – ze vertelt wat ze ziet en voelt, en dat doet ze op de juiste toon; de paar academische uitglijers zijn haar vergeven. Zonder banaliteiten redt niemand het als het over dit onderwerp gaat: ouder worden is net als doodgaan, onvermijdelijk.