Haar man was filosoof en had zich doodgedronken. Of eerlijker geformuleerd: haar man had filosofie gestudeerd, was na zijn studie op een kantoor gaan werken – had het nog geschopt tot chef van een afdeling – maar kon de drank niet laten staan en kreeg een levercirrose waaraan hij uiteindelijk overleed.

Ik leerde hem kennen doordat ik een radioprogramma had gemaakt over Jean-Paul Sartre. Hij schreef me dat hij dat had gehoord en dat hij met Sartre had gecorrespondeerd. Was ik daarin geïnteresseerd?

Uiteraard. Achteraf bleek dat ik zijn mail, door mijn hebzucht vermoedelijk, verkeerd had gelezen. Hij had aan Sartre brieven geschreven en Jean-Paul had hem nooit, maar dan ook nooit teruggeschreven. Sartre’s secretaris, de heer Jean Cau, wel. Nooit meer dan drie regels: ‘Sartre heeft uw brief met interesse gelezen, maar kan u momenteel niet terugschrijven.’

In mijn radioprogramma was ik nogal enthousiast over Sartre geweest, die had ik namelijk persoonlijk ontmoet, en de man meende dat te moeten relativeren. Dat hoorde ik toen ik bij hem thuis was om een bod te doen op die brieven die er niet waren. Sartre was een connard. Dat had ik al vaak gehoord. En dat klopte ook wel. Toen ik dat erkende hadden we eigenlijk geen onderwerp van gesprek meer, dus ging hij door mij de klootzakkerigheid van Sartre onder de neus te wrijven.

Terwijl hij ons wijn inschonk zat zijn vrouw naar ons te loeren. Soms vroeg ik haar iets, maar dat vond ze angstig. Afgelopen jaar kreeg ik een briefje van haar dat haar man was overleden en ze vroeg wat ze met zijn boekenverzameling moest doen.

Ik belde haar en kreeg een vrolijke, leuke dame aan de telefoon. Die herinnerde zich mij nog goed. Ik was een grappige jongen geweest, hoewel haar man zich aan mij had geërgerd. Ze vertelde uitgebreid hoe hij zich had doodgedronken, in een ziekenhuis was gestorven en dat ze opgelucht was. Maar wat moest ze met zijn boekenverzameling doen?

Het woord verzameling wond me op. Dus ik weer naar dat huis. Die boekenverzameling was volstrekt waardeloos. Geen eerste drukken, geen mooie banden, niks bijzonders. Wel veel boeken over filosofie. Nee, geen zin in.

‘Dan zet ik het buiten voor de vuilnisman’, zei ze.

Ik pruttelde wat over antiquariaten en kringloopwinkels, maar ze schudde haar hoofd. Ze was een totaal andere vrouw geworden. Jonger dan toen ik haar leerde kennen.

‘Ik ben 67’, zei ze opeens, ‘ik heb misschien nog een jaar of tien om er iets van te maken. En ik ben van plan dat te doen!’

‘Wat wil je er nog van maken? Wat bedoel je daarmee?’

‘Daar heb ik over nagedacht… Ik wil naar Parijs, Londen, New York. Ik wil naar concerten, ik wil muziek maken. Ik wil op yoga.’

‘Hij dronk omdat hij filosoof was. Of dacht te zijn. Hij wist het altijd beter. Altijd! Ik zei: schrijf het op’

‘Waarom heb je dat niet gedaan?’

‘Dat kon ik niet. Dan werd mijnheer de filosoof ongelukkig.’ Ze vertelde hoe hij haar knechtte. ‘Wie samenwoont met een dronkaard is een slaaf’, zei ze.

Ik dacht aan een vorige vriendin van mij die mij het huis had uitgezet omdat ik te veel dronk, en ik, de slavenhouder, knikte.

‘En weet je waarom hij zoveel dronk?’ vroeg ze.

‘Het is meestal iets genetisch’, zei ik.

‘Niet bij hem. Hij dronk omdat hij filosoof was. Of dacht te zijn. Hij wist het altijd beter. Altijd! Ik zei: schrijf het op. Stuur het naar literaire bladen. Dat deed hij maar ze wilden het nooit hebben. Het enige wat van hem is gepubliceerd ging over het parkeerprobleem in onze straat. In de brievenrubriek van Het Parool.’

‘Triest.’

De vrouw knikte.

‘Ook in zijn eigenlijke werk was hij niet goed. Hij keek op iedereen neer. Ook op mij. Gaandeweg ontdekte hij dat hij eigenlijk geen filosoof was en ook niet zo intelligent en ook niet aardig. Dan blijft de drank over om rancune in te soppen.’

‘Maar waarom ben je toch niet gewoon weggegaan bij hem?’

‘Het feminisme bestaat voor tachtig procent uit woorden en twintig procent uit daden die je zelf moet doen. Maar ze hadden er niet bij verteld dat je daarvoor ook enige moed en intelligentie moet hebben, en ook geestelijk gezond moet zijn. Allemaal zaken waaraan het mij ontbrak.’

Ik haalde mijn schouders op.

‘Maar ik heb nog net tijd om er iets van te maken. Wat dingen zien. Gelukkig hoeft een grote liefde voor mij niet meer. Hij was mijn grote liefde. Ik kon hem niet redden. Nu wil ik egoïst zijn.’