Diegenen die flink aanpakken ondervinden geen slechte behandeling. Er is in dat leven niets onaangenaams, behalve de onafgebroken arbeid.‘ (Thomas Moore, in 1516 getuigend van zijn ervaringen in het land der Polyleriten.)
De mild ogende vonnissen, tegen zowel de voetballer als de ondernemer, gelden als omstreden. Het rechtsgevoel, wat dat ook moge zijn, vroeg eigenlijk om een gevangenisstraf, gegeven de ernst van de wetsovertredingen. Gelukkig heeft de rechter anders geoordeeld. Niet omdat de betrokkenen als minder schuldig moeten worden beschouwd, maar omdat (zegt de criminoloog Koos van Weringh) gevangenisstraffen 'van nul en gener waarde’ zijn.
Het nut - of onnut - van gevangenisstraffen is recentelijk aan de orde gesteld door Winnie Sorgdrager, de minister van Justitie. Het was een reactie op de, door haar persoonlijk geinstalleerde commissie Heroverweging Instrumentarium Rechtshandhaving. Toen zij deze commissie, vrucht van de verontrusting over de toenemende criminaliteit, twee jaar geleden in leven riep, wist zij van tevoren wat de voornaamste aanbeveling zou worden. Meer cellen natuurlijk, liefst op een zo kort mogelijke termijn. Want de voorzitter van de commissie was haar voorganger Frits Korthals Altes, thans leider van de senaatsfractie van de VVD, een partij die, wiegend op de Telegraafsentimenten van (een deel van) zijn achterban, nooit iets beters heeft weten te bedenken.
De conclusies van minister Sorgdrager ogen heel wat genuanceerder en verstandiger. Zeker, er moeten meer cellen komen, want het is onduldbaar dat zware criminelen wegens plaatsgebrek naar huis worden gezonden. Maar daarnaast is het ‘wenselijk het gebruik van de gevangenisstraf als hoeksteen van het veiligheidsbeleid te heroverwegen’. Door de celstraffen vaker door werkstraffen te vervangen, benevens door een justitie- functionaris in een probleemwijk te posteren, waar deze wellicht het kleinere kwaad (burenruzies, overlast) kan voorkomen of corrigeren.
Elk antwoord op de criminele verharding van de samenleving is onbevredigend, ook het antwoord van minister Sorgdrager. Haar stellingname is in elk geval van een andere orde dan de houwdegentaal der liberalen of het wereldvreemde gemoraliseer der christendemocraten, die het liefst Johan V., bijgenaamd de Hakkelaar, naar de zondagsschool terug zouden willen sturen.
Ondertussen lijkt het probleem onoplosbaar, tragisch voor mevrouw Sorgdrager, tragisch voor ons. Op de verharding van de samenleving heeft justitie allang geen adequaat antwoord meer, zo wij dit al van haar mogen verlangen. ‘Als men weet’, schreef de socioloog Kees Schuyt, ‘dat van de ruw geschatte vijf miljoen “slachtoffersituaties” per jaar een miljoen misdrijven wordt aangemeld bij de politie, waarvan er ruw geschat ongeveer tweehonderdduizend worden opgehelderd, waarvan weer de helft wordt geseponeerd en waarvan hooguit zo'n twintig procent eindigt in gevangenisstraf, dan heeft men een goede schets van de moeilijkheden van het strafsysteem.’ Vijf miljoen ‘slachtofferervaringen’ resulteren uiteindelijk in vijftigduizend veroordelingen, wat dat fameuze ‘rechtsgevoel’ inderdaad onmogelijk kan bevredigen. En dan te bedenken dat het aantal gedetineerden sinds twintig jaar vervijfvoudigd is! Is de maatschappij daarmee ook vijf maal crimineler geworden? Nee, de maatschappij is voornamelijk veranderd, qua samenstelling en gedragspatroon. De drugs, inmiddels een ware gesel, hebben hele woonwijken onleefbaar gemaakt. De criminaliteit onder de allochtonen is even hoog als de werkloosheid onder deze bevolkingsgroep. Nederland detineert bovendien inmiddels een aanzienlijke groep vreemdelingen, refugees uit de diverse brandhaarden, mensen die niets misdadigs hebben gedaan en, in afwachting van hun uitwijzing, ook niets misdadigs kunnen doen.
‘Criminelen moeten de straf krijgen die ze verdienen’, schreef De Telegraaf als reactie op de voorstellen van de minister. Dat is juist. Het punt is echter dat het grootste deel van diegenen, die achter de tralies zijn gezet, niet zozeer criminelen als wel regelrechte schlemielen zijn, zware verslaafden, niet zelden zuchtend onder de psychische problemen, zonder opleiding, zonder werk, zonder enig uitzicht op werk.
Nee, daar heeft het ministerie van Justitie geen antwoord op. Behalve wellicht die poging tot opwaardering van de alternatieve straf, een poging die even symphatiek als hulpeloos lijkt. Want wie zijn de voornaamste kandidaten voor zo'n alternatieve straf? Het zijn de betrekkelijk lichte gevallen, de wetsovertreders die zonder veel moeite resocialiseerbaar zijn. Zij krijgen echter allang een alternatieve straf: een boete en/of een voorwaardelijke veroordeling. Rest het maatschappelijk wrakhout, benevens de echte criminelen, lieden die om uiteenlopende redenen niet de bejaardentehuizen kunnen worden ingezonden.
Nederland heeft ‘een voorbeeldig gevangenisstelsel, dat een voorbeeld voor de wereld is’, schreef de Engelse hoogleraar David Downes een paar jaar geleden.
Er bestaan echter geen voorbeeldige gevangenissen, zelfs niet in Nederland. De gevangenis heeft ten principale geen enkele zin. Zij stijft de gedetineerde voornamelijk in het kwaad, zij vergroot zijn maatschappelijk isolement, zodat de betrokkene na vrijlating maar een alternatief heeft: zich andermaal in het criminele circuit begeven. Er is maar een methode om de criminaliteit te bestrijden: door alle zeilen bij te zetten teneinde de criminaliteit in de wieg te smoren en met alle voorhanden zijnde hulptroepen de voornaamste problemen - verslaving, werkloosheid - te lijf te gaan.
Dan blijven er nog genoeg cellen over om de echte misdadigers, de bankrovers en beroepsmoordenaars, op water en brood te zetten. De celstraf is, zolang Utopia niet is herondekt, een instrument waar wij, al onze humane opvattingen ten spijt, niet buiten kunnen, al was het maar ter bevrediging van het ‘rechtsgevoel’ van de slachtoffers.