Eenmaal daar kan hij het niet laten haar naam te googelen. Bovendien heeft hij opnieuw te maken met haar vader, op wiens bezittingen hij beslag moet leggen. Tegen de achtergrond van een land in crisis doorleeft een man van middelbare leeftijd zijn persoonlijke crisis. Het is een idee waarop je een roman zou kunnen bouwen. Het hervinden van een vroegere geliefde, het overbruggen van cultuurverschillen, het inhalen van de tijd, het zijn allemaal mooie romantische kwesties.

Edzard Mik is niet bepaald een beginnende schrijver, hij heeft een aantal stevige romans op zijn naam staan. Wat gaat er dan mis in Waar de zee begint?

Tijdens het lezen dacht ik aan Kathy’s dochter, de roman waarin Tim Krabbé in 2002 zich eigenlijk té verliefd toonde om nog draaglijk te zijn voor de lezer. Op de radio hoorde ik hem fulmineren tegen zijn critici: om deze roman te kunnen genieten moest je je openstellen, je ontvankelijk tonen. Wat hij vergat, en wat ook Mik is vergeten bij deze roman, is dat niet de schrijver moet volschieten bij de evocatie van het diepe, het mooie, het waarlijke, maar de lezer.

Bij zo veel zelffeliciterend genot wordt het de lezer erg moeilijk gemaakt om niet weg te willen kijken

Vanaf bladzijde één trekt Mik een muur op van grootse gevoelens (‘de zee niets dan schittering, een belofte, waarvan weet ik niet, maar ik zou ervoor kunnen leven’), vanaf bladzijde drie komt daar de verpletterende schoonheid bij van het liefdesobject (‘ze stond een tree lager en was al doorweekt, aan de slierten over haar rug was met geen mogelijkheid te zien dat ze eigenlijk krullen had, kaneelkleurig, met de glans van amber’) en ja, dan is er geen houden meer aan. ‘Hooguit een paar keer hoefde ik aan te dringen, ik was niet meer dan de druppel die de emmer deed overlopen.’

De protagonist van Mik is een heel gemiddeld mens (‘Toen zij met een jongen stond te praten, werd ik jaloers, een gevoel waar ik tot dan toe geen talent voor had gehad’), met heel gemiddelde gedachten en beslommeringen (‘Het was flauw om te ontkennen dat ik was vreemdgegaan, het zou haar alleen maar onzekerder maken’), met benauwend gemiddeld poëtische observaties ook (‘Op het spookschijnsel van een enkele boot na was de zee volkomen donker geworden, als voor de schepping waren hemel en aarde één, nog maar net liet de horizon zich onderscheiden, de roestige maan die eruit te voorschijn glipte’), maar met één uitzonderlijke kwaliteit. Hij is een fantastische minnaar. ‘We dreven in het zweet, mijn zweet; op haar beurt was ze zo nat dat ik me in haar verloor.’ Nu is weinig zo gemakkelijk als seksscènes uit hun context lichten, maar net als bij Krabbé indertijd wordt het bij zo veel zelffeliciterend genot de lezer erg moeilijk gemaakt om niet weg te willen kijken. ‘Met grote ogen keek ze me aan. “Is me dus nog nooit eerder gebeurd, de eerste keer klaargekomen, en dan ook nog zo snel.”’

Daarbij komt het vertelprocedé dat Mik toepast in deze roman, een voortdurend heen en weer schakelen tussen heden en verleden. Niet alleen doet hij dat op de meest knullige manier mogelijk, namelijk door in het heden telkens aanknopingspunten te vinden om af te dwalen naar het állerheerlijkste acht jaar ervoor (een kuiltje in een kin, een verkeersopstopping, de lobby van een hotel), maar ook haalt hij ieder mogelijk mysterie uit zijn verhaal. Ontleent normaliter een roman een deel van zijn spanning of raffinement aan het feit dat de verteller meer weet dan de lezer, in Waar de zee begint is het omgekeerde aan de hand. Werkelijk álles is te voorzien als in de eerste de beste kasteelroman – de zwangerschap, het kind, het huwelijk met de foute vriend, de toch-nog-hereniging op het vliegveld – en nóg laat Mik zijn personage niet boven zijn magnifieke lul uit kijken. ‘Misschien was ik te ruw geweest bij het ombrengen of had zij me al te heftig bij haar naar binnen getrokken, maar het condoom was gescheurd – opgetogen glimmend en gelauwerd met een krans van schuim was mijn lid uit het vlies te voorschijn gekomen, een en al onnozele triomf.’

Nogal onnozel inderdaad, want Waar de zee begint heeft zich dan al ontvouwd als het type roman waarin geen condoom kan scheuren zonder dat het gevolgen heeft. Erger nog: het type roman waarin de morning-after-pil op de vloer van een café zoek kan raken, teruggevonden kan worden én alsnog door de gootsteen gespoeld kan worden. En natuurlijk staat de trotse Griekse dan tegen hem te fulmineren op de kade, dat hij terug moet naar zijn vrouw. En wat geeft ze hem mee? ‘Je hebt zoveel te geven en je bent ook een fantastische minnaar. Ik wil dat je het haar helemaal geeft, ik wil dat je haar aan flarden neukt en zo heftig laat klaarkomen dat ze God en haar moeder om genade zal smeken.’

Maar zo zijn de Nederlandse vrouwtjes niet, misschien had Níko haar dat moeten uitleggen. De schitterende liefde wil maar niet gaan schitteren in wat door moet gaan voor een hartstochtelijke liefdesroman.


Edzard Mik: Waar de zee begint. De Bezige Bij, 238 blz., € 18,50


Beeld: Antoine D'Agata / Magnum / HH