Dat het geen makkie zou worden, stond vast. President Bush was de eerste om dat toe te geven. De oorlog tegen het terrorisme zal lang zijn, en zwaar, zei hij herhaaldelijk. «En we zullen hem vechten op een onconventionele manier.»

Dat was twee jaar geleden. Vorige week was echter weer een week van aanslagen, gepleegd volgens de inmiddels conventionele aanpak van het hedendaags terrorisme: de zelfmoordactie. In Bagdad werd het VN-hoofdkwartier opgeblazen. Daarbij kwamen twintig VN-medewerkers om, waaronder de speciale gezant voor Irak. In Jeruzalem liet Hamas een bus ontploffen: 21 doden, waaronder veel vrouwen en kinderen. In Bombay werden afgelopen maandag in twee bomexplosies minstens vijftig mensen gedood. Eén bom ontplofte naast een hindoetempel, de ander was gericht tegen westerse toeristen. Hij ontplofte bij de «Gateway to India», een populaire bezienswaardigheid.

Sinds de aanslagen van 11 september 2001 openden de Amerikanen verscheidene fronten in hun strijd tegen de terreur. De meest in het oog springende daarvan zijn Afghanistan, Irak en Israël-Palestina. Op alledrie die fronten zijn de Amerikanen na aanvankelijke successen teruggeslagen, en tot overmaat van ramp neemt het terrorisme in het Verre Oosten toe.

In Afghanistan, dat meteen na de aanslagen van 11 september Amerikaans frontgebied werd, ging het de Amerikanen aanvankelijk beter dan verwacht. Maar Osama bin Laden is nog altijd voortvluchtig. In Afghanistan streken de Verenigde Naties neer, om het land op te bouwen. Maar net als in Irak maakt het Pentagon er de dienst uit. Van nation building, iets wat de regering-Bush verafschuwt, is het nog nauwelijks gekomen. En dus gebeurde waarvoor werd gewaarschuwd: de war lords van de Noordelijke Alliantie staan elkaar naar het leven, stichten hun eigen koninkrijkjes en verwaarlozen de strijd tegen de Taliban en al-Qaeda. In deze situatie van hardnekkige armoede en anarchie worden de laatste weken door Amerika’s oervijand weer aanslagen gepleegd en hinderlagen gelegd. Wat gewonnen was, lijkt verloren te gaan.

Het belangrijkste front dat Bush opende ligt in het hartland van het islamitische terrorisme. Lang liet de Amerikaanse president de kritiek aan zich voorbijgaan dat hij te weinig aandacht besteedde aan het Palestijns-Israëlische conflict. Pas toen Irak eenmaal onder controle leek, maakte hij er werk van. De «routekaart naar de vrede» wierp aanvankelijk toch vruchten af. Er werd zelfs een hudna (tijdelijke wapenstilstand) afgekondigd door Hamas, de Islamitische Jihad en de al-Aqsa Martelaren Brigade. De regie was in handen van het State Department, het ministerie van Buitenlandse Zaken van Colin Powell. Het beginnerssucces was minder te danken aan Powell dan aan de grote druk die Bush uitoefende op Ariel Sharon. Toen Bush’ aandacht voor het gebied verslapte, liep het mis. Na de aanslag in Jeruzalem is het met de Israëlische zelfbeheersing, en dus met de hudna, gedaan. Sharon greep weer naar zijn politiek van vergeldingsmoorden op terroristenleiders. Opnieuw komt een geweldsspiraal op gang, zien miljoenen moslims op televisie hoe Israëlische militairen met Amerikaans materieel dorpen binnen vallen en een broedervolk onderdrukken. Terwijl het nu juist die voedingsbodem voor islamitische terreur was die had moeten worden weggeslagen. Een gevoelige nederlaag voor Powell, die handenwrijvend zal zijn ontvangen door het pro-Israëlische Pentagon.

De meeste ogen blijven echter gericht op Irak. Pessimisten zien dat langzaam veranderen in een nieuw Afghanistan. Hulporganisaties trekken weg na de aanslag op de VN in Bagdad. De aanhoudende chaos in het land en de onzalige beslissing het Iraakse leger te ontbinden, waardoor een terreurpotentieel is gecreëerd van honderdduizenden bewapende en getrainde mannen zonder inkomen, hebben het tot een magneet gemaakt voor strijdgroepen van allerlei pluimage. Bomaanslagen op militaire en burgerdoelen, het opblazen van olie- en waterleidingen: toenemend terrorisme in het land dat officieel werd aangevallen als onderdeel van de strijd daartegen.

Het land binnenvallen was gemakkelijk genoeg, maar hoe komen de troepen er weer zonder kleerscheuren vandaan? Die laatste vraag geldt ook voor de Nederlandse mariniers in het zuiden. Afgelopen week werden drie Britse militairen in een hinderlaag gedood. Eerder al sneuvelden zes Britten in het zuiden. De Nederlandse troepen vallen onder Brits gezag en hanteren dezelfde soft approach. Het is naïef te blijven geloven dat de Nederlanders niet als bezetters worden gezien en daarom zullen worden gespaard voor aanslagen.

De geschiedenis leert dat het onwijs is vroeg te oordelen. In Afghanistan en het Midden-Oosten kunnen de zaken nog ten goede keren. Irak kan nog altijd uitgroeien tot een olierijke en voorbeeldige democratie. Zelfs de massavernietigingswapens worden er wellicht nog gevonden. De meeste wapeninspecteurs die Hoesseins wapenprogramma’s voor de VN in kaart brachten, zijn daarvan althans overtuigd.

Op dit moment wijst weinig er echter op dat de VS de ontwikkelingen in Afghanistan, Israël en Irak onder controle hebben. Het Amerikaanse thuisfront, bestaande uit kiezers die Bush hard nodig heeft wil hij volgend jaar herkozen worden, heeft een lilliputterperspectief vergeleken bij het blikveld van de haviken in het Pentagon. En wat de kiezers zien, ziet er niet goed uit. Bring our boys back home is inmiddels het motto. De kans is niet denkbeeldig dat de Amerikaanse oorlog tegen het terrorisme in Washington een hooggeplaatst slachtoffer zal eisen. Tot voor kort blaakte de staf van Bush van het vertrouwen in zijn herverkiezing. Maar in een Newsweek-peiling afgelopen maandag gaf slechts 44 procent van het electoraat aan «de oorlogspresident» een nieuwe termijn te gunnen.