Kan dat niet anders? Toch wel. De Braziliaanse cineast Nelson Pereira dos Santos, die zelf door zijn lange staat van dienst een plaats heeft in de filmgeschiedenis, maakte een mooie film over de Zuidamerikaanse, vooral Mexicaanse, melodrama’s uit de jaren dertig en veertig. De film bestaat voor het grootste (en mooiste) gedeelte uit fragmenten uit de oude films. Pereira dos Santos verzon een dramatische structuur die hem de mogelijkheid gaf om de oude schatten te tonen.
Dat is niet het sterkste gedeelte van de film. Hij voert een hoofdpersoon op die mij een alter-ego van de filmmaker zelf lijkt. Een oudere theatermaker wordt na de rampzalig kritische ontvangst van zijn laatste stuk geplaagd door nachtmerries. Steeds weer beleeft hij in zijn dromen hoe hij als kind eens wakker werd gemaakt door zijn huilende moeder. Haar hevige emotie bleek te zijn opgewekt door een film die ze net had gezien. De theatermaker besluit om ruim een halve eeuw later te achterhalen om welke film het ging. Wat was dat voor een soort film die iemand totaal uit het veld kon slaan? De theatermaker neemt een jonge assistent in dienst en vertrekt naar Mexico City om daar het ene na het andere melodrama te zien.
Pereira dos Santos is een ervaren filmmaker en komt gelukkig snel ter zake. Als zijn hoofdpersoon in de viewing-zaal plaatsneemt, kan ook voor de toeschouwer het feest beginnen. De theatermaker kan niet optimaal genieten en heeft daarbij ook nog teveel oog voor zijn assistent, maar de filmmaker is evident een groot liefhebber van grootse meeslepende cinematografische gevoelens en hij heeft de meest indrukwekkende momenten bij elkaar gebracht. Met recht kreeg de film de titel Cinema of Tears.
Ook Wim Wenders heeft zijn honderd-jaarfilm gemaakt. Niet van het niveau van Pereira dos Santos, maar wel een aardige en onderhoudende film. En dat is goed nieuws, want de laatste paar films van Wenders waren vreselijke draken. Zijn Lisbon Story werd overigens niet gemaakt voor het eeuwfeest, maar was toch een soort opdrachtfilm. Namelijk voor Lissabon dat vorig jaar de culturele hoofdstad van Europa was. Kennelijk was Wenders in gedachten al met het volgende jaar bezig.
Zijn terugblik op de cinema is mede een terugblik op zijn eigen films. Hij laat Rudiger Vogler, protagonist uit Im Lauf der Zeit, opnieuw on the road gaan en deze keer naar Portugal. Daar moet hij op zoek naar een filmmaker die wordt gespeeld door Patrick Bauchau. Bauchau deed dat al eerder, in State of Things, die ook in Portugal werd opgenomen.
Maar dat is niet het aardige van de film. Aangenaam is dat Wenders heeft gezocht naar een lichtere, bijna humoristische, minder pretentieuze toon. Met grapjes en vooral veel liefde voor het maken van ambachtelijk filmgeluid speelt Vogler een geluidsman die als een vlindervanger door Lissabon gaat om geluiden op te nemen. Wenders kan het niet laten om zo nu en dan een betoogje af te steken over de inflatie van het beeld in onze tijd, maar dat valt te vergeven. De filmmaker in de film heeft met een antieke camera waarbij de film met de hand moet worden getransporteerd, mooie beelden van Lissabon gemaakt. Er is ook nog fraaie muziek van de Portugese groep Madredeus.
Bij elkaar is het heel wat. Niet genoeg voor een echt goede film en niet genoeg voor een waardig eeuwfeest, maar je kunt niet alles hebben in een jaar.
Oude schatten, nieuw succes
Dat het honderd-jaar-filmjaar nog niet ten einde is, blijkt ook in Cannes maar al te duidelijk. Je kunt je afvragen of het voor het welzijn van de cinema niet beter zou zijn als het jaar wat sneller zou zijn afgelopen. Al te veel nadruk op de ouderdom van het in deze digitale tijd zo kwetsbare medium lijkt behalve nostalgische gevoelens niet echt veel op te leveren. De huidige aandacht voor oude films is veelal obligaat en veroorzaakt wellicht voor de komende jaren een fatale verzadiging. Dit komt vooral omdat er niet echt geinspireerd wordt teruggekeken. Steeds dezelfde hommages aan steeds dezelfde films.
www.groene.nl/1995/21