Parijs– ‘Maak kennis met uw wijkagent’, staat op het pleintje aan de Rue Vavin. ‘Laat u informeren, stel uw vragen aan ons team dat toeziet op de rust in uw buurt.’

Parijs kent een grotestedenproblematiek en om die reden viel de stad lange tijd onder de nationale politie. Die heeft echter een slecht imago als gevolg van enkele ernstige, al dan niet racistische geweldsincidenten tijdens de grote protestmanifestaties van de afgelopen jaren. Hoog tijd voor de overheid om de kloof met de burger te verkleinen en de Parijzenaars weer een ‘oom agent’ te bezorgen.

Vorig jaar is de stad daarom gestart met het opzetten van een gemeentelijk politieapparaat. Er zijn vijfduizend wijkagenten geworven, voornamelijk afkomstig uit gemeentelijke beveiligingsdiensten en de mediation-sector, die na een opleiding van zes maanden de relatie met de burger moeten verbeteren. Sinds kort staan er drie keer per week twee agenten op het pleintje in het zesde arrondissement om de burger ‘rust en veiligheid’ te bieden, vertelt Cathérine Gilberte. ‘We treden op tegen verkeerd geparkeerde auto’s, stepjes op de stoep, illegale vuilstort, maar ook bij burenruzies of vechtpartijen. Het gaat vooral om de-escaleren.’

Ze draagt een kogelvrij vest en is verder uitgerust met pepperspray, wapenstok, traangasbom en handboeien. ‘Ik mag een bekeuring geven, maar bij het vermoeden van harddrugs moet ik de “echte” nationale politie bellen’, vertelt ze met een blik op de scooter die halt houdt waarna de bijrijder zich mengt onder een groepje hangjongeren. En nee, ze kan ook niets doen aan de bedelaar, vermoedelijk illegaal, die schuilgaat achter de rij wachtende scholieren voor de Bubble Tea bar.

Soms wordt iemand agressief, dat maakt het werk ‘lastig’, bekent ze. ‘Er zijn mannen die om geloofsredenen weigeren door een vrouw op hun gedrag te worden aangesproken.’ Gilberte, geboren op Martinique en bijna gepensioneerd, werkte vroeger bij de parkeerpolitie in Marne-la-Vallée en reist nu dagelijks vier uur met de forensentrein naar Parijs. ‘Ik ben niet de enige, het salaris ligt hier hoger.’ Ze gaat niet in uniform naar haar werk en lacht verbaasd over de naïeve vraag. ‘Het is gevaarlijk om in je eentje in uniform in de trein te zitten. We zijn niet graag gezien.’ Zij en haar vrouwelijke collega, afkomstig uit de beveiligingssector, praten vooralsnog voornamelijk met elkaar: ‘De buurt moet nog aan ons wennen.’