Want wat is dat anders dan een middel dat ondergeschikt blijft aan het wezen van een vertelling? In Peru stort in de zomer van 1714 een ladderbrug boven een ravijn in, waarbij vijf mensen omkomen. De slachtoffers – het weesmeisje Pepita, de oude dame Doña María, het zoontje van actrice Camila Perichole, Manuels tweelingbroer Esteban en ‘oom Pio’ – hebben tijdens hun leven direct of indirect met elkaar te maken gehad. De grote vraag blijft: was het ongeluk toeval of opzet? Anders geformuleerd: verborg de kleine ramp een diepere betekenis, had God ingegrepen of liet de natuur zich weer eens van haar onverschillige kant zien?
De enige getuige van het ongeluk blijkt een franciscaan uit Italië, broeder Juniper. Hij laat het er niet bij zitten, want hij gelooft dat er een plan achter leven en sterven zit, Gods wijze plan: zondaars vernietigt Hij, goeden stuurt Hij voortijdig naar de hemel. De franciscaan zet zich aan een uitgebreide reconstructie van ‘de geheime levens van die vijf mensen’ om ‘de reden van hun heengaan te ontmaskeren’. Hij stelt jarenlang aan iedereen in Lima duizenden vragen, maar zelden laat iemand het achterste van zijn tong zien. Hij is blind voor het ‘pantser van eigenwaan’ dat de meeste mensen dragen. Het resultaat is een kolossaal gedenkboek vol losse feiten en anekdotes over de vijf slachtoffers. Maar de kloof tussen feiten en geloof is groter dan verondersteld, en hartstochten koestert men vaak heimelijk. Daarom blijft het schrijven van een diepgravende en ware biografie zo ingewikkeld.

Broeder Juniper moet zijn onderzoek, dat wil zeggen zijn poging de ramp logisch te verklaren volgens het onmogelijke schema goed-slecht, bekopen met de brandstapel. Zijn boek zou ketters zijn en hij slechts een instrument van de duivel. De brug van San Luis Rey is het relaas van een ik-verteller die op basis van broeder Junipers boek een bredere poging tot reconstructie doet, maar hij is een moderne twijfelaar. ‘En ik, die beweer zoveel meer te weten, is het niet mogelijk dat zelfs ik de allerbelangrijkste drijfveer over het hoofd heb gezien?’
Drie beknopte biografieën bevat De brug van San Luis Rey. Het leven van het weesmeisje Pepita – voorbestemd om opvolgster te worden van abdis Madre Maria del Pilar – en van het zoontje van actrice La Perichole wordt tussen de regels door aangestipt. Deze twee kinderen worden meegesleurd door de hartstochten en frustraties van hun opvoedsters. De meeste aandacht schenkt de ik-verteller aan de rijke Doña María, de Marquese de Montemayor, aan de actrice La Perichole en aan de tweeling Esteban en Manuel.
Doña María is een hartstochtelijk en zeer bedreven briefschrijfster die heen en weer wordt geslingerd tussen geloof en ongeloof, liefde en eigenliefde. Zij staat er niet bij stil dat haar briljante brieven haar wel eens kunnen overleven en onsterfelijk zullen blijken, als alle meesterlijke literatuur die in essentie gestileerde hartstocht is. De ontvangster van haar briljante epistels is haar schijnbaar onverschillige dochter in Spanje. Maar is Doña María dan een heilige, hoewel een alcoholistische, of zondigt ook zij? Via haar zogenaamde dochterliefde oefent ze terreur uit: ‘Ze hield niet van haar dochter omwille van haar dochter, maar omwille van zichzelf.’ Dezelfde soort liefde kent toneelspeelster Camila Perichole, die bang is de boot te missen (maar welke?) en het lelijk en ouder worden haat. Ze stond in de schijnwerpers op het toneel, maar ze trekt zich later terug en laat zich niet meer zien. Alleen de liefde als hartstocht heeft ze altijd omhelsd. ‘Zulke liefde, hoezeer ze zich ook uitput in generositeit en attent gedrag, hoezeer ze ook aanleiding is voor visioenen en grootse poëzie, blijft altijd een van de scherpste uitingen van eigenbelang.’
En dan is er nog de broederliefde, nee, de tweelingbroederliefde van Esteban en Manuel. In The Enthusiast: A Life of Thornton Wilder (1986) van Gilbert A. Harrison staat een fragment van een lezing die Wilder gaf tijdens zijn uitgebreide Amerikaanse promotietour rond zijn bestseller: ‘Ik was zelf een tweelingbroer, hoewel slechts een paar uur. Het besef daarvan bleef bij mij vooral hangen in de sfeer van vermakelijke en zachtaardige speculatie over hoe het zou zijn een identiek wezen om je heen te hebben dat misschien schrijft, misschien samenwerkt.’ Het is de vondeling Esteban, ongelovig opgegroeid in het nonnenklooster/weeshuis van Madre Maria del Pilar, die na de infectiedood van zijn broer Manuel (tijdelijke loopjongen en ‘geliefde’ van Camila Perichole) diens naam aanneemt, doelloos rondzwerft en zichzelf wil ophangen omdat hij zich van de (broeder)liefde buitengesloten blijft voelen. Hoewel de tweeling een cryptofasie (onderlinge geheimtaal) had ontwikkeld om de vijandige wereld op afstand te houden, wordt hun innige verstrengeling van buitenaf (Camila Perichole) ondermijnd.
Aan het slot van De brug van San Luis Rey filosofeert de verteller over herinnering, dood en liefde. Een mens is pas echt dood als niemand meer aan die mens denkt en alle herinneringen afgestorven zijn. De Peruviaanse brug tussen Lima en Cuzco, een lattenladder door Inca’s geconstrueerd, verbindt het land der levenden met dat van de doden. En die brug zelf is de onbaatzuchtige liefde. Dat einde klinkt wat zoet, maar de roman is wel degelijk een serieuze poging betekenis te verlenen aan dat wat zo ongrijpbaar is in een mensenleven: hartstocht.
Beeld: Thornton Wilder, portret uit 1929