
In de tentoonstelling die cineast en kunstenaar Alex van Warmerdam op uitnodiging van filmmuseum EYE in Amsterdam maakte, keren zijn eigen obsessies terug in installaties en geprojecteerde filmfragmenten: figuren, herkenbaar door en verenigd in hun wanhoop, bevinden zich in een troosteloze omgeving waaruit ontsnapping onmogelijk is. De werken vormen spiegels waarin de bezoeker vergeefs zoekt naar iets van zin of logica. Zelf verwoordt hij dat zo: ‘Je ziet slechts elementen van een verhaal. De rest ontbreekt. Dat is eigenlijk wat ik doe… gaandeweg komen er dan connecties tussen. Maar wat die zijn weet ik niet.’
Dat is maar goed ook – zo krijgen wij vrij spel. En dat is opwindend. Het ‘beeld’ in de spiegel is er namelijk een van ontnuchtering, tegelijk herkenbaar en vervreemdend. Een voorbeeld hiervan is het nieuwbouwdorp in De Noorderlingen (1992). Het verhaal speelt zich ergens in de jaren zestig af, maar de setting is evengoed anno nu. Het dorp, bestaande uit een enkele weg met rijtjeshuizen en winkeltjes, lijkt zowel op een willekeurig gehucht op het platteland als op een stadje uit een spaghettiwestern. Het is hier én daar, werkelijkheid én verbeelding, het is onze wereld én de wereld zoals Van Warmerdam haar ziet. Wie hier zingeving aan kan koppelen, moet van goede huize komen, want dat gaat niet. Misschien definieert deze constante vervaging van betekenis, van iets van waarde, uiteindelijk het bestaan in Nederland. Natuurlijk is er een bredere context; Van Warmerdam zegt iets over de menselijke conditie in het algemeen. Maar bij geen andere cineast voel je zo sterk als bij hem wat is het om ‘Nederlander’ te zijn.
In deze werken heeft identiteit niet te maken met afkomst, maar met setting en landschap. In een prachtig schilderij staan twee mannen op een vlot op de open zee. Ze kijken verwilderd om zich heen. (Ik moet onwillekeurig denken aan de anekdote aan het begin van W.F. Hermans’ De donkere kamer van Damokles, die over het brandende vlot en de zotheid van het idee dat je dan als een gek de brand gaat blussen terwijl je toch doodgaat van de dorst.) Hoe landschap ons bepaalt blijkt ook uit de beginscène van Kleine Teun (1998) waarin de camera heel precies een huis op een boerderij vanuit de lucht filmt, waarbij allerlei vormen in beeld komen. Het is bijna alsof de voren, sloten en omgeploegde landerijen een gevangenis representeren, net zoals in Alfred Hitchcocks North by Northwest (1959) waarin landschap álles is.
Hoogtepunt op L’histoire kaputt is Kamer, een installatie die de bezoeker in z’n eentje betreedt – en daar bijna meteen spijt van krijgt. Want je komt terecht in een onthutsend tafereel. Het blijkt geen kamer, maar een huis. Maar ook dat klopt niet, want de gang bestaat uit een serie deuren die ten eerste lager dan normaal zijn en ten tweede de illusie scheppen dat je naar een spiegel kijkt waarin je beeltenis eindeloos wordt herhaald. Het effect is desoriëntatie en angst. Wie toch doorloopt komt terecht in een keuken en een slaapkamer waarin de geur van wanhoop overheerst. Een onderbroek tussen de dekens. Een pocket op het tapijt naast het bed. Een panty op een kapstok. En schimmige figuren weerspiegeld op de vloer onder de meubels: de mensen die hier wonen.
Alex van Warmerdam, L’histoire kaputt, tot 2 september in EYE; eyefilm.nl