Oriëntalisme en de kunsten vormen een beladen combinatie. Zoals Edward Said duidelijk maakte, waren kunstuitingen met de oriënt als thema een wezenlijk onderdeel van de koloniale overheersing van West over Oost. Regisseur Johan Simons en decormaker Bert Neumann leveren commentaar op deze historie in hun bewerking van Mozarts Die Entführung aus dem Serail (1782). Door hun opera te omlijsten met mierzoete duizend-en-één-nacht-romantiek en oriëntaalse clichés tot in het extreme op te blazen, laten zij voelen hoe bespottelijk de westerse blik oostwaarts kan zijn.
Simons voelt echter haarfijn aan dat Die Entführung óók een opera is over innerlijke verscheuring en vertwijfeling en maakt dat gegeven tot de kracht van zijn productie. Het verhaal gaat over Belmonte en Pedrillo die hun geliefden, Blonde en Konstanze, terug proberen te veroveren uit de harem van de Turkse Bassa Selim. Met name Bassa Selim is een interessant geval. Hij vormt een tegenpool van de archetypische oosterse potentaat, zoals afgebeeld op het als decor fungerende schilderij Les Almées van P.L. Bouchard, met daarop een zinnelijk haremtafereel. Simons’ Selim (Steven Van Watermeulen) is een nerveus mannetje, dat zich slecht raad weet met zijn eigen macht en liefde voor Konstanze. Ongemakkelijk laat hij zich lof toezingen door zijn onderdanen. Zijn gefriemel aan Konstanze straalt een diepe onzekerheid uit.

Konstanze twijfelt tussen trouw aan Belmonte en de aantrekkingskracht van de Bassa, en ook Blonde is niet ongevoelig voor de avances van haar aanbidder Osmin, de wrede bewaker van de harem. Pedrillo en Belmonte worstelen met de angst voor ontrouw van hun beider geliefden en zelfs de rechtlijnige Osmin komt in conflict met zichzelf: hij kan de verleiding van de wijn niet weerstaan.

Die Entführung is een Singspiel, met zowel gesproken als gezongen stukken. Simons’ ervaring als toneelregisseur waarborgt dat de personages niet alleen door zang, maar ook door spel tot leven komen. Het acteerwerk, dat vooral de gesproken scènes moet dragen, is erg sterk: de personages kronkelen letterlijk en figuurlijk om elkaar heen en vormen een kluwen van conflicterende gevoelens. De kostumering staat in dienst van die conflicten. De Bassa komt op in oosterse kledij, compleet met tulband, maar ruilt deze dracht om voor westers kostuum en glimmende lakschoenen (dezelfde als Belmonte draagt) zodra hij in zijn privé-vertrekken komt. Pedrillo ondergaat de invloeden van het Oosten en combineert pofbroek met Engels jasje.

Dirigent Constantinos Carydis, die debuteerde bij De Nederlandse Opera, weet het Nederlands Kamerorkest, dan weer expressief dan weer ingetogen, in harmonie te brengen met de verscheuringen die zich afspelen op het toneel. Binnen de vocale cast bewonderde ik vooral de sopraan Laura Aikin, een gelauwerde Konstanze, die vertwijfeling in haar zang legt. Alle lof ook voor de bas Kurt Rydl, die met kromzwaard en fez een uiterst klassieke Osmin vertolkt. Zijn woedende slotzang, dwars tegen de muziek in, raast als een storm door de zaal.

In de opmaat naar de finale breekt Simons zijn opulente decor volledig af. De doeken en decorstukken komen met een klap naar beneden, een truc die hij ook al uithaalde bij de toneelbewerking van Michel Houellebecqs Platform. Als alle glitterende gordijnen en kermislampjes zijn verdwenen, staart de toeschouwer ineens in de overweldigende leegte van het podium van het muziektheater. Terwijl Belmonte, Pedrillo, Konstanze en Blonde angstig een wisse dood afwachten, ijsbeert de Bassa gekweld door twijfel door de donkere ruimte, alvorens het viertal clementie te schenken.

Het is gedurfd om het slot van Die Entführung van alle decoratieve omlijsting te ontdoen en volledig te laten neerkomen op de zang- en acteerkwaliteiten van de cast, maar juist de leegte om hen heen maakt het slot bloedstollend intens.

Die Entführung aus dem Serail, Muziektheater Amsterdam, tot 28 februari