Heerlijk, zou ik zeggen, maar financieel totaal onhaalbaar. Dus moeten we het tot nu toe doen met allerlei verspreide, bij verschillende uitgevers gepubliceerde verzamelbundels, meestal nog tijdens Vestdijks leven uitgegeven. Zijn muziekessays (ik schat drie delen dundruk) zijn gelukkig mooi verzameld, een klein deel van zijn andere beschouwingen is verzameld in langzamerhand beduimelde boeken die je op boekenmarkten voor twee euro kunt kopen. We hebben van Vestdijk wel een driedelige fraaie cassette Verzamelde gedichten, plus ook zijn Verzamelde romans, helaas heel wat minder fraai, minder klassiek bedoel ik, uitgegeven door Nijgh Van Ditmar.

Het is tobben in Nederland met de uitgave van verzameld werk. Iedere uitgever vindt het wiel opnieuw uit en dus moeten we het doen met uiterst diverse, soms fraaie, soms lelijke edities van verzamelde werken, die vaak niet eens alle werken bevatten. Louis Couperus, Menno ter Braak, E. du Perron, Carry van Bruggen, F. Bordewijk, W.F. Hermans, Godfried Bomans, Hella S. Haasse, ik vergeet er nog een heel stel. Allemaal verzameld, allemaal verschillend. Een ware circusvoorstelling van lay-outs en opvattingen over wat ‘verzameld werk’ is. Ach, waarom niet op een dag de koppen bij elkaar gestoken en gekozen voor één schitterende, klassieke, dundrukuitgave van onze genieën? En dan genadeloos al hun werk. Wat mij betreft in de trant van de Bordewijk-uitgave, of die van Du Perron en Ter Braak. In ieder geval zo klassiek als de pest, geen frivoliteiten, geen leuke omslagen, zo weinig mogelijk gelul erbij, hoogstens chronologische opsommingen. Streng dundruk.
Ik snap dat dit financieel niet haalbaar is, nog afgezien van het gekrakeel over wie wel en wie niet, hoe wel en hoe niet, en dus dient de staat bij de onderhandelingen te worden betrokken. Zo snel mogelijk. Een jaarlijkse subsidie van drie miljoen voor dit schitterende en zeer langlopende project! In Frankrijk heb je de fantastische Bibliothèque de la Pléiade, je krijgt tranen in je ogen van jaloersheid als je die ziet. In Amerika het schitterende The Library of America. Alle romans van Philip Roth bij elkaar. Of van Henry James. Verzameld werk van Whitman, Edgar Allan Poe, noem ze maar op. Ook van schrijvers als Kurt Vonnegut en Philip K. Dick. Zo moet het, zo kan het. Dus niet alleen de Nederlandse highbrow-schrijvers die ik hierboven noemde, maar ook het werk van Cissy van Marxveldt, Jan Nowee, Annie M.G. Schmidt.
Terecht dat deze bundel van niet eerder verzamelde essays van S. Vestdijk nu verscheen. De samenstellers kozen voor essays die op een of andere manier aansluiten bij het huidige maatschappelijke en literaire debat. Bijvoorbeeld een essay over hoe schrijvers moeten reageren op maatschappelijke crises. Vestdijk schrijft er, zoals altijd, bijzonder laconiek over, je voelt in zijn essayistiek steeds in de verte een rommelende lachbui komen opzetten die hij nog net weet te onderdrukken. Neem deze zin: ‘Maar het mensdom is altijd bedreigd geweest en “crises”, als waarvan hier sprake is, waren door de eeuwen heen dermate schering en inslag, dat niemand ze opmerkte, of dat zij iedere dag werden opgemerkt, wat ongeveer op hetzelfde neerkomt.’ En verderop deze schitterende zin: ‘In de tegenwoordige tijd kan de schrijver alleen iets wezenlijks tegen de “crisis” uitrichten, wanneer hij er niet al te veel aan denkt.’
Wie nog nooit een essay van hem gelezen kan met deze verzameling goed uit de voeten. Vestdijk kiest nooit de frontale aanval, of de dwangmatige roep om te kiezen voor een of ander standpunt. Hij laveert tussen voors en tegens, tussen zwart, grijs, paars en blauw. Altijd bereid net even iets anders te zien dan wat we gewend zijn te zien. Dat neemt wel eens sofistische trekjes aan, bijvoorbeeld in zijn essay over zelfmoord, waarin hij met veel argumenten ‘aantoont’ dat het plegen van zelfmoord berust op een fout in een redenering. Wie denkt dat Vestdijk hier alle emoties rondom zelfmoord kil probeert weg te wuiven, vergist zich. Juist door dit soort uiterst verfijnde en op het eerste gezicht rationele beschouwingen wil hij de gedachte aan zelfmoord, die hemzelf ongetwijfeld vaak overkwam, proberen weg te redeneren. Via taal, via redeneerkunst, via magie dus, ontsnappen aan het verschrikkelijke.
Het hoogtepunt vormen zijn beschouwingen over literatuur. In zijn bespreking van Reve’s De ondergang van de familie Boslowits (1950) pakt hij opvallend lovend uit. ‘Volmaaktheid laat geen kritiek toe’, schrijft hij. Al eerder (in Zuiverende kroniek) schreef hij uiterst positief over de novelle Werther Nieland, maar nu doet hij het dunnetjes over: ‘Men kan Van het Reve natuurlijk afwijzen als “figuur”, het is mogelijk niet van zijn werk te houden, maar men kan geen literaire kritiek uitoefenen in de gangbare betekenis.’
Geschaterd heb ik, ten slotte, over Vestdijks introductie van het begrip ‘romanpersoneel’. Hij bespreekt het gebruik van astrologie bij de inkleuring en psychologische samenstelling van zijn karakters. Dan staat er dit: ‘Mijn motieven bij deze ongewone opzet van mijn romanpersoneel waren zuiver pragmatisch van aard, zonder dat waarheid respectievelijk waarde der astrologie in het geding werden gebracht.’ Romanpersoneel! Ja, natuurlijk, het zijn werknemers, je moet ze te vriend houden, af en toe prikkelen, nooit te erg bestraffen. Zolang ze maar niet gaan staken.
Beeld: Altijd bereid net even iets anders te zien dan wat we gewend zijn te zien ( De Vestdijkkring)