Eindelijk werd de Participatietop dan toch gehouden. Het resultaat: ‘Balkje en Bosje blazen bellen, deel drie’. Na deel één, het regeerakkoord, en deel twee, het glossy ‘Beleidsprogramma’, is er dan nu een akkoord tussen regering en sociale partners onder de veelzeggende titel: ‘Definitieve versie tripartiete beleidsinzet’.
Het is een gênante vertoning in non-communicatie aan het worden. Wat wil Balkende-IV eigenlijk met de arbeidsparticipatie? Het kabinet hinkt op vele gedachten. Gevolg: positieve effecten op de arbeidsparticipatie worden tegengewerkt door negatieve effecten.
Wat zijn de plannen?
Laaggeschoolden hebben het moeilijk. Ze zijn vaker en langer werkloos en hebben een lagere arbeidsparticipatie. Het is daarom goed dat er meer wordt geïnvesteerd in onderwijs en dat leerachterstanden en schooluitval worden voorkomen. Hoe dat wordt gedaan is nog steeds onduidelijk. Het gevaar is levensgroot dat het meeste geld wordt uitgegeven aan hogere lerarensalarissen en gratis schoolboeken.
Voor jongeren tot 27 jaar heeft Balkenende-IV maar twee smaken in de aanbieding: óf werk óf scholing. Een uitkering is er niet meer bij. Prima: als het op jonge leeftijd misgaat, komt het later zelden goed. Maar de stok wordt alleen bij de jongeren gebruikt. Alle andere groepen, die wel politiek worden vertegenwoordigd, worden wortels voorgehouden.
De belastingen voor de laagstbetaalde werknemers worden verlaagd met een inkomensafhankelijke arbeidskorting. Het voordeel is dat het verschil in beloning tussen uitkering en werk toeneemt, en als werk meer loont, neemt de arbeidsparticipatie van kwetsbare werknemers toe. Omdat de arbeidskorting wordt afgebouwd met het inkomen, nemen ook de inkomensverschillen onder werkenden af. Dit is ook het grootste nadeel. De winst van hogere arbeidsparticipatie aan de onderkant verdampt vrijwel volledig omdat de middengroepen meer belasting moeten betalen. De werkgelegenheid wordt beter verdeeld, maar neemt bijna niet toe.
Dan de ouderen. Voor hen komen er gelukkig loonkostensubsidies. Als ouderen voor werkgevers goedkoper worden, neemt de werkgelegenheid toe. Loonkostensubsidies lossen het werkelijke probleem – dat ouderen vaak meer betaald krijgen dan hun arbeidsproductiviteit – niet op, maar het is beter dan niets. Als ouderen niet doorwerken tot hun 65ste, gaan ze ook geleidelijk meer belasting betalen over hun aanvullende pensioenen (boven achttienduizend euro). Als die maatregel al doorgaat, dan is het effect peanuts en blijven ouderen nauwelijks langer aan het werk.
Met de vrouwenparticipatie schiet het niet op. De inkomensafhankelijke arbeidskorting zal vrouwen stimuleren te gaan werken. De ‘aanrechtsubsidie’ (belastingkorting voor partners zonder inkomen) wordt afgebroken. Maar dit gebeurt te langzaam om effect te sorteren. Het ouderschapsverlof wordt uitgebreid, er komen extra subsidies voor zorg en vrijwilligerswerk en de sollicitatieplicht voor bijstandsgerechtigden met jonge kinderen wordt afgeschaft. Daar zijn goede en minder goede redenen voor, maar de vrouwenparticipatie neemt door deze maatregelen af. Bovendien krijgen alle gezinnen, of vrouwen nu wel of niet werken, extra geld voor kinderen. Dat geeft geen extra prikkels. Het is, kortom, twijfelachtig of meer vrouwen gaan werken.
Het enige echte nieuws van de Participatietop zijn de tienduizenden extra melkertbanen voor arbeidsongeschikten en langdurig werklozen. Dit is slecht nieuws. Melkertbanen zijn even fantasieloos als ondoordacht. Voor iedere melkertbaan verdwijnt een baan in de private sector. Mensen krijgen ook geen uitzicht op echt werk. Publieke werkverschaffing wekt slechts valse hoop en levert niets op.
Tot slot: de arbeidsongeschikten. De uitkeringen voor volledig arbeidsongeschikten worden verhoogd. Daarnaast is het keuringscriterium versoepeld en hoeven arbeidsongeschikten boven de 45 niet meer te worden herkeurd. Hoe rechtvaardig ook, de arbeidsdeelname van arbeidsongeschikten zal daardoor afnemen.
Balkenende-IV levert nauwelijks een structurele bijdrage aan de arbeidsparticipatie maar deelt vooral uit. De plannen kosten veel geld en stuwen de belastingdruk op. Ook dat ondermijnt de werkgelegenheidsgroei.
Tweehonderdduizend langdurig inactieven komen beter aan de bak door lastenverlaging en loonkostensubsidies, betaald uit het schrappen van subsidies op non-participatie. Verder door meer gerichte ondersteuning voor werkende moeders en strengere sociale zekerheid.
Een participatiestop dreigt voor vrouwen, laaggeschoolden, langdurig werklozen, arbeidsongeschikten en ouderen. Zij zullen de boot missen, ondanks alle goede intenties en de hoogconjunctuur. Het kabinet blijft bellen blazen.