Sinds 1983 publiceert de OESO een jaarlijkse Employment Outlook. Die bestaat uit een overzicht van de laatste ontwikkelingen op de arbeidsmarkten van haar inmiddels 34 lidstaten. En doet aanbevelingen over hoe ‘blokkades’ en andere ‘inefficiënties’ kunnen worden weggenomen.
Hoewel de OESO formeel slechts een praatclub is waar iedereen alleen maar graag heen gaat omdat het in Parijs zit (lekker vreten), zijn haar aanbevelingen in de loop der jaren toch zeer gezaghebbend geworden. Werkelijk ieder ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid loopt aan de leiband van de OESO. ‘Benchmarking’ heet het in de technocratische boeventaal die bestuurders en politici onder elkaar bezigen. Dat is waar de OESO goed in is. Landen langs een meetlat leggen en de beste vervolgens de andere als lichtend voorbeeld voorhouden. Dat doet de OESO op het gebied van gezondheidszorg, pensioenen, onderwijs en dus ook op het gebied van arbeidsmarktbeleid.
Wie over voldoende tijd, zitvlees en zelfhaat beschikt om al die jaargangen door te vlooien, stuit al gauw op iets eigenaardigs. Ook al verschillen de lidstaten (reikend van Mexico en Luxemburg tot aan de VS en Zuid-Korea) radicaal van elkaar voor wat betreft politieke geschiedenis, arbeidsverhoudingen, arbeidsrecht, loononderhandelingen, de machtsverdeling tussen kapitaal, arbeid en overheid, de aanbevelingen zijn steevast dezelfde: regelgeving bedoeld om arbeid te beschermen tegen de schraapzucht van het kapitaal is altijd marktverstorend, staat daarmee een optimale allocatie van productiefactoren (arbeid en kapitaal) in de weg, en leidt zo tot minder welvaart voor burgers. Het ideaal is een markt waar je als werkgever moeiteloos willekeurig welk piezeltje arbeidskracht kunt kopen zonder dat daar verplichtingen aan vast zitten. In het universum van de OESO is kapitaal koning.
Jaar in, jaar uit hebben de technocraten van de OESO op dit aambeeld gehamerd. En hebben zij nationale bezoekers de oren gewassen met de boodschap dat ontslagbescherming slecht was, dat hoge uitkeringen funest waren, en dat de vakbond een uitvinding van Beëlzebub was. Menig politicus toog na afloop van de Parijse sessies dan ook dolenthousiast naar huis om fluks de arbeidsrechten af te schaffen. Onder het motto: werkloosheid wordt niet veroorzaakt door te weinig koopkrachtige vraag maar door te veel ontslagbescherming. En: als je iets wil doen aan de grote kloof tussen vaste arbeidscontracten en flexibele maak je niet de flexibele vaster maar de vaste flexibeler. Logisch toch.
In dit wereldbeeld zijn arbeidsrechten ‘blokkades’ en ‘inefficiënties’, en die zijn er om weggenomen te worden. Dat is politieke daadkracht. Zie Paars 1 en 2, zie de Hartz-hervormingen van Gerhard ‘Gazprom’ Schröder, en zie de blijdschap onder de Europese politieke kaste over de verkiezing van Emmanuel ‘de hervormer’ Macron.
En toen gebeurde Brexit, en Trump, en was er ineens grote twijfel of de marktvriendelijke middenpartijen in Nederland, Frankrijk, Oostenrijk en Italië de morrende kiezer er wel onder zouden weten te houden. En raakte de supranationale technocratie in paniek. En werd razendsnel het neoliberale gebedenboek aangepast. Eerder was er al het IMF dat zich plotseling op een blog begon af te vragen of er niet te veel globalisering was. Toen was er de Wereldbank die zich in een reeks van publicaties boog over oplopende ongelijkheden. En nu is er dan de OESO die in haar laatste Outlook ruiterlijk toegeeft dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt is doorgeschoten, dat de factor arbeid nu al dertig jaar aan het kortste eind trekt, dat stagnerende inkomens en groeiende onzekerheid een belangrijke rol spelen bij de opkomst van het populisme, dat de middenbanen aan het verdwijnen zijn en dat het tijd wordt voor een loongolf. Sterker, de OESO maakt een 180-graden-draai door ineens de loftrompet over de vakbeweging te steken als potentiële redder van het kapitalisme – na diezelfde vakbonden ruim dertig jaar te hebben verketterd.
Natuurlijk heeft de OESO gelijk: wie het kapitalisme wil redden van de graaizucht van de kapitalist heeft vakbonden nodig die zich verzetten tegen een verdere afbraak van de arbeidsrechten en eindelijk de moed tonen om hogere looneisen te stellen dan kapitalisten willen geven. Maar het had de technocraten in Parijs gesierd als ze ook eens de hand in eigen boezem hadden gestoken en de eigen rol bij de legitimiteitscrisis van het mondiale kapitalisme hadden besproken. In plaats daarvan lijden ontgoochelde kiezers volgens de OESO aan de ‘perceptie’ (lees: waanbeeld) dat vrijhandel en politici de schuldigen zijn en niet technologie. Niet dus, aldus de OESO. Technologie is als het weer – kun je toch niet tegenhouden. Het is de laatste verdedigingslinie van een desperate elite.