Francis Bacon, Head I, 1948. Olieverf en tempera op board, 100,3 x 74,9 cm © Prudence Cuming Associates

Francis Bacon was een theatraal, larmoyant kind, niet geïnteresseerd in de dingen waar jongens van zijn tijd (geboren in 1909) en milieu (hogere middenklasse van Ierland) zich doorgaans mee bezighielden. Geen sport, geen jacht – Francis was meer geïnteresseerd in de jurken en make-up van zijn moeder. Zijn vader daarentegen was oud-militair, Master of the Hunt, bokkig, geborneerd, conservatief, sadistisch. Zelf vertelde Bacon graag dat zijn vader de stalknechten betaalde om hem te mishandelen en te misbruiken. Vandaar, zei hij, dat hij zo graag over dood en verderf schilderde, zijn eerste seksuele ervaringen speelden zich immers af in het bloed en de stront van een paardenstal.

Gek genoeg las ik de nieuwste biografie (duizend bladzijdes, geschreven door Mark Stevens en Annalyn Swan) zonder echt fan te zijn van Bacon. Te gruwelijk, dacht ik, te gemaakt, zoals in veel horrorfilms. Ik las de biografie meer vanwege Bacons interessantere tijdgenoten.

Binnen een minuut in de Royal Academy of Arts in Londen kwam ik daarvan terug. Je loopt direct tegen Head I (1948) aan, op een zwarte muur; het lijkt een buste van bleek vlees. Een oor is zichtbaar en een malend mondje met de slagtanden van een beest. De rest van het hoofd ontbreekt. Biomorphs noemen de curatoren zulke afbeeldingen, half mens, half nachtmerrie. Het idee dat de horror gemaakt zou zijn viel meteen weg. Wanneer je dicht op het doek staat, zie je hoe intuïtief het werk moet zijn geweest. De verf zit er dun op, als krijt op een schoolbord. Dit is wat er gebeurde als Bacon zijn fantasie de vrije loop liet.

De curatoren van Man and Beast maakten de tentoonstelling vanuit de overtuiging dat Bacon, door zijn jeugd gevormd, de mens – leven, eten, seks, dood – als slechts een aangekleed zoogdier zag. In de rij portretten van apen zit in elke baviaan en chimpansee duidelijk een mensengezicht, of emotie, opgesloten. Sommige apen zijn ronduit sexy, tot je van dichtbij kijkt en weer een eng gezicht onder de verf ziet. Ook dat is bijzonder; veel schilderijen maken op tien meter afstand een volkomen andere indruk op je dan van een meter.

Dat man & beest-idee is verder gezocht in Bacons schilderijen van naakte mannen, die steeds op de grond liggen, opgerold, verslagen, kwetsbaar. Bacon heeft ze bovendien zo gepositioneerd dat je, zoals dat in de kunstkritiek heet, recht hun reet in kijkt. Misschien dat Bacon zo bedoelde dat de mens een seksueel roofdier is, klaar om toe te slaan. Raar om mensen juist van deze schilderijen ansichtkaarten te zien kopen in de museumwinkel. Maar misschien is dat ook wel een bijgevolg; als je zoveel werk van Bacon naast elkaar ziet, ga je een zoekplaatje zien, in elk schilderij zit net iets anders dan je, van een afstandje, verwacht. Het wordt daarmee speelser, verrassender, minder monumentaal en minder eng.

Francis Bacon: Man and Beast, Royal Academy, Londen, tot 17 april