China en Europa gaat over veel meer dan China en Europa. Het gaat ook over China en de Verenigde Staten, China en Afrika, China en de hele wereld, en vooral ook over China zelf, want in geen enkel ander land is de internationale politiek zo evident een verlengstuk van de binnenlandse. Dat komt doordat het buitenland alles te maken heeft met de hoogste prioriteit van de communistische partij: aan de macht blijven.

De legitimiteit van de partij berust niet op verkiezingen en ook niet meer op Mao’s overwinning in de Chinese burgeroorlog, maar op haar populariteit en haar vermogen om de maatschappij goedschiks of kwaadschiks stabiel te houden. Dat kan alleen als de burgers in meerderheid tevreden zijn. Deng Xiaoping zei het al: rijk worden is glorieus. Daarom is China’s huidige economische overgang voor de partij zo gevaarlijk: als het niet lukt het vastgelopen ontwikkelingsmodel met zijn totaalvervuiling, huizenhoge binnenlandse schuld en slinkend arbeidsreservoir door een duurzaam model te vervangen, dan mag de partij het ergste vrezen.

Forse economische groei is dus een politieke noodzaak geworden. Op eigen kracht kan China daar al lang niet meer voor zorgen. In het nieuwe ontwikkelingsmodel heeft het het buitenland nodig als leverancier van energie, grondstoffen, knowhow en technologie, als afnemer van Chinese producten, als investeringsbestemming en als schuldenaar bij wie het een groot deel van zijn kolossale deviezenreserves kan stallen.

Europa speelt in de Chinese buitenlandse politiek geen hoofdrol. Je zou het tegenovergestelde denken als je overal hoort roepen dat de Chinezen komen. Ze nemen befaamde Europese automerken, Franse wijngaarden en de Italiaanse textielindustrie over, kopen roemruchte panden op in de Europese hoofdsteden, nemen belangen in grote Europese bedrijven, leveren Engeland een kerncentrale: vrijwel dagelijks wordt op alarmerende toon het laatste nieuws gebracht over de vermeende Chinese verovering van Europa.

Obbema maakt duidelijk, en dat is de belangrijkste boodschap van zijn boek, dat deze China-hype erg overdreven is. Daarvoor is Europa te verdeeld en de (economische) macht van China nog lang niet zo groot als vaak wordt gedacht. En het ‘strategisch partnership’ tussen China en Europa dan? Wat dat ‘strategische’ inhoudt is onduidelijk, en de samenwerking wordt vaak overschaduwd door conflicten. Na het bloedbad van Tiananmen in 1989 stelde Europa een wapenembargo tegen China in, dat tot boosheid van Peking nog altijd niet is ingetrokken. In Afrika zijn China en Europa geen partners maar rivalen. China’s relatie met dictaturen en schurkenstaten wekt veel Europees wantrouwen, evenals de snelle militaire expansie, het wapengekletter in de Zuid- en Oost-Chinese Zee en China’s rol in de ontwikkeling van atoomwapens in Pakistan, Iran en Noord-Korea.

De belabberde toestand van de mensenrechten blijft voor Europa een punt van kritiek, al wordt die vaak ter wille van de handelsbelangen snel ingeslikt. Maar iedere Europese leider die de dalai lama ontvangt kan op Chinese represaillemaatregelen rekenen, en Noorwegen is nog altijd voor China een pariastaat sinds het Nobelcomité de vredesprijs 2010 toekende aan de opgesloten Chinese dissident Liu Xiaobo.

Obbema gaat vooral in op de economische relatie. Vooral dankzij zijn hoogwaardige export naar China heeft Duitsland de gevolgen van de krediet- en eurocrisis effectief bestreden. Nederland, al elf jaar lang na Duitsland China’s grootste EU-handelspartner, heeft China veel te bieden op allerlei terreinen, van watermanagement tot gewassenveredeling, van ouderenzorg tot maatschappelijk verantwoord ondernemen. Airbus blijft dankzij China’s gigaorders overeind. En zo is er veel meer. Maar de Europese hoop dat China de redder in de schuldennood zou worden van Griekenland, Portugal, Spanje en Italië is ijdel gebleken. En om de haverklap lopen handelsconflicten heel hoog op.

Fokke Obbema heeft voor dit boek veel gereisd om te kunnen praten met een groot aantal deskundigen. Natuurlijk is de keus van zijn gesprekspartners geen toeval. Hij had evengoed experts aan het woord kunnen laten die beweren dat China onverbiddelijk de nieuwe wereldmacht wordt, of andere experts die niet minder stellig volhouden dat China binnen afzienbare tijd aan zijn eigen problemen te gronde zal gaan. Obbema spreekt over China’s ‘overdreven supermachtstatus’, een thema dat magistraal is uitgewerkt in het laatste boek van de leidende China-kenner David Shambaugh: China Goes Global: The Partial Power.

Op het tut-tut-ho-ho-toontje van China en Europa valt wel wat af te dingen. Maar het boek is zeker een verademing na alle apodictische literatuur van ‘experts’ die allemaal met zekerheid weten waar het met China naartoe zal gaan.


Fokke Obbema - China en Europa: Waar twee werelden elkaar raken. Atlas Contact, 400 blz., € 24,50