Trojan Women, National Changgeuk Company of Korea © Holland Festival

Regisseur Ong Keng Sen is geboren in Singapore, in een uit China afkomstig gezin, en werkt nu in Amerika, Europa en Zuid-Korea. Trojaanse vrouwen is een Grieks drama van Euripides uit 415 voor Christus. Deze tragedie is in 1965 met een scheutje anti-imperialisme bewerkt door Jean-Paul Sartre. Hierop is weer de hedendaagse adaptatie door de Koreaanse schrijver Bae Sam-sik gebaseerd, die nu op het Holland Festival door de National Changgeuk Company of Korea wordt gebracht als een pansori-opera. Veel heel verschillende invloeden die bij dit ontroerende drama tot een indrukwekkende eenheid leiden.

Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief en ontvang iedere ochtend het beste uit De Groene in je mailbox

‘Het ging mij erom’, zegt Ong Keng Sen via Skype vanuit New York gedreven, ‘een verbinding te leggen tussen het verhaal over Griekenland en Troje van drieduizend jaar geleden en onze eigen tijd. Een bewerking van deze tragedie waardoor die werkelijkheid wordt voor deze Koreaanse actrices. Bijvoorbeeld door te denken aan de Koreaanse vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog gedwongen werden om als troostmeisjes te werken voor de Japanse soldaten. Ook de Trojaanse vrouwen staan op het punt als slaven te worden gedeporteerd. Of ze nu koningin zijn, prinses of hofdame, straks gaan ze de loopplank over naar de Griekse schepen en zullen ze als slavinnen dienen voor de Griekse overwinnaars.’

Niet voor niets wordt het fraaie toneelbeeld voor de Koreaanse voorstelling Trojan Women van Euripides gedomineerd door een nauw toelopende gang met in de verte een kleine poort, die mij onweerstaanbaar doet denken aan de poort waarvandaan geen terugkeer mogelijk is, in bijvoorbeeld het slavenfort Elmina aan de kust van Ghana. Ong Keng Sen is ook op zo’n plek geweest, in Benin, waar de slaven zeven keer om een ceremoniële boom moesten lopen om de herinneringen aan hun vroegere leven af te leggen en geen wraakgevoelens meer te koesteren tegen wie ze als slaven hadden verkocht.

Ong ziet de Trojaanse vrouwen ook zo, zij moeten hun oude leven afleggen, hun herinneringen vergeten, een nieuw leven beginnen. De een lukt dat beter dan de ander. De oude koningin van Troje Hecuba weigert dat te doen, zij wordt liever een hond dan de slavin te zijn van een of andere Griekse held. Helena daarentegen, nota bene de oorzaak van de hele Trojaanse oorlog en de reden dat Troje wordt vernietigd, weet haar wettige man Menelaos, die eigenlijk komt om wraak te nemen, weer om haar vinger te winden. Kassandra, de koningsdochter die alles heeft voorspeld, maar naar wie niemand luistert, is bereid haar fatale lot te aanvaarden, samen met Agamemnon zal zij bij thuiskomst in Mycene door zijn echtgenote Klytaimnestra worden vermoord. Andromache, weduwe van de gesneuvelde Trojaanse held Hector, gaat heel ver, in wanhoop geeft zij zelfs haar zoontje Astyanax aan de Grieken om hem te vermoorden.

‘Is Helena in onze voorstelling een vrouw of een man? En wat betekent dat: is gender niet een politieke constructie?’

Hoe verschillend ook, ze zijn allemaal slachtoffer van een vreselijke, verwoestende oorlog. Tien jaar hebben de Grieken Troje in Klein-Azië belegerd, om Helena terug te halen die met Paris was gevlucht uit Sparta. Ten slotte hebben ze de stad door de list met het enorme houten paard van binnenuit veroverd, geplunderd, gebrandschat en verwoest. De Trojaanse mannen zijn nagenoeg allemaal dood, alleen de vrouwen wachten op hun onontkoombare lot.

Ong Keng Sen

Hierover heeft de Griekse tragedieschrijver Euripides zijn drama geschreven, een drama dat ons niet alleen nog altijd diep raakt, het is alsof het zich ook aanpast aan andere tijden. De Tweede Wereldoorlog, de Algerijnse bevrijdingsstrijd, de oorlog in Vietnam. Zo specifiek is deze bewerking niet gericht. Wat Ong beslist niet wilde is dat er gespeeld wordt wat we dénken dat Griekenland en Troje waren, een soort gladde Hollywood-visie op het verleden. Hij was op zoek naar een menselijke universaliteit. De vrouwen zeggen treurig dat ze van de ene hel naar de andere gaan. De schrijver Bae Sam-sik stond erop dat ze niet allemaal dames uit de hoogste klasse zouden zijn, maar dat ook de sociale tegenstellingen tussen hen duidelijk zouden worden. Want tussen de vrouwen die het brandende Troje overleefden waren ook bediendes, kokkinnen en schoonmaaksters.

‘Wie is vandaag Kassandra, die alles weet maar naar wie niemand luistert? Het is huiveringwekkend’

Een moeilijk punt was de aanwezigheid van God. Ong: ‘Het stuk van Euripides, en ook de bewerking van Sartre, begint en eindigt met een god. Maar God is vandaag niet zo aanwezig in ons bewustzijn. Ik vroeg Bae: “Wie zijn nu de goden, wie zijn de bazen over onze levens?” Zijn antwoord was: dat zijn de ambtenaren, degenen die de wetten maken, de regering. Dat zijn degenen die de mensen tegenhouden, die migratie onmogelijk maken. Maar we wilden het verhaal niet zomaar aanpassen aan de Koreaanse situatie in de 21ste eeuw.’

Ze zochten naar een fictief universum en toen dacht Ong aan die poort in Afrika, een punt waarna voor de slaven geen terugkeer meer mogelijk was. Dat was ook inspiratie voor een deel van de muziek, die van het koor: muziek van Afrikaanse slaven, zoals die werd voortgezet in de blues en de jazz en zelfs in ‘K-pop’, de Koreaanse elektronische popmuziek, gecomponeerd door Jung Jae-il. De andere componiste, Ahn Sook-sun, schreef de muziek voor de solisten. Die gaat terug op een veel oudere Koreaanse traditie, de pansori, een manier om zingend verhalen te vertellen, begeleid door één instrument. Ong: ‘Pansori heeft een verbinding met de volksmuziek en is, anders dan bijvoorbeeld het Japanse kabuki-theater, niet zo bekend en nooit een toeristisch fenomeen geworden. Toch was het in de Koreaanse opera, de changgeuk, verbonden geraakt met westerse invloeden, zoals de Italiaanse en Duitse opera. Net als bij een oud gebouw, waar in de loop van vele generaties van alles is bijgebouwd, moesten we ook de pansori weer terugbrengen tot de oorspronkelijke kern: een zanger die een verhaal vertelt begeleid door één, traditioneel Koreaans instrument. Voor elke zangeres kozen we een ander instrument specifiek uit het kamerorkest dat de voorstelling begeleidt.’

Trojan Women, National Changgeuk Company of Korea © Holland Festival

Alleen Helena, de mooiste van de vrouwen, die zich als Griekse tussen de Trojaanse vrouwen bevindt, wordt begeleid door een westerse vleugel, die ballroommuziek laat horen. Dat is niet de enige verrassing. Als je goed kijkt zie je dat Helena niet gespeeld wordt door een vrouw, maar door een – mooie, jonge – man. Het is de in Zuid-Korea zeer bekende, controversiële en enigszins androgyne Kim Junsu, oftewel de popzanger Xia. Zijn optreden roept allerlei vragen op. Zijn Paris en Helena een homoseksueel paar? Was homoseksualiteit in het oude Griekenland niet een hogere vorm van liefde? Is een beroemde popster een hedendaags equivalent van de in haar tijd even beroemde Helena?

Ong Keng Sen heeft een andere gedachtegang gevolgd: ‘Helena werd gehaat door de andere vrouwen, zij was een Griekse, geen Trojaanse, haar relatie met Paris was schandaleus: de jongste zoon van koning Priamos leefde ongehuwd samen met een Griekse vrouw. Het zou zeker in onze tijd ook een schandaal zijn als een prins een verhouding had met een man. Maar er is sprake van een zekere ambiguïteit. Is Helena in onze voorstelling een vrouw of een man? En wat betekent dat: vrouw of man, is gender niet een politieke constructie? Kim Junsu vroeg mij hoe hij Helena zou zingen. Ik heb hem daar geen direct antwoord op gegeven, maar heb hem gevraagd zijn natuurlijke stem te gebruiken, zeker geen falsetto, geen nagemaakte vrouwenstem. Het is juist een belangrijk aspect van de pansori dat je zoekt naar je eigen stem, de stem van je ziel, die meestal lager ligt dan de gebruikelijke zangstem. Het belangrijkste is dat Helena altijd wordt voorgesteld als een vrouw met blond haar en blauwe ogen, en dat wilde ik beslist niet, ik wilde een lichte vervreemding in de geest van Bertolt Brecht: Helena is een grenspersonage, zij overschrijdt grenzen, zij loopt weg met de man van wie zij houdt, daarom is zij schandaleus en taboe. Ik weet niet of zij een man is of een vrouw, maar zij gaat terug naar Griekenland met Menelaos, ze krijgen geen kinderen, misschien is zij onvruchtbaar, in elk geval verdwijnt zij daarna geheel en al uit de geschiedenis.’

In deze voorstelling en ook in het stuk van Euripides haat koningin Hecuba Helena, die alle ellende heeft veroorzaakt. Maar haar schoondochter Andromache haat Hecuba, omdat zij uit liefde voor haar zoon Paris weigerde hem en Helena al veel eerder uit Troje te laten zetten waardoor de oorlog zou worden beëindigd en haar zoon Hector niet zou sneuvelen. Dat zijn de ‘emotionele’ oorlogen naast de fysieke oorlogen die de mannen uitvechten, zoals Ong het uitdrukt: ‘Ook al is het drieduizend jaar geleden gebeurd en heeft Euripides het 2500 jaar geleden opgeschreven, we zien de verhalen van echte mensen. Je hebt een moeder die van haar zoon houdt en daarom het koninkrijk vernietigt, de andere moeder geeft haar kind weg om niet door hem vernietigd te worden. En wie is vandaag Kassandra, die alles weet maar naar wie niemand luistert? Het is huiveringwekkend.’

Ong gaat het altijd om het individu tegenover de regering. ‘Je kunt wel wetten maken om mensen buiten te houden, maar je kunt niet tegenhouden dat mensen toch proberen te komen.’ Bordercrossers noemt hij die mensen, geen migranten. In 2015 maakte hij een voorstelling in het Palais de Tokyo in Parijs met dertig mensen die als vreemdelingen in Singapore wonen. Ze vertelden hun verhaal, avonturen van mensen die om allerlei redenen kozen ergens anders te wonen dan waar ze waren geboren.

Ong Keng Sen zou je ook zelf een principiële grensoverschrijder kunnen noemen, niet alleen tussen landen en continenten, maar ook tussen genres, klassiek en hedendaags, serieus en pop, Aziatisch en Europees, specifiek en universeel. Hij heeft daarmee van zijn Trojan Women een prachtige voorstelling gemaakt, mede door het spel van de vrouwen, het monumentale decor van Myung Hee-cho, de, meestal witte, kostuums van Kim Moohong, de subtiele belichting van Scott Zielinski en de enorme videobeelden van Austin Switser, waarin de vier elementen – lucht, water, vuur en aarde – een belangrijke rol spelen.

Trojan Women is van 8 t/m 10 juni te zien in het Muziekgebouw; hollandfestival.nl