Dat eerste omdat Pierlé de gewoonte had daarop achter haar piano te zitten, die tweede omdat ze daar veel mensen aan deed denken. Dat was tegelijk terecht en gemakzuchtig: ja, ze speelde piano en zong, met soms ijzingwekkende uithalen, met gevoel voor drama en theater, allemaal net als Amos dus, maar ook niet iedere man met lange haren, een krakende stem en een afgeragde gitaar wordt vergeleken met Neil Young (maar wel vríjwel ieder).
Haar nieuwe album Arches opent met een vingerknip, en vervolgens zet Pierlé het instrument in dat naast haar stem de komende acht nummers de troef blijkt: een orgel. In combinatie met haar voordracht (als vanachter een katheder) en haar vocalen (een kathedraal van een stem) is de locatie die dit album oproept meteen helder. Het is dan ook opgenomen in een kerk, en niet voor niets en volkomen terecht speelt ze volgende week in Amsterdam in de Vondelkerk.
Dat Feel For The Child is meteen ook een machtig openingsnummer, waarin Pierlé duidelijk maakt dat ze productioneel niet heeft gekozen voor de illusie van een live-plaat, maar haar stem hoorbaar stapelt tot een koor. Helemaal een geweldige keuze is het om het kerkorgel op dit album te combineren met een drumcomputer. Ieder gevaar van bombast, iedere neiging tot pompeus geluid wordt onmiddellijk de kop ingedrukt – behalve in dat openingsnummer, maar daar werkt het. Het album klinkt door die keuze zowel vol als iel, zowel klassiek als naar popmuziek uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, zoals in het fraai dromerige, voorzichtig optimistische There Is No Time.
Nóg mooier is het volgende nummer, het ingetogen Certain Days, waarin de warmte van haar stem (nu lager en fluisterender) de secuur geformuleerde tekst nog verder optilt: ‘Pearls in oysters may take years to swell around the sand’. Dat geldt ook voor Bird Loves Wires, waarin Pierlé dat orgel opnieuw strategisch inzet om accenten te plaatsen, zinnen te benadrukken, emoties op te voeren. De tekst bestaat uit op zichzelf voor de hand liggende metaforen (de vogel als symbool voor vrijheid, vleugels uitslaan, loslaten, et cetera), maar Pierlé werkt ze mooi uit, en bovendien is de finale van het nummer – repetitief, orkestraal, stuwend – zo grandioos dat íedere metafoor hier had gewerkt.