Een sociaal-democratische wethouder zei mij ooit dat een kop koffie drie keer zo duur was als die werd gezet en verkocht door een bedrijf in handen van de overheid. Het was het begin van de jaren tachtig en ik was geschokt. Als de socialisten zo weinig vertrouwen hadden in het eigen systeem, waar moest het dan heen? Naar het nu nog conservatievere Europa, blijkbaar. De Britten kozen overweldigend voor de Tory’s, de partij die zich daags na de verkiezingen al opmaakte om de bbc, wegens vermoedens van linksheid, te lijf te gaan, en die gelooft dat je superrijke Russen, Arabieren, Chinezen en bankiers niets in de weg moet leggen, omdat ze bijdragen aan de economie. Het gevolg is dat een gewoon mens niet meer in Londen kan wonen, de wegen nauwelijks nog worden onderhouden en de superrijken nog superrijker worden. Maar, laat ik eerlijk zijn, Labour heeft er alles aan gedaan om zelfs de meest verstokte idealist in de armen van de Conservatieven te jagen. Met als toppunt Milibands in steen uitgehakte beloften – nee, echt – die al twee dagen na onthulling niet moesten worden gezien als… eh… in steen uitgehakt.

Toch triest dat dit welvarende deel van de wereld kiest voor behoudzucht en marktgeloof en een overheid die het bedrijfsleven vrij wil laten en de burgers controleren. Soms begint de anarchist die ik als puber was weer in mij te fluisteren en droom ik van een biologisch-dynamische kaasmakerij in de diepe provincie, waar mijn vrouw met bloemen in heur haar rondloopt en ik mij om de schapen bekommer.

Als treinreiziger begrijp ik die wethouder van lang geleden trouwens wel. De NS zijn al lang geen staatsbedrijf meer, maar om nou te zeggen dat het ondernemerschap eraf druipt… De poortjes op Rotterdam Centraal zijn dichtgegaan om zwartrijden en agressie tegen te gaan en hebben daarmee de doodsklok geluid over de winkelstraat die de buik van het station is. Mijn dochter, die vorige week een boodschap in het station wilde doen, kwam stampvoetend terug, omdat ze er niet in mocht. Om naar de Etos te gaan moet je twintig euro op de ov-kaart hebben. Tieners hebben dat niet. En om die twintig piek er nou alleen maar op te zetten omdat de NS zichzelf hebben wijsgemaakt dat die poortjes een panacee zijn… (Tip voor zwartrijders: inchecken aan de voorkant van het station, uitchecken aan de achterkant en dan vrij reizen.)

Om de nieuwe maatregel in te voeren staan in Rotterdam Centraal zes, soms acht, beveiligingsmensen m/v bij de poortjes. Ondertussen werken conducteurs ’s avonds en ’s nachts alleen op de trein. Zouden die poortjescontroleurs niet beter af zijn op de treinen? Het is maar een ondernemeningsgezind ideetje van een kleine zelfstandige.

This too shall pass, ik weet het, en we zullen het accepteren, zoals camera’s op de hoek van de straat en preventief fouilleren (wat bij mij, vieux regime als ik ben, onmiddellijk ‘Ausweis, bitte’ oproept) en de krankzinnigheid die vluchtelingenopvang heet. In een gezellige sfeer van onderling wantrouwen – de overheid de burger, de burger de overheid – klungelen we verder, tot er niets meer te wantrouwen valt omdat inmiddels alles is gecontroleerd en ons alleen nog blind vertrouwen rest in de techniek en de goedertierenheid van degenen die boven ons gesteld zijn.

Die NS-poortjes zijn een technologische oplossing voor een maatschappelijk probleem, maar het probleem zelf neem je er niet mee weg. Het is symptomatisch voor het geloof in technologische panacees. Dat, en verkeerde zuinigheid, zadelt de samenleving op met bewakingscamera’s, data-archivering en meer technologisch vormgegeven wantrouwen. Ingenieurs mogen oplossen waar overheden, instellingen en bedrijven geen geld aan uit willen geven en trouwens ook niet wezenlijk in geïnteresseerd zijn, want te ingewikkeld en te duur.

Neem de voormalige nutsbedrijven. Die zijn, net als de NS, opgesplitst en nu kopen we gas, water of elektriciteit van X, die het vervoert over het netwerk van Y, die beheer en onderhoud heeft uitgegeven aan Z. Is allemaal nergens voor nodig en geeft alleen maar extra overhead, maar de goden van het marktdenken moeten af en toe met een offer tevreden worden gesteld.

Ik had er vorige week mee te maken toen we ineens geen water meer hadden. Toen ik belde om naar het hoe, waarom en hoe lang te vragen kreeg ik Robin aan de telefoon. Ik vroeg of ik eigenlijk wel met Evides verbonden was.

Om naar de Etos te gaan moet je twintig euro op de ov-kaart hebben

‘Ja, u zit in de overflow. U hoort hier niet binnen te komen.’

Er was een lek door werkzaamheden, hoe lang dat duurde kon Robin niet zeggen, maar de mannen ter plekke wisten misschien meer.

‘Misschien kunt u daarheen lopen.’

‘Er staat niets op de website onder storingen’, zei ik.

‘Nee’, zei Robin, met de gelatenheid van iemand die ook wel weet dat er nooit iets op die site staat, of te laat.

‘Volgens mij hebben ze het wel omgeroepen’, zei Robin.

‘Dat is sympathiek’, zei ik, ‘maar voor doven zoals ik werkt een website beter.’

Dat beaamde Robin, die overigens best vriendelijk was, en hij wenste mij nog een fijne dag. Ik stond voor het raam en bedacht dat ze dat tegenwoordig allemaal zeggen: nog een fijne dag. Volgens mij kon je een grafiek maken waarin de frequentie van ‘fijne dag-wensen’ omgekeerd evenredig was aan service voor burger en klant. Maar misschien dacht ik dat omdat het helemaal geen fijne dag was.