Bij Guy Clark vielen leven en werk samen: zijn nummers verdrinken in droevigheid en liefdesverdriet, en elke tekst van Clark is een verhaal. Ten koste van zijn nummers gingen zijn verslavingen nooit: Clark, eeuwig gekleed in een jeansoverhemd, was een ambachtsman, daar kwam geen fles, spuit of gokkast tussen, en later in zijn leven ook geen stortvloed van gezondheidsproblemen.

Toen hij in 2016 overleed op 74-jarige leeftijd, haalde The New Yorker in een uitgebreide necrologie een scène aan uit de documentaire Heartworn Highways van James Szalapski, waarin Clark halverwege de jaren zeventig een gitaar repareert, en de camera inzoomt op zijn handen: ‘Big and strong, nicked up a little, and with fine, short nails. They have the plain look of what they were, a builder’s hands. Clark worked on guitars and wrote songs. Both were cut and crafted, made for the long run.’

In zijn film volgde Szalapski de grondleggers van de ‘outlaw-country’ van de jaren zeventig: naast Clark onder meer Townes Van Zandt en Steve Earle. Van Zandt overleed al in 1997. Om zijn werk te eren, wijdde Earle een volledig album aan hem: op Townes (2009) speelde hij alleen maar nummers van zijn overleden geestverwant, de man bij wie het countryhart eveneens links klopte, en over wie hij ooit een van de memorabelste uitspraken uit de muziekgeschiedenis deed: ‘Townes Van Zandt is the best songwriter in the whole world and I’ll stand on Bob Dylan’s coffee table in my cowboy boots and say that.’

Nu, tien jaar later, doet Earle hetzelfde met de erfenis van Guy Clark: op Guy staan alleen maar nummers die ook door Clark werden opgenomen. De verwantschap van Earle en Clark is groot: Earle speelde in Clarks begeleidingsband tijdens de opnamen van zijn briljante debuutalbum Old No 1. Uit dat album put hij het nadrukkelijkst; Earle concentreert zich sowieso op het werk van de jonge Clark.

Van Desperados Waiting For A Train was ook Clark niet de eerste vertolker: Jerry Jeff Walker ging hem in 1973 al voor en Rita Coolidge een jaar later, en na Clark volgden nog onder anderen Willie Nelson (1996) en JW Roy (2017). Precies zoals The New Yorker schreef: ‘made for the long run’. Er bestaat geen enkele versie van het nummer die niet prachtig is: het coming of age-verhaal van de hoofdpersoon is onverslijtbaar, en het arrangement flink herbewerken zou getuigen van hoogmoed, dus iedereen houdt zich er grotendeels aan, ook Steve Earle.

In de andere nummers blijft hij eveneens dicht bij Clark, al klinkt elk nummer gezongen door Steve Earle meteen als een Steve Earle-nummer: weinig stemmen kunnen meer aanspraak maken op het predicaat ‘doorleefd’. Earle’s begeleidingsband The Dukes kan honky tonk en countryrock de zuidelijke zwier geven die ze verdienen, maar het allermeest indruk maken toch zijn versies van Clarks melancholische gemijmer. Tranentrekkend mooi is afsluiter Old Friends, waarin hij samen met onder anderen Emmylou Harris hun oude vriend uitzwaait: ‘Old friends, they shine like diamonds/ Old friends, you can always call/ Old friends, Lord you can’t buy ’em/ You know it’s old friends after all’.


Steve Earle, Guy